Skip to main content

Archieven: Nieuws

Neusspray met esketamine wordt onderzocht als middel tegen depressie

Mensen met een depressie die niet goed reageren op de reguliere behandelingen, kunnen sinds anderhalf jaar een neusspray met esketamine krijgen, een narcosemiddel dat ook bekend staat als partydrug. Er is nog maar een klein groepje mensen mee behandeld, maar de eerste resultaten lijken positief. Bij ongeveer de helft nemen de klachten aanzienlijk af.

Een jaar of twintig geleden kwamen de eerste berichten uit de VS dat ketamine (waarvan esketamine een variant is) een sterke werking zou hebben tegen depressie. En dat niet alleen, het middel werkt ook bijzonder snel, soms zelfs binnen een dag. Bij ‘normale’ antidepressiva duurt het gemiddeld vier tot zes weken voordat een effect merkbaar is.

Neusspray met esketamine

Eind 2019 werd esketamine-neusspray als middel tegen depressie in de EU goedgekeurd door de Europese geneesmiddelenautoriteit EMA en enkele maanden later begon de afdeling Psychiatrie van Amsterdam UMC met de eerste behandelingen. Er zijn nu twee groepen patiënten met een ernstige depressie die de neusspray krijgen.

Allereerst mensen die niet reageren op de huidige aanpak met medicijnen, psychotherapie en elektroconvulsietherapie (ECT). Ook loopt er nu een studie bij patiënten die nog wel behandelopties hebben, maar bij wie 2 verschillende antidepressiva onvoldoende effect hadden.

Inmiddels loopt de behandeling anderhalf jaar, maar vanwege covid werden een tijd lang geen nieuwe patiënten opgenomen. Stilaan komt dat nu weer op gang. De eerste resultaten betreffen dan ook maar een kleine groep van 12 patiënten.

Lees het hele artikel op de website van het Amsterdam UMC

Geïnteresseerd in esketamine-behandeling of in deelname aan onze esketamine-studie? Neem dan contact op met je huisarts of vaste behandelaar voor een verwijzing naar Amsterdam UMC locatie AMC. Het is helaas niet mogelijk om de behandelaren rechtstreeks te benaderen.

Kindermishandeling en verwaarlozing hebben verschillende effecten op brein

Kindermishandeling en verwaarlozing kunnen beide leiden tot posttraumatische stressstoornis (PTSS). Wel zijn de effecten van ervaren verwaarlozing en ervaring mishandeling op het brein verschillend. Zo concludeert Lisa van den Berg in haar promotieonderzoek.

The Impact of Trauma

Haar proefschrift draagt de titel ‘The Impact of Trauma’ en was een breed opgezette studie naar de gevolgen van trauma. Waarbij de Leidse onderzoeker inzoomde op de rol van het brein in de overdracht van kindermishandeling tussen generaties. De studie had een grote uitdaging: naast de deelnemers werden ook ouders, kinderen en partners gevraagd deel te nemen. En in de horizontale lijn nog de volwassen broers, zussen en hun kinderen. In totaal deden er 395 deelnemers uit 63 families mee: van 7 tot 88 jaar.

Onderzoeken met behulp van fmri-scanner

De deelnemers kwamen in verschillende samenstellingen naar het lab van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Hier vulden ze verschillende vragenlijsten in en deden ze verschillende computer- en interactietaken met hun familieleden. Bovendien ging iets minder dan de helft (180 deelnemers) in de fmri-scanner waar hun hersenactiviteit in rust en gedurende taken werd gemeten. Een van de taken was om een virtueel balspel te spelen waarin virtuele tegenstanders de deelnemer buitensloten. In het balspel maakte het uit of de andere spelers familieleden of onbekenden waren; de gevolgen van buitensluiten reikten verder dan de familie-context. De reactie in de hersenen bleek echter geen verklarend mechanisme voor intergenerationele overdracht van kindermishandeling.

Gevolgen voor volume hippocampus

Naast deze computertaken bestudeerde Van den Berg het volume van de hippocampus, een belangrijk hersengebied. Het ligt aan de voorkant van de temporaalkwab en is in beide hersenhelften aanwezig. De hippocampus speelt een belangrijke rol bij stressreactie en de opslag van informatie en herinneringen in het geheugen. De vraag van Van den Berg was: ‘hangen volumeverschillen samen met meegemaakte kindermishandeling en mishandelend gedrag?’ Haar bevindingen wezen uit dat meegemaakte mishandeling bij mannen duidelijk samenhing met een kleiner volume van de hippocampus, met name in de rechterhelft. Bij vrouwen was er geen significant verschil. Ook was er geen relatie tussen hippocampaal volume en mishandelend of verwaarlozend gedrag.

PTSS en niet-A1 gebeurtenissen

Kindermishandeling kan leiden tot PTSS-klachten, maar niet alle vormen van mishandeling vallen onder de DSM-criteria voor Posttraumatische Stressstoornis (PTSS). Denk aan emotionele mishandeling en verwaarlozing. Het zogenoemde A1-criterium zegt namelijk dat de diagnose past gesteld kan worden als je bent blootgesteld aan ‘een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld.’ Bekend is echter dat mensen ook last van PTSS kunnen hebben als zij stressvolle gebeurtenissen (niet-A1) hebben meegemaakt. Van den Berg onderzocht of deze klachten verschillen in ernst, aard en prevalentie (voorkomen). Daarvoor keek ze naar data van 1433 deelnemers aan de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA).

Klachten even ernstig tot ernstiger na niet-A gebeurtenis

In een vragenlijst vulden deze deelnemers in wat de vervelendste gebeurtenis is die ze ooit hadden gemaakt. En die werden vervolgens onderverdeeld in twee groepen: A1 en niet-A1. Uitkomst was dat PTSS-klachten na een zogenoemde stressvolle gebeurtenis even ernstig óf zelfs ernstiger waren dan na na een officiële A1-gebeurtenis. 86% had last van dwanggedachten (intrusies), vermijding en/of verhoogde spanning, tegenover 50% bij mensen die een traumatische gebeurtenis hadden meegemaakt. ‘Aan de hand van deze resultaten adviseren wij clinici om meer aandacht te besteden aan PTSS-symptoomprofielen in plaats van de strikte definitie van het A1 criterium uit de DSM aan te houden”, schrijft Van den Berg in het proefschrift.

Bron

Berg, L.J.M Van Den (2021). The impact of trauma: a focus on the neural correlates of intergenerational transmission of child maltreatment. (Doctoral Thesis, Universiteit Leiden, Nederland). Geraadpleegd van: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/handle/1887/3191986?solr_nav%5Bid%5D=0b885809484fdee4e9d7&solr_nav%5Bpage%5D=0&solr_nav%5Boffset%5D=0.

NedKAD-conferentie: Hardnekkig of therapieresistent?

Op 15 oktober 2021 vindt de jaarlijkse conferentie van het Nederlands Kenniscentrum Angst, Dwang, Trauma en Depressie plaats. Dit jaar met de focus op hardnekkige, langdurige psychische klachten. De inschrijving is inmiddels geopend.

Hoewel veel mensen met angst-, dwang- of stemmingsklachten na een psychologische behandeling of door medicatie opknappen, is er toch nog een grote groep die niet van hun klachten afkomt. Hoe noemen we die groep? Onbehandelbaar, therapieresistent? Moeten we verder zoeken naar behandelingen die deze groep met hardnekkige klachten toch kunnen helpen?

Alles op een rij

Tijdens deze conferentie zetten we de effectieve methoden in het behandelen van langdurige depressies, angststoornissen en OCD op een rij. En er wordt ingezoomd op behandelingen die de groep mensen met hardnekkige klachten toch kunnen helpen. Na lezingen door Frenk Peeters, Pim Cuijpers en Gert-Jan Hendriks presenteren vier onderzoekers resultaten van hun actuele onderzoek. ’s Middags zijn er workshops met verdieping in innovatieve behandelmethoden, zoals rTMS, psychedelica, CBASP: Cognitive Behavioral Analysis System of Psychotherapy. Ook is er een ronde workshops over lotgenotencontact, en interventies voor persoonlijk en maatschappelijk herstel.

Leven met langdurige psychische klachten

Hoe kun je je eigen leven inrichten, zodat je met je klachten een acceptabel leven kunt leiden? In het programma is een workshopronde opgenomen waarin we focussen op interventies die mensen helpen te werken aan hun persoonlijk en maatschappelijk herstel. Breng bijvoorbeeld een bezoek aan Bibberbar voor lotgenotencontact. Er is een workshop over Individuele Plaatsing en Steun, een effectieve arbeidsre-integratiemethode voor mensen met psychische problemen die de wens hebben betaald werk te krijgen en te behouden. Ten slotte is er een workshop over Wellness Recovery Action Plan (WRAP). Bij het maken van een WRAP breng je zelf in kaart wat je nodig hebt voor je welbevinden.

Voor wie?

De conferentie is bedoeld voor psychiaters, psychologen, verpleegkundigen, ggz-cliënten en hun naasten.

Plaats

De Eenhoorn Amersfoort [bereikbaarheid]

De voertaal is Nederlands

Accreditatie

Accreditatie wordt aangevraagd bij de FGzPt, de NVvP, VGCt, V&VN en het register Verpleegkundig Specialisten

Meer informatie en inschrijven

Meer aandacht voor trauma bij seksuele minderheden om psychische aandoeningen te voorkomen

Er moet meer aandacht komen voor trauma bij seksuele minderheden. Lesbische, homoseksuele en biseksuele mensen hebben vaker een traumatische ervaring in hun kindertijd dan heteroseksuele mensen, blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen en het Trimbos-instituut. Dit verklaart deels waarom seksuele minderheden een twee tot drie keer groter risico lopen om een psychische aandoening te ontwikkelen.

Er is gebruik gemaakt van gegevens van de studie NEMESIS-2, een grootschalig onderzoek naar de psychische gezondheid van de volwassen bevolking, uitgevoerd door het Trimbos-instituut.

Trauma bij seksuele minderheden

Dat lesbische, homoseksuele en biseksuele volwassenen vaker last hebben van psychische aandoeningen was al eerder bekend. Dat mensen die tot een seksuele minderheid behoren vaker traumatische ervaringen hebben in hun kindertijd (vóór hun 16e) dan heteroseksuele mensen is een nieuw inzicht.

Seksuele minderheden hebben meer te maken met emotionele verwaarlozing, psychische en fysieke mishandeling en seksueel misbruik. Bovendien worden deze groepen in de kindertijd 2,5 keer zo vaak gepest. Het meemaken van deze vormen van mishandeling en gepest worden, verklaren deels waarom lesbische, homoseksuele en biseksuele mensen vaker problemen met hun psychische gezondheid hebben.

Psychische problemen voorkomen

Het is voor lesbische, homoseksuele en biseksuele adolescenten en volwassenen belangrijk dat gezondheidsprofessionals alert zijn op ervaringen met mishandeling, pesten en verwaarlozing. Zo kunnen ernstige psychische problemen mogelijk voorkomen worden.

Bron: Rijksuniversiteit Groningen
De resultaten zijn gepubliceerd in Journal of Psychiatric Research.
Voor inhoudelijke vragen kunt u contact opnemen met dr. Laura Baams.

Universiteit Leiden zoekt deelnemers voor Kinderen bedwingen Angst (KibA)

‘In het project Kinderen bedwingen Angst (KibA) willen we uitzoeken of we de behandeling voor specifieke fobieën bij kinderen nog verder kunnen verbeteren door een trainingsprogramma voor thuis’, zegt de Leidse ontwikkelingspsycholoog Anke Klein. Voor het project worden nog deelnemers gezocht.

Kinderen met een specfieke fobie zijn heel bang voor bepaalde voorwerpen, dieren of situaties. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld erg bang voor spinnen, honden, wespen, harde geluiden, het krijgen van een prik, hoogtes of kleine ruimtes. Veel kinderen hebben last van een specifieke fobie, en dat kan het leven thuis, op school en daarbuiten best moeilijk maken. 

Kinderen bedwingen Angst

Samen met een groot internationaal team hebben de onderzoekers het KibA-programma ontwikkeld om kinderen met een specifieke fobie zo goed mogelijk te kunnen helpen. Met het KibA-programma onderzoeken ze of ze de behandeling van kinderen met een specifieke fobie nog verder kunnen verbeteren met behulp van een oefenprogramma.

Binnen dit onderzoek bieden ze een behandeling aan waarvan ze al weten dat deze voor de meeste kinderen met een specifieke fobie goed helpt.

Het KibA-onderzoek

Er wordt een trainingsprogramma voor thuis met een mobiele app vergeleken, ondersteund door een therapeut, met een programma met instructies van de therapeut. Tijdens de training vormen de kinderen een team met hun therapeut om hun angst te overwinnen. Uw kind leert veel over de situaties waar het bang voor is en leert beter met deze angst om te gaan.

Er wordt geloot welk oefenprogramma uw kind krijgt. Wanneer u en uw kind meedoen aan dit onderzoek komen jullie in totaal 7 keer naar één van de deelnemende instellingen. Deelname is gratis.

Meer informatie en aanmelden voor KibA

Meer informatie is te vinden op de website van Universiteit Leiden en Kenniscentrum Angst & Stress bij Jeugd.

KibA is dagelijks telefonisch of per email bereikbaar.
Telefoonnummer: 071 527 6673
E-Mail: kiba@fsw.leidenuniv.nl

Hogere bloedsuikerwaarde verhoogt kans op depressie op latere leeftijd

Promovenda Anouk Geraets concludeert in haar promotieonderzoek dat schade aan kleine bloedvaatjes in het brein en verhoogde bloedsuikerwaarden een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van depressie op latere leeftijd. Zij verrichtte haar onderzoek bij het Alzheimer Centrum Limburg en de Maastricht Studie bij Maastricht UMC+.

Ondanks dat depressie wereldwijd voorkomt, is het nog niet helemaal duidelijk hoe de mechanismen in elkaar zitten die kunnen lijden tot depressie. Daar wordt veel onderzoek gedaan, zo ook binnen de Maastricht Studie. Deze Studie binnen het Maastricht UMC+ neemt de biologische oorzaken van depressie op latere leeftijd onder de loep. Met name diabetes type 2 (‘ouderdomssuiker’) en de kleine bloedvaatjes in de hersenen zijn onderwerp van onderzoek.

Opzet Maastricht Studie

Rond de 10.000 deelnemers deden mee aan de eerste onderzoeksfase van De Maastricht Studie. Zij ondergingen een uitgebreid medisch onderzoek, met onder andere MRI- en röntgenstraalonderzoeken om een beter beeld te krijgen van botten, bloedvaten en organen. In totaal komen de deelnemers vijf keer langs voor onderzoek.

Diabetes type 2 en groter risico op depressie

Bij diabetes type 2 reageert je lichaam niet meer goed op insuline, een bloedsuikerverlagend hormoon. Hierdoor blijft er te veel suiker in je bloed zitten en heb je schommelingen in de bloedsuikerspiegel. Deze schommelingen veroorzaken kleine schade aan kleine bloedvaatjes, onder andere in de hersenen. Dankzij de MRI-scans die gebruikt zijn tijdens de Maastricht Studie is het nu gelukt om deze schade te meten. Geraets toont aan dat het krijgen van een depressie een mogelijk gevolg is van deze vaatschade.

Goed voor het hart, goed voor de ziel

De gevolgen van diabetes type 2 kunnen beperkt worden met een gezonde leefstijl: veel lichaamsbeweging, gezond eten en niet roken. De resultaten van de Maatrichtse studie laten zien dat deze gezonde leefstijl ook de kans op een depressie verlaten. ‘Een inzicht dat van belang is voor het ontwikkelen van nieuwe preventie- en behandelstrategieën voor depressie op latere leeftijd. Het blijkt in ieder geval dat een leefstijl die goed is voor het hart ook goed kan zijn voor de ziel.’

Bron

Meer jongvolwassenen hoog risico op depressie of angststoornis

1 op de 11 Nederlandse jongvolwassenen liep in 2020 een groot risico op een angststoornis of depressie. Dit komt neer op 9%: 2% meer dan in 2016. De relatie met de coronapandemie wordt nog onderzocht, maar een samenhang lijkt waarschijnlijk.

De cijfers komen naar voren uit de Gezondheidsmonitor 2020. Een onderzoek dat iedere vier jaar de gezondheid, leefstijl en het welzijn op lokaal, regionaal en landelijk niveau in kaart brengt. Deze keer werd de vragenlijst afgenomen tijdens de coronacrisis onder bijna 540.000 mensen van 18 jaar en ouder. De conclusies vormen onder andere een vertrekpunt voor lokaal gezondheidsbeleid.

Risico op angststoornis of depressiehoogrisico jonvolwassenen op depressie of angststoornis per regio

Het onderzoek bevroeg uitgebreid hoe deelnemers zich de afgelopen maand voelden. Aan bod kwamen onder andere vragen als somberheid, lusteloosheid en vermoeidheid. Zo waren er vragen als: “Hoe vaak voelde u zich zo somber dat niets hielp om u op te vrolijken?” Aan de hand van zulke vragen kan het risico op een angststoornis of depressie worden vastgesteld. Bij mensen boven de 35 nam het risico de afgelopen vier jaar licht af, terwijl het bij jongvolwassenen (18-34) juist toenam. Daarnaast kwam een hoog risico vaker voor bij vrouwen, mensen met een laagopleidingsniveau en in de grote steden.

 

Ervaren gezondheid toegenomen

Haak daarop staat dat een hoger percentage van de volwassenen de algemene gezondheid als goed ervoeren. Gemiddeld voor alle volwassenen was dit 80% tegenover 76% in 2016; bij jongvolwassenen lag dit percentage zelfs nog hoger (88%). Er waren wel regionale verschillen: in GGD’s regio’s IJsselland, Gooi & Vechtstreek en Hollands Midden was de ervaren gezondheid het hoogst.

Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen

De Gezondheidsmonitor is een vragenlijstonderzoek dat wordt uitgevoerd door de 25 GGD’en, GGD Ghor Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Nederland, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De vragenlijst richt zich op volwassenen en de laatste editie is afgenomen tussen september en december 2020.  De landelijke gegevens en die per GGD-regio staan vanaf 29 juni 2021 op volksgezondheidenzorg.info met een toelichting.

Preventie bij depressie onder de loep

Psychotherapie verkleint het risico op terugval bovenop antidepressiva bij depressie en is een alternatief voor antidepressiva. Zelfs bij patiënten die een hoog risico hebben op terugval in een depressie. Zo concludeert Josefien Breedvelt, promovenda aan het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (UMC). Tijdens haar promotie deed ze onderzoek naar depressie-preventie en in dit interview deelt ze haar bevindingen met ons.

Waar richtte uw onderzoek zich in het kort op?

‘Mijn onderzoek richt zich op de preventie van veelvoorkomende psychologische problemen, waaronder depressie’, begint Breedvelt haar uitleg. ‘Hoe effectief zijn de huidige interventies in het voorkomen van depressie bij jongeren en jongvolwassenen (primaire preventie)? En: welke terugvalpreventie-behandelingen werken goed voor mensen die één of meerdere depressieve episodes hebben meegemaakt (terugvalpreventie)? Op dit moment bestaan deze twee vormen van preventie naast elkaar, maar in mijn promotieonderzoek stel ik een nieuw model voor die beide integreert in één en hetzelfde model.’

Opzet onderzoek

Haar proefschrift bestond uit zes verschillende studies die uiteenvielen in twee typen systematische literatuuronderzoeken. ‘Meta-analyses en individuele patiënten-data-analyses’, vertelt Breedvelt. ‘Bij de laatstgenoemde heb ik data van over de hele wereld samengevoegd en geanalyseerd. Zo konden we uitspraken doen over wat voor wie werkt bij het voorkomen van terugval bij depressie. Dat gaf veel inzichten! Ook heel waardevol waren de workshops die ik samen met jongeren heb gedaan, waarmee ik het preventieve effect van sociale cohesie in de buurt beter in kaart wist te brengen.’

Wat waren de belangrijkste conclusies?

‘Allereerst laat mijn onderzoek zien dat we nog niet weten of we depressie bij jongvolwassenen daadwerkelijk kunnen voorkomen met de huidige interventies. Dus toekomstig onderzoek blijft belangrijk! Voor terugval of terugvalpreventie vond ik dat patiënten meerdere opties hebben om terugval in een depressie te voorkomen. Toevoegen van een psychotherapeutische behandeling aan antidepressiva verkleint het terugvalrisico het meest, bleek uit de meta-analyse met 1,559 patiënten. Met wel 15% in vergelijking met mensen die alleen antidepressiva slikten. Therapie kan bovendien een goed alternatief zijn voor medicatie, ongeacht factoren die het risico op terugval verhogen. Risicofactoren zijn bijvoorbeeld het aantal depressies dat een patiënt heeft doorgemaakt en de hoeveelheid depressieve klachten na herstel.

Welke vertalingen ziet u voor de klinische praktijk?

‘Mijn onderzoek laat heel goed zien dat patiënten na herstel meerdere opties hebben om de kans op terugval zoveel mogelijk te verkleinen. Voor behandelaars én patiënten zijn er dus meer keuzes. Gezien de effectiviteit van een psychologische interventie pleit ik daarnaast voor het routinematig aanbieden van deze interventies in de geestelijke gezondheidszorg. Behandelaars hebben daarbij de keuze uit Preventieve Cognitieve Therapie (PCT) of een variant waar meditatieoefeningen worden gedaan; Mindfulness-Based Cognitieve Therapie (MBCT). Bij mensen die antidepressiva blijven slikken, lijkt alleen PCT beschermende effecten te hebben.

CV Josefien Breedvelt

Josefien Breedvelt behaalde haar Bachelor Psychologie cum laude aan de Rijksuniversiteit Groningen en haar Master Mental Health Sciences aan King’s College London. Hierna vervulde ze verschillende onderzoeksfuncties bij onder andere de Mental Health Foundation, Universiteit van Amsterdam en UMC Amsterdam. Bij laatstgenoemde promoveerde ze uiteindelijk op haar proefschrift. Delen van dit proefschrift zijn te downloaden via handle.net; voor de gehele kopie kunt u een mail sturen naar j.j.breedvelt@amsterdamumc.nl.

Meer psychische klachten onder studenten door corona

Door de corona-pandemie kampen meer studenten met psychische problemen. Eenzaamheid, somberheid, angst en zelfs depressie zijn de klachten zij het vaakst noemen. Zo concludeert Caring Universities in een rapport over het psychisch welzijn onder studenten.

Caring Universities trekt deze conclusies uit de antwoorden die studenten gaven. In een vragenlijst werd hen gevraagd naar hoe zij de pandemie ervaren en hoe ze omgaan met de gevolgen ervan. De vragenlijst viel bij 115.000 studenten op de digitale deurmat; ondertussen zijn er al 11.000 antwoorden binnen. Bijna een kwart van de studenten (23,9%) verwacht studievertraging op te lopen door corona en bijna de helft (49,1%) vindt dat online les volgen een negatief effect heeft op hun studie.

Slechtere concentratie, angst en somberheid

Studenten geven in grote getalen aan meer last te hebben van psychische klachten dan vóór de pandemie. 60% kan zich minder goed concentreren, 67.1% voelt zich eenzamer en 63.7% heeft last van somberheid. De onderzoekers vergeleken de resultaten met  juni 2020 en daarbij sprong ook nog in het oog dat meer studenten last hadden van matige tot ernstige depressieve klachten. Bovendien hadden 2.3% meer studenten last van matige tot ernstige angstklachten. Corona laat flink zijn sporen na op de mentale gezondheid van studenten!

Lage respons, serieus signaal

Een kanttekening bij de conclusies is dat respons relatief laag was, namelijk 9.5%. Hierdoor is het onderzoek mogelijk niet representatief voor de hele studentenpopulatie. Het ligt voor de hand dat studenten sneller geneigd zijn de vragenlijst in te vullen als ze zich herkennen in psychische klachten. Ondanks deze beperking neemt Caring Universities de signalen serieus en blijft ze zoeken naar mogelijkheden om studenten blijvend te helpen.

Over Caring Universities

Caring Universities is een initiatief van vier Nederlandse universiteiten: Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht en Universiteit Maastricht. Inzet is om het psychisch welzijn van studenten te vergroten. “Studentenwelzijn staat hoog op de agenda bij de universiteiten”, aldus Karin Bijker van de Vrije Universiteit Amsterdam. “Daarom werken wij tijdens de coronacrisis nog harder om studenten zo goed mogelijk te ondersteunen.”

Online hulp voor studenten

Dit doet Caring Universities onder meer door een online programma dat zich focust op de gevolgen van de coronacrisis voor studenten. Hoe kunnen zij hier beter omgaan? Één pijler van het programma is om de weerbaarheid te vergroten. Sascha Struijs, coördinator Caring Universities: “Daarbij kan worden gedacht aan het vinden van de balans tussen studie en privé, fysiek actief blijven en omgaan met negatieve gedachten. Daarbij worden studenten begeleid door speciaal opgeleide e-coaches.”

Onbewuste, cognitieve processen spelen belangrijke rol bij PTSS

Naast het trauma zelf bepalen cognitieve vertekeningen (biases) en automatisch vermijdingsgedrag de ernst van Posttraumatische Stressklachten. Zo concludeert Pascal Fleurkens, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog en postdoc bij Pro Persona  aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in zijn proefschrift. Wij stelden hem een aantal vragen over zijn promotieonderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

‘Ik onderzocht onder andere de werking van twee cognitieve biases bij patiënten met PTSS die seksueel misbruik hebben meegemaakt.  Een cognitieve bias is een vertekening in hoe mensen emotionele informatie verwerken. Aandacht, geheugen en interpretatie zijn kort door de bocht de drie meest onderzochte cognitieve vertekeningen. Bij een aandachtsbias hebben patiënten de onbewuste neiging om de aandacht automatisch op negatieve of bedreigende informatie te richten. Deze vinden ze moeilijk om los te laten. Een cognitief proces dat een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling en instandhouding van PTSS.’

Aandachtsbias bij PTSS-klachten

‘Welke soort informatie zet de aandachtsbias in gang? Dit zijn woorden die direct gelinkt zijn aan het trauma: die negatief zijn, over het misbruik gaan. Denk aan woorden als ‘verkrachting’ en ‘aanval’. Dit hebben we gemeten met de Emotionele Stroop Task (EST). Daarnaast wordt hun aandacht sneller getrokken door positieve woorden die voor hen een negatieve associatie hebben, zoals ‘naakt’ en ‘intiem’. Dit gebeurde vooral bij patiënten met een verhoogde arousal, waakzaamheid. Op basis hiervan vermoeden we dat waakzaamheid en aandachtsbias een directe relatie met elkaar hebben.

Hoe zit het met automatisch vermijdingsgedrag bij PTSS?

Naast cognitieve vertekeningen nam Fleurkens het onbewuste vermijdingsgedrag bij dezelfde groep onder de loep. Welke informatie en situaties gaan die mensen vanzelf, zonder dat ze zich ervan bewust zijn, uit de weg? ‘Dit zijn foto’s van situaties die te maken hebben met hun trauma, maar ook foto’s van verkeersongelukken. Een intiem stel daarentegen vermijden ze dan weer niet. Een belangrijk verschil met de studie naar aandachtsbias bij PTSS! Daaruit trekken we de conclusie dat bij vermijdingsgedrag het bedreigende karakter van informatie doorslaggevend is; bij aandachtsbiases het trauma-gerelateerde thema van de informatie.’

Onbewuste versus gecontroleerde vermijding

‘Interessant is dat we in deze studie de onbewuste vermijding bij PTSS hebben vergeleken met de gecontroleerde’, vertelt Fleurkens. ‘Dit maten we met de Approach-Avoidance Task (AAT): de deelnemers moesten met een joystick plaatjes wegduwen (vermijden) of naar zich toe halen. Naast de joystick-taak namen we een vragenlijst af over wat ze vermeden hadden. Daar vulden ze deels anders dingen in! Dit laat zien dat gecontroleerde en onbewuste, automatische vermijding deels zijn losgekoppeld van elkaar. In onze ogen een belangrijke bevinding, want dit wijst uit dat sommige processen automatisch zijn. Hierdoor kun je er moeilijker bij, terwijl het op de achtergrond wel heel erg meespeelt. En ervoor zorgt dat de PTSS in stand wordt gehouden of dat een patiënt terugvalt.’

Jeugdtrauma en negatieve geheugenbias bij psychische problemen

Op het einde van zijn promotie onderzocht Fleurkens de rol van jeugdtrama en negatieve geheugenbias bij comorbiditeit (het hebben van twee of meer psychische stoornissen) en brede psychische problemen. ‘Mensen met een negatieve geheugenbias onthouden onbewust makkelijker en sneller negatieve informatie. Terwijl trauma gelinkt is aan de mentale problemen, voorspelde met name deze bias de ernst en duur van de klachten en het psychosociaal functioneren. Een inzicht dat we goed in de klinische praktijk kunnen gebruiken, want we krijgen vaak te maken met patiënten die meerdere psychische ziekten hebben.’

Welke verdere klinische implicaties heeft uw onderzoek?

‘Om écht iets voor de klinische praktijk te betekenen, moeten onze onderzoeksresultaten eerst herhaald, gerepliceerd worden’, vindt Fleurkens. ‘Dan kun je met meer zekerheid uitspraken doen. In ieder geval laat het wel al zien dat het voor een behandelaar belangrijk is om aandacht te hebben voor onbewuste vermijding. Op dit moment vragen behandelaars ernaar, maar dit geeft niet een 100% kloppend beeld. Mensen met PTSS hebben immers niet altijd zicht op welke gebeurtenissen, situaties of personen ze onbewust vermijden. In de toekomst zou het mooi zijn als de computertaken die wij hebben gebruikt ook in te zetten zijn binnen de geestelijke gezondheidszorg. Hiervoor is echter doorontwikkeling nodig, want ze zijn nog niet valide en betrouwbaar genoeg.’

CV Pascal Fleurkens

Pascal Fleurkens volgde de Research Master Behavourial Science en Klinische Psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Na verschillende functies binnen de psychologie rondde hij in mei 2021 zijn promotie-onderzoek af aan dezelfde universiteit. Daarnaast werkt hij sinds 2018 als GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog bij Pro Persona.