Skip to main content

Archieven: Nieuws

Subklinische angst gaat niet vanzelf over

Ongeveer 1 op de 10 mensen in Nederland heeft last van subklinische angst en bij ruim 4 op de 10 mensen gaan deze klachten niet vanzelf over. Dit blijkt uit onderzoek van het Trimbos-instituut in samenwerking met de afdeling psychiatrie van Amsterdam UMC en GGZ inGeest naar het voorkomen en beloop van subklinische angst.

In het onderzoek werden gegevens gebruikt van de tweede en derde metingen van de studie NEMESIS-2 (Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2), een grootschalig onderzoek naar de psychische gezondheid van de volwassen bevolking. Voor de huidige studie is uitgegaan van 4528 mensen, die aan alle drie de metingen hebben meegedaan.

Subklinische angst gaat niet vanzelf over

Mensen met subklinische angst ervaren wel angstsymptomen, maar hebben geen angststoornis op basis van de DSM-IV criteria. Van de respondenten rapporteerde 11 procent subklinische angstklachten en 4 procent een DSM-IV angststoornis.

Na drie jaar was 57 procent van de mensen met subklinische klachten opgeknapt. 29 procent had echter nog steeds subklinische klachten en bij 14 procent waren de subklinische angstklachten verergerd tot een angststoornis.

Risicofactoren voor subklinische angst

Risicofactoren voor het behouden of verslechteren van de subklinische angstklachten waren gerelateerd aan kwetsbaarheidsfactoren zoals ouderlijke psychopathologie, andere psychische klachten naast de angstklachten en verminderd functioneren. Deze laatste risicofactor zou mogelijk een signaal kunnen zijn in het herkennen van deze mensen om (preventieve) behandeling aan te bieden om functionele beperkingen en ziektelast te verminderen.

Bron: Trimbos Instituut

“Sporten kan risico op depressie verlagen”

Sporten kan het risico op depressie verlagen. Wie een kwartier per dag intensief beweegt, heeft 26 procent minder kans om depressief te worden. Dit blijkt uit een grootschalig onderzoek van de universiteit van Massachusetts dat werd gepubliceerd in JAMA Psychiatry.

De onderzoekers bestudeerden de genetische data van 300.000 Amerikanen. Er bleek een duidelijk verband tussen veel sporten en depressies.

Het gaat hierbij om stevig sporten, zoals hardlopen, wielrennen of andere activiteiten waarbij je hartslag flink omhoog gaat. Minder intensief bewegen, zoals wandelen of tuinieren, kan hetzelfde effect hebben, mits het langere tijd wordt uitgevoerd.

Sporten kan het risico op depressie verlagen

Eerdere onderzoeken liet zien dat er een link is tussen sporten en depressie, maar volgens de onderzoekers is het voor het eerst dat is aangetoond dat sporten daadwerkelijk de kans op een depressie verlaagt. Hiervoor hebben zij gebruik gemaakt van Mendeliaanse randomisatie, waarbij genetische variatie als surrogaatmarker voor de risicofactor wordt gebruikt.

Bronnen: NY TimesJAMA Psychiatry

Werkboekje ‘Ik verzamel moed’ voor mensen die strijd aan willen gaan met hun angst

Onlangs verscheen het werkboekje ‘Ik verzamel moed’ van vormgever en ervaringsdeskundige Daan Rietbergen. Dit werkboek is voor iedereen die soms bang is en zijn grenzen wil verleggen. Het is geschikt voor alle soorten moed, dus ook bij paniekaanvallen of een angststoornis.

‘Ik verzamel moed’ is gemaakt voor mensen die zichzelf te bang vinden. Voor mensen die moedig genoeg zijn om de strijd aan te gaan met hun angst.

Werkboekje ‘Ik verzamel moed’

Het werkboekje bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over de achtergrond van angst. In het tweede deel kan men aan de slag. Het bestaat uit lege bladzijden waar iemand de moedige acties op gaat schrijven. Zo kan men precies zien waarmee men bezig is en bovendien geeft dit een mooi overzicht van alle moedige dingen die iemand al heeft gedaan.

“In de periode dat ik zoveel last had van angst heb ik een heleboel dingetjes verzameld die te maken hadden met een overwinning. Het werd een hele verzameling van treinkaartjes, toegangsbewijzen, spaarzegels, bonnetjes, en nog veel meer. Zo verzamelde ik bijvoorbeeld elke keer de stickertjes van het fruit dat ik kocht tijdens het boodschappen doen. Boodschappen doen vond ik toen namelijk heel beangstigend. Elke keer toch naar de winkel gaan en iets kopen was dus zeker een overwinning. Ik heb toen alles verzameld in een boekje. Voor mij een tastbaar symbool van de goede weg die ik op ging; mijn overwinning op mijn angst.”
~Daan Rietbergen, auteur ‘Ik verzamel moed’

Handige tips en adviezen tegen angst

Klinisch psycholoog Anneke Eenhoorn werkte mee aan dit moed-verzamelboekje en geeft handige tips en adviezen.

“Als je situaties die je eng vindt vermijdt wordt het steeds moeilijker om dat waar je bang voor bent te gaan doen. De cirkel van iets niet durven houdt zich zelf als het ware in stand; je voelt je angstig, je gaat die angst uit de weg, je wordt nog angstiger, je durft nog minder, etc. Wil je van je angst afkomen dan ga je proberen die cirkel te doorbreken.”
~Anneke Eenhoorn, auteur ‘Ik verzamel moed’ 

Ook de ADF-Stichting leverde een bijdrage en presenteert het boek op haar jubileumcongres in september 2018.

‘Ik verzamel moed’ is verkrijgbaar bij uitgeverij Lannoo.

‘Depressie en ongezond eten gaan hand in hand’

Ongezonde eetgewoontes hangen samen met depressie. Dit concluderen diëtiste Deborah Gibson-Smith en psycholoog Nadine Paans in hun onderzoeken naar de rol van voeding bij depressie. Paans: ‘Het hebben van een depressie beïnvloedt wat en waarom mensen eten. Zo hangt depressie bijvoorbeeld samen met het vaker eten van hartige snacks.’ Beiden zijn deze week gepromoveerd.

Obesitas en depressie komen beide veel voor in Nederland. Depressie treft een op de vijf mensen in ons land terwijl een derde van de Nederlanders overgewicht heeft of zelfs obees is. Het is bekend dat depressie en overgewicht vaak samen voorkomen, maar hoe ze precies samenhangen en welke factoren hierbij een rol spelen is nog onduidelijk. ‘Om dit te onderzoeken ging in 2014 het MooDFOOD project van start. Hierin wordt de rol van voeding, voedinggerelateerd gedrag en obesitas bij depressie onderzocht’, vertelt Paans.

Eetpatroon

Diëtiste Gibson-Smith focust zich in haar onderzoek op de relatie tussen obesitas en voeding met depressie. In haar onderzoek onder bijna 3000 deelnemers toont ze aan dat mensen die lijden aan een depressie ongezondere eetpatronen hebben dan mensen zonder depressie. ‘Vooral lage innames van groenten en volkoren granen hangen samen met een ernstige depressie’, vertelt ze.

Psycholoog Paans richt zich meer op de relatie tussen verschillende eetstijlen en depressie. Zij toont  aan dat mensen met een depressieve stoornis vaker last hebben van emotioneel en extern eten. Emotioneel eten is het gevolg van negatieve emoties. Extern eten gaat over het eten naar aanleiding van signalen uit de omgeving, bijvoorbeeld het ruiken van iets lekkers. ‘Daarnaast vond ik dat depressie samenhangt met het vaker eten van hartige snacks’, vertelt Paans. Dit komt waarschijnlijk door het verhoogde externe eten bij depressieve mensen waardoor ze dus vaker naar hartige snacks grijpen dan niet depressieve mensen.

‘Ons onderzoek suggereert dat er een relatie is tussen ongezonde eetgewoontes en depressie’, zegt Gibson-Smith. Ze legt uit dat het verbeteren van eetgewoontes door bijvoorbeeld leefstijlcoaching mogelijk kan bijdragen aan het verminderen van depressie. Paans: ‘Met ons onderzoek werken we hopelijk toe naar zo optimaal mogelijke, op maat gemaakte behandelingen die depressie en overgewicht een halt toe kunnen roepen.’

Bron: Amsterdam UMC

Kwart miljoen euro voor verbeteren depressiezorg dementerenden

De Open Universiteit en de Radboud Universiteit hebben 240 duizend euro gekregen om onderzoek te doen naar het effect van strategieën die mensen ondernemen naast een officiële behandeling in de zorg voor dementerende verpleeghuisbewoners met depressie.

Beter worden zonder ‘echte’ behandeling

Roeslan Leontjevas en Debby Gerritsen gaan onderzoeken wat in de praktijk gebeurt naast een officieel ingezette behandeling als een verpleeghuisbewoner met dementie een depressiediagnose krijgt. Leontjevas: ‘We zagen in eerder onderzoek dat mensen beter worden nadat hun diagnose bekend wordt, ook al worden ze niet of niet optimaal behandeld. De bewoners zelf, hun familie en de zorgmedewerkers kunnen bepaalde acties ondernemen waardoor een zogenaamd niet-specifiek effect ontstaat. Daar is nog weinig over bekend.’

Innovatieve methoden

De onderzoekers willen (bij de OU ontwikkelde) innovatieve methoden gebruiken om dergelijke acties in kaart te brengen die men bewust of onbewust (zonder er goed over na te denken) onderneemt. Gerritsen: ‘Veel psychosociale interventies worden top-down bedacht, vanuit een bepaalde theorie, maar het is ook belangrijk om te leren van de bestaande succesvolle ervaringen in de praktijk als we de persoonsgerichte zorg willen verbeteren.’

Samenwerking

Roeslan Leontjevas werkt als universitair docent bij de Open Universiteit en doet veel onderzoek binnen het Universitair Kennisnetwerk Ouderenzorg Nijmegen. Het onderzoeksgeld is toegekend in het kader van de RIHS-Junioronderzoeksronde. Het promotietraject, dat vier jaar duurt, wordt uitgevoerd samen met wetenschappers van zowel Radboudumc als OU. Namens de Open Universiteit nemen behalve Roeslan Leontjevas ook Jacques van Lankveld, Slavi Stoyanov en Peter Verboon deel aan het project.

Bron: Open Universiteit

Themanummer over behandeling van depressie en angstklachten bij kinderen en adolescenten

De Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie brengt op gezette tijden het Tijdschrift Kinder- & Jeugdpsychotherapie  uit.  Onlangs is een themanummer verschenen over depressie. Het tijdschrift bevat artikelen over behandeling van depressie en angstklachten bij kinderen en adolescenten.

“De zorgstandaard Depressie voorziet in de mogelijkheid om depressieve adolescenten op een adequate wijze te behandelen”, schrijft Yvonne Stikkelbroek in haar inleiding. Toch noemt zij een aantal zorgen. Er zijn nog te veel jongeren die geen hulp krijgen, bij wie de hulp onvoldoende werkt, en die terugvallen.

“De bijdragen in dit nummer geven richting aan de komende twintig jaar waarin we ervoor zorgen dat adolescenten tijdig die (preventieve) behandeling ontvangen die bij hen past. Wetenschappelijk onderzoekers zijn hard bezig met het vinden van oplossingen voor de eerdergenoemde knelpunten. Maar in de tussentijd moeten wij psychotherapeuten zelf aan de slag met het zo veel mogelijk objectiveren van veranderingsprocessen en resultaten in de dagelijkse psychotherapeutische praktijk. Dat kan door het single case design en door de vele digitale middelen die het in kaart brengen van veranderingsprocessen mogelijk maken. Het zal meer inzicht in de knelpunten opleveren en daarmee creatieve oplossingen genereren. Nog belangrijker is dat we onze cliënten een onderbouwde effectieve gepersonaliseerde behandeling kunnen bieden.”

Het Tijdschrift Kinder- & Jeugdpsychotherapie is verkrijgbaar via https://www.vkjp.nl/het-tijdschrift

Losse nummers zijn na te bestellen voor € 15,00 plus verzendkosten.

‘Stresshormoon kan exposure-therapie bij PTSS misschien verbeteren’

Benno Roozendaal, neurowetenschapper bij het Radboudumc en het Donders Instituut, heeft een TOP-subsidie ontvangen van ZonMw. Hij gaat die gebruiken om met Erno Hermans, Robbert-Jan Verkes en Gert-Jan Hendriks de rol van het stresshormoon cortisol te onderzoeken bij de exposure-therapie die wordt toegepast bij patiënten met posttraumatisch stresssyndroom (PTSS). Exposure-therapie werkt bij ongeveer de helft van de patiënten. Mogelijk kan dat percentage omhoog door gericht gebruik van cortisol bij de juiste patiënten

Posttraumatische-stressstoornis (PTSS) is een ernstige psychiatrische aandoening, die wordt gekenmerkt door oncontroleerbare angstreacties. De stoornis kan het gevolg zijn van ingrijpende traumatische gebeurtenis eerder in het leven, zoals seksueel misbruik, fysieke mishandeling of oorlogservaringen.

Exposure-therapie, ook wel blootstellingstherapie genoemd, zorgt ervoor dat patiënten zich in een veilige omgeving bevinden en roept dan het opgelopen trauma weer op. Op deze manier – het herbeleven van het trauma in een veilige omgeving – wordt geprobeerd de angst bij de patiënt blijvend te verminderen.

Te weinig stresshormoon
Exposure-therapie is een van de meest effectieve behandelingen voor PTSS. Toch werkt ze maar bij ongeveer de helft van de patiënten en bij de andere helft dus niet. Hoe dat komt is onbekend.

Met de TOP-subsidie gaan Roozendaal en zijn collega’s onderzoeken of de exposure-therapie met name faalt bij patiënten bij wie de cortisol reactie bij stressvolle reacties niet goed meer werkt. Normaal komt cortisol vrij wanneer iemand in een stressvolle situatie terecht komt. Het hormoon speelt een rol bij het vermogen om goed met die situatie om te gaan.

Angstvermindering
Roozendaal: “Bij sommige patiënten zien we een zwakke cortisol respons, met name bij de patiënten die al in de vroege kindertijd traumatische ervaringen hebben meegemaakt. Kennelijk is er iets mis met hun stressreactie. Dat gaan we nu onderzoeken, allereerst in ratten. We bekijken of een verzwakte cortisol reactie in deze dieren inderdaad leidt tot een zwakkere uitdoving van de angstreactie.

Zo ja, dan wordt het interessant om te onderzoeken of cortisol kan zorgen voor angstvermindering bij patiënten met PTSS. En nog specifieker: of dat vooral effect heeft bij patiënten met zo’n verstoorde, zwakkere cortisol respons.”

Als dit experimenteel onderzoek voldoende bewijs oplevert voor de hypothese, dan kan het mogelijk bijdragen aan een meer gepersonaliseerde behandeling van PTSS.

Subsidie voor onderzoek naar relatie tussen ouderdomsdepressie en schade aan kleine bloedvaatjes in het brein

Onderzoeker Thomas van Sloten van het Maastricht UMC+/Universiteit Maastricht heeft 123.000 euro subsidie ontvangen van de Hartstichting. Hiermee gaat hij de relatie tussen ouderdomsdepressie en schade aan kleine bloedvaatjes in het brein onderzoeken. Op die manier zoekt hij naar mogelijkheden om depressie te voorkomen.

Van Sloten is als onderzoeker verbonden aan het Maastrichtse onderzoeksinstituut CARIM. Hij kijkt of genetische variaties, die samenhangen met hoe de allerkleinste vaatjes in de hersenen werken, het risico op een depressie vergroten. En hij analyseert of veranderingen in de bloedvaatjes in het oog dit ook doen.

Ouderdomsdepressie en schade aan kleine bloedvaatjes in het brein

Bij een depressie communiceren verschillende hersengebieden niet goed meer met elkaar. Daarom bestudeert Van Sloten ook of verbindingen tussen de hersengebieden beschadigd raken, doordat de kleinste vaatjes slecht werken. Daarnaast onderzoekt hij of het verhoogde depressierisico bij hart- en vaatpatiënten te wijten is aan een slechte werking van de kleinste bloedvaatjes. Zij hebben vaker ouderdomsdepressies dan mensen zonder hart- en vaatziekten.

Zeker de helft van de patiënten met ouderdomsdepressie heeft geen baat bij antidepressiva. Daarom onderzoekt Van Sloten ook of medicijnen, die de allerkleinste bloedvaatjes beter laten werken, ook een depressie kunnen voorkomen.

Dekkerbeursen voor onderzoek naar hart- en vaatziekten

Van Sloten is één van de tien wetenschappers die een Dekkerbeurs van de Hartstichting kreeg uitgereikt voor wetenschappelijk onderzoek naar hart- en vaatziekten. Bij de selectie van de beurzen wordt gekeken naar de kwaliteit van de onderzoeker én de kwaliteit van het onderzoek. De onderzoekers werken allemaal aan een universitair medisch centrum of universiteit.

Bron: Hartstichting, MUMC

Bij mensen met depressie ontbreken twee groepen bacteriën in hun darmen

Mensen die lijden aan een depressie missen twee groepen bacteriën in hun darmen, zo blijkt uit grootschalig onderzoek van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) en de KU Leuven. Een volgende stap is het onderzoeken of deze specifieke bacteriën een rol kunnen spelen in de behandeling van depressie.

In het Vlaams Darmflora-project bestudeerden professor Jeroen Raes (VIB-KULeuven) en zijn team bij meer dan duizend mensen het verband tussen bacteriën die aanwezig zijn in de ontlasting en een diagnose depressie. Op basis van hun data konden de onderzoekers specifieke groepen micro-organismen aanduiden die verband hebben met mentale gezondheid.

Twee groepen bacteriën ontbreken

Twee soorten groepen van bacteriën, Coprococcus en Dialister, komen wel voor in de ontlasting van gezonde mensen, maar ontbreken bij mensen met een depressie. Deze resultaten werden bevestigd in een onafhankelijke groep deelnemers aan het Nederlandse Lifelines project, en in een groep depressiepatiënten in het Universitair Ziekenhuis in Leuven.

“De link tussen onze darmflora en onze mentale gezondheid is een controversieel onderwerp in het microbioom-onderzoek”, vertelt prof. Raes op de website van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie. “In ons onderzoek hebben we verschillende groepen bacteriën kunnen identificeren die lijken samen te vallen met depressie en levenskwaliteit in een diverse groep mensen.”

Stoffen die ons brein beïnvloeden

De onderzoekers creëerden ook een computertechniek die bacteriën kunnen identificeren die interactie aangaan met het menselijk zenuwstelsel. Op basis van een analyse van meer dan 500 darmbacteriën, stelden ze een catalogus samen van bacteriën die stoffen produceren die ons brein en zenuwstelsel kunnen beïnvloeden. Sommige van die bacteriën bleken een heleboel van die stoffen aan te maken.

Prof. Raes: “Het idee dat stoffen geproduceerd door de micro-organismen in ons lichaam ons brein – en dus ons gedrag en onze gevoelens – beïnvloeden is intrigerend, maar deze link tussen buik en brein is vooral onderzocht in proefdieren.”

Verband tussen darmbacteriën en de mentale gezondheid

Het onderzoek naar een mogelijk verband tussen darmbacteriën en de mentale gezondheid staat nog in de kinderschoenen. De resultaten van deze analyses moeten dan ook nog bevestigd worden in experimenten, maar helpen nu al met het sturen en versnellen van toekomstig onderzoek naar de links tussen ons microbioom en ons brein. Dit leidt in de toekomst wellicht tot behandelingen die de mentale gezondheid verbeteren of depressieve klachten zelfs helpen voorkomen.

Bron: Vlaams Instituut voor Biotechnologie
Lees de publicatie: The neuroactive potential of the human gut microbiota in quality of life and depression,  Valles-Colomer et al., Nature Microbiology 2019?

Depressie en intertekstualiteit in hedendaagse autobiografische literatuur

Autobiografieën over depressie kunnen een belangrijke rol spelen in het verspreiden van kennis over depressie – vaak volksziekte nummer één in de samenleving genoemd. Daarmee leveren ze een belangrijke bijdrage aan het publiek debat, én bieden ze belangrijke inzichten voor patiëntenorganisaties en het brede publiek. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Anne-Fleur van der Meer.

Verteltechnieken

Bekende voorbeelden van autobiografieën zijn de bestsellers ‘Pil’ van cabaretier Mike Boddé en ‘Kikker gaat fietsen’ van Maarten van Buuren. Met behulp van gedetailleerde tekstanalyses heeft Van der Meer verteltechnieken onderzocht waarmee in deze en andere recente autobiografische boeken over depressie is geschreven. Zij keek dus niet alleen naar wat er over depressie wordt verteld, maar ook hoe dat gebeurt.

Van der Meer: “Het belangrijkste inzicht uit mijn onderzoek is dat de boeken ons met bijzondere verteltechnieken leren wat depressie bij hoofdpersonen en hun omgeving teweegbrengt. Belangrijk is bijvoorbeeld de grote behoefte aan kennis en regie over de eigen gezondheid. Wat je in de boeken ziet zijn de verwoede pogingen deze regie terug te krijgen door bijvoorbeeld het zoeken naar medische informatie. Hoofdpersonen zoeken in medische handboeken, raadplegen zelfhulpliteratuur en websites, informatie die ze vervolgens in de autobiografie een plaats geven.

Autobiografie als zelfhulpgids

Van der Meer vond in de autobiografieën veel quotes van psychiaters, citaten uit handboeken, zinnen uit wetenschappelijke artikelen, kopieën van gezondheidswebsites, enzovoort en ook andere onverwachte bronnen. “Je vindt in de autobiografieën trouwens ook veel verwijzingen naar films en grote literaire werken van bijvoorbeeld Dante, Sartre en Couperus.” Met behulp van zogeheten intertekstualiteitsonderzoek heeft Van der Meer deze referenties onderzocht: op welke manier komen deze bronnen in de autobiografieën terecht?

Ze ontdekte dat deze bronnen vaak niet letterlijk worden overgenomen, maar aanpassingen en verdraaiingen ondergaan en dat ze door de hoofdpersonen ook worden becommentarieerd. Zo geven de boeken op hun beurt unieke antwoorden aan patiënten, hun naasten en het brede publiek op de vele vragen waarmee depressie in de samenleving omringd is. “De boeken worden eigenlijk zelf een soort zelfhulpgidsen.”

Depressie in Nederland

Volgens het Trimbos Instituut hebben op dit moment zo’n 800.000 Nederlanders een depressie. Een serieus probleem voor de volksgezondheid. Het onderwerp krijgt dan ook enorm veel aandacht. Van depressiequizzen met BN’ers, feestelijke depressiegala’s en overheidscampagnes op radio en televisie, tot gezondheids-apps en zelftests op het internet.

Van der Meer: “Er wordt tegenwoordig veel gedaan om onze kennis over depressie te vergroten én om het taboe weg te nemen dat op depressie rust. Patiënten laten zelf ook van zich horen. Ze delen hun ervaringen met het brede publiek. Opvallend vaak via – goed verkopende – autobiografische boeken waarin ze hun ziekte-ervaringen openbaar maken. Daarmee leveren ze een belangrijke bijdrage aan het publieke debat.”

Boeken Top 5

“Het lezen van literatuur kan iemand met een depressie helpen”, zegt letterkundige Anne-Fleur van der Meer. Zij las voor haar promotieonderzoek tientallen boeken over het onderwerp en deelt haar absolute top 5 met EenVandaag.

Interview met Anne-Fleur van der Meer

Zorgethiek interviewde de onderzoekster over haar proefschrift.

 

Het proefschrift van Anne-Fleur van der Meer, “Ladders naar het licht”, is verkrijgbaar als boek (Eburon, Delft).

 

 

 

 

 

 

Bron: VU, EenVandaag, Zorgethiek