Skip to main content

Archieven: Nieuws

YOUth-lezing: Hoe gaat het met de jeugd van Nederland?

Tijdens een YOUth-lezing op 21 januari bij de Universiteit Utrecht geeft hoogleraar Marloes Kleinjan van het Trimbos Instituut aan de hand van de laatste cijfers en vanuit wat de jongeren zelf vertellen inzicht in hoe het met de Nederlandse jeugd (leeftijd 10-18 jaar) gaat. En wat moet er gebeuren om het welbevinden van kinderen en jeugd te vergroten?

Dat de vraag ‘Hoe gaat het met de jeugd van Nederland?’ nog steeds een relevante vraag is, blijkt uit het feit dat er over het welzijn van de jeugd in Nederland de laatste tijd veel te doen is geweest in de media, zo schrijft de organisatie, verwijzend naar koppen als:
“Mentale druk op jongeren neemt gevaarlijke vormen aan”
“Studenten vallen bij bosjes uit met psychische problemen”
“ Middelbare scholieren ervaren steeds meer druk”,
“De Europese jeugd is fucked”
“Onderste steen boven om de zelfmoord-piek onder jongeren te verklaren”

Slaapproblemen, hoofdpijn en slecht humeur

Er lijken verschillende signalen te zijn dat de jeugd het momenteel moeilijk heeft. Via onderzoek van de Universiteit Utrecht vinden we wel enige ondersteuning voor de negatieve berichten in de media. Zo zien we bijvoorbeeld dat de ervaren druk door schoolwerk op de middelbare school sinds 2001 verdubbeld is en dat er tussen 2013 en 2017 een daling is in schoolwaardering. Ook zien we dat bijna 1 op de 5 Nederlandse jongeren aangeeft emotionele problemen te ervaren en heeft de helft van de jongeren last van psychosomatische klachten, zoals slaapproblemen, hoofdpijn, een slecht humeur en zenuwachtig zijn.

Tevredenheid met het leven

Hieruit zouden we kunnen concluderen dat het op een aantal vlakken inderdaad niet zo goed gaat met de jeugd in Nederland. Echter, tegelijkertijd komt ook naar voren dat Nederlandse leerlingen op de basisschool hun leven gemiddeld een 8.3 geven en jongeren in het voortgezet onderwijs een 7.6. De Nederlandse Jeugd stond zelfs bovenaan in vergelijking met 41 andere landen wanneer het ging om hun tevredenheid met het leven.

YOUth-onderzoek

Deze lezing wordt georganiseerd vanuit het YOUth-onderzoek, een grootschalig, langlopend cohortonderzoek van de Universiteit Utrecht. YOUth volgt kinderen vanaf voor de geboorte tot hun vroege volwassenheid. De onderzoekers meten de ontwikkeling van hersenen en gedrag bij 6000 kinderen uit de provincie Utrecht. Dit evenement is niet alleen voor de deelnemers van het onderzoek bedoeld, maar ook voor iedereen met een interesse in jeugdonderzoek.

Voor deelname, bekijk de website.

Lancering Alliantie kwaliteit in de geestelijke gezondheidszorg

Patiënten en professionals bundelen hun krachten in Akwa GGZ, de nieuwe Alliantie kwaliteit in de geestelijke gezondheidszorg.

Patiënten, hun naasten, behandelaars en zorginstellingen vormen vanaf 15 januari Akwa GGZ, Alliantie kwaliteit in de geestelijke gezondheidszorg. Akwa GGZ ondersteunt het veld om de kwaliteit van zorg continu te verbeteren. Dat gebeurt concreet met de (door)ontwikkeling en implementatie van kwaliteitsstandaarden, kwaliteitsindicatoren en meetinstrumenten. Ook zorgt Akwa GGZ voor een zorgvuldige informatie-uitwisseling over de uitkomsten hiervan, zodat partijen in de ggz echt van elkaar kunnen leren en de kwaliteit van zorg samen kunnen verbeteren.

Samen beslissen over de behandeling

Onder de naam GGZ Standaarden beheert en borgt Akwa GGZ de gezamenlijk ontwikkelde kwaliteitsstandaarden en ondersteunt de organisatie ook de doorontwikkeling hiervan. Onder de naam GGZ Dataportaal gaat Akwa GGZ in de loop van 2019 data verwerken die de kwaliteit in de ggz in kaart brengen. Beide producten bieden wezenlijke informatie en tools voor verbetering van de behandeling.

Directeur Dominique Vijverberg: “Patiënten en behandelaars moeten zelf kunnen vaststellen wat het effect is van behandelingen. Zo kunnen ze samen beslissingen nemen over het vervolg. Omdat we het samen steeds beter willen doen, brengen we continu de kwaliteit in kaart. Zo weten patiënten en behandelaars steeds beter wat in welke situatie werkt. En kan elke patiënt rekenen op de juiste zorg, van de juiste behandelaar, op het juiste moment en op de juiste plek.”

Handvat voor het gesprek in de behandelkamer

In Nederland hebben meer dan 1 miljoen mensen een psychische aandoening. Zij verdienen de best mogelijke zorg, die bovendien goed aansluit op hun persoonlijke omstandigheden. Onder de vlag van Akwa GGZ stellen patiënten, hun omgeving en zorgprofessionals samen vast wat er goed werkt en wat juist niet. Die kennis en ervaring leggen zij vast in kwaliteitsstandaarden, een belangrijk hulpmiddel voor het gesprek in de behandelkamer waarin patiënt en behandelaar samen beslissen over hoe de behandeling eruit komt te zien.

Met kwaliteitsstandaarden weten patiënten en hun naasten ook beter wat zij van een behandeling kunnen verwachten. Er zijn zorgstandaarden over onder meer depressieve stoornissen, angststoornissen, alcoholverslaving en autisme. Binnenkort verschijnt de zorgstandaard ADHD.

Blijven leren, blijven verbeteren

Aan de kwaliteitsstandaarden koppelt Akwa GGZ meetinstrumenten die het effect van de behandeling in kaart brengen. Ook dat is belangrijke input voor het gesprek in de behandelkamer. Dominique Vijverberg: “De best mogelijke zorg betekent ook dat we nooit uitgeleerd zijn. Daarom gebruiken we de kennis en ervaring uit alle behandelkamers. Dat noemen we een ‘lerende ggz’ omdat het zorgprofessionals helpt om zichzelf steeds te blijven verbeteren.”

Bron: Persbericht

Angst Dwang en Fobie stichting start nieuwe lotgenotengroepen en trainingen

De Angst Dwang en Fobie stichting organiseert dit voorjaar nieuwe lotgenotengroepen en trainingen voor mensen met angst- en/of dwangklachten en hun naasten.

De lotgenotengroepen

In een lotgenotengroep praat je met anderen over je ervaringen met angst en dwang. Je luistert naar elkaars verhaal, stelt vragen, geeft advies. Er zijn twee ervaringsdeskundige begeleiders bij. Iedereen kan op zijn eigen manier meedoen. De een heeft misschien een manier gevonden om met de situatie om te gaan, de ander nog niet. Een lotgenotengroep is geen therapiegroep, of behandelprogramma. Wel blijkt dat de groep een belangrijke rol speelt in het leven van de deelnemers, naast de eventuele behandeling. Er zijn verschillende lotgenotengroepen in het land. Lotgenoten komen minstens één serie van vijf bijeenkomsten als vaste groep maandelijks bij elkaar.

De trainingen

De trainingen zijn er echt op gericht angst- en dwangklachten te verminderen middels een trainingsprogramma. Alle trainingen zijn ontwikkeld en worden geleid door ervaren trainers, coaches, psychologen en ervaringsdeskundigen. Dit voorjaar starten vier nieuwe trainingen: Mindfulness, Een andere kijk en Ouders en Partners. De laatste is bedoeld voor familieleden van iemand met angst of dwang. De trainingen bestaan uit 2 tot 10 bijeenkomsten en worden gegeven bij de ADF stichting in Driebergen.
Kijk op de website van de ADF stichting voor meer informatie over de lotgenotengroepen en trainingen.

Kijk op de website van de ADF stichting voor meer informatie over de lotgenotengroepen en trainingen.

Nieuwe genen gevonden voor depressie door grote erfelijke studies te combineren

In een internationaal onderzoek geleid door wetenschappers van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) zijn nieuwe genen gevonden die samenhangen met depressie. Dit onderzoek past in een recente serie van internationale studies die laten zien dat het, na jarenlange vruchteloze pogingen, toch mogelijk is om de genetische achtergrond van psychiatrische ziekten en problemen te achterhalen.

Pas heel recent worden er  genetische markers voor depressie gevonden. Met name de steeds omvangrijker wordende studies met zowel  genetische informatie als informatie over depressie hebben tot dit succes geleid. Daarvoor was er een periode van ruim tien jaar waarin onderzoekers wel het menselijk genoom in kaart konden brengen, maar geen link met depressie konden vinden. ?Zo staat te lezen op de website van het UMCG.

Combineren studies  d????epressie, schizofrenie en bipolaire stoornis

De onderzoekers van het UMCG baseerden zich ook op hele grote studies, maar hadden een wat andere benadering. Zij gebruikten reeds gepubliceerde gegevens van andere onderzoekers voor het vinden van genen. Hun aanpak richtte zich op het combineren van studies over depressie met twee  andere psychiatrische aandoeningen: schizofrenie en bipolaire stoornis.

Schizofrenie en bipolaire stoornis hebben een gedeelde genetische achtergrond met depressie. De erfelijke overlap met schizofrenie en bipolaire stoornis gebruikten de UMCG-onderzoekers om nieuwe genetische markers voor depressie te vinden. Ze maakten zo gebruik van het feit dat ook voor schizofrenie en bipolaire stoornis reeds hele grote studies waren gedaan. Dit bleek een extra krachtige aanpak om nieuwe genetische markers voor depressie te vinden. ?

Nieuwe genetische m?arkers depressie

In totaal leverde deze aanpak  20 nieuwe genetische  markers op. Tot slot keken de onderzoekers in een onafhankelijke steekproef onder deelnemers van de UK Biobank met en zonder depressie om te zien in hoeverre de nieuwe bevinding van de 20 markers  ook daar werden teruggevonden. Dat was het geval voor 13  markers, 5 waren al in de wetenschappelijke literatuur gelinked aan depressie, maar 8 waren helemaal nieuw.

Betekenis voor onderzoek en behandeling

Het aantal nieuwe markers is een bescheiden aantal, maar draagt zeker bij in het totaalplaatje. Het  is opmerkelijk dat het combineren van resultaten van reeds bestaand onderzoek, dus zonder extra kosten en zonder extra moeite van mensen om biologisch materiaal af te staan en informatie over symptomen van depressie te geven, tot nieuwe bevindingen kan leiden.

Hoofdonderzoeker en genetisch epidemioloog Harold Snieder: “Dit type onderzoek is dan ook veelbelovend en kan bij  toepassing op andere complexe psychische of fysieke aandoeningen tot verdere ontdekkingen leiden. Langzaam leren we meer over de onderliggende biologische mechanismen, er is echter nog een lange weg te gaan.”

Desalniettemin is er, eindelijk, veel progressie in het onderzoek naar de erfelijkheid van psychiatrische stoornissen. De onderzoekers zijn dan ook optimistisch: “Mogelijk gaat dit genetische onderzoek uiteindelijk wel veel opleveren voor de vroegherkenning en behandeling van patiënten”.?

Het wetenschappelijke vakblad Molecular Psychiatry heeft de uitkomsten van dit onderzoek gepubliceerd. Lees het artikel online.

Bron: UMCG

Jeugdtrauma vergroot kans op depressie bij ouderen

Negatieve jeugdervaringen als verwaarlozing en mishandeling voor het 16e levensjaar kunnen tot ernstige en langdurige psychische problemen later leiden. Volwassenen die in hun jeugd mishandeld of verwaarloosd zijn, ontwikkelen vaak een depressie gedurende hun leven. Dit leidde tot het onderzoek dat GZ-psycholoog Ilse Wielaard deed.

“Meestal ontstaat de depressie al op jongvolwassen leeftijd, echter sommige mensen krijgen hun eerste depressie pas op latere leeftijd. Jeugdtrauma vergroot dus ook bij ouderen de kans op een depressie.” Ilse Wielaard promoveerde bij Amsterdam UMC.

Er is nog weinig bekend over de relaties tussen opgelopen jeugdtrauma’s en depressie op latere leeftijd. Mogelijk spelen bij ouderen ook factoren die samenhangen met veroudering een rol bij het ontwikkelen van depressie. Daarom heeft Ilse Wielaard de samenhang tussen jeugdtrauma en depressie op latere leeftijd verder onderzocht en verschillende verklarende factoren meegenomen. Hierbij heeft ze gebruik gemaakt van gegevens van de Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO).

Ernstig depressieve symptomen

Wielaard concludeert dat een jeugdtrauma samenhangt met een deregulatie van een belangrijk stress-systeem, de HPA-as. Versnelde veroudering van cellen speelt hierbij geen rol. Wielaard stelt ook dat depressieve ouderen die een jeugdtrauma hebben doorgemaakt ernstiger depressieve symptomen, meer chronisch somatische ziekten en meer functionele beperkingen hebben. Psychosociale factoren, zoals een klein sociaal netwerk en eenzaamheid, hangen vooral samen met een vroeg ontstane depressie.

Lijdensdruk

Depressieve ouderen met een jeugdtrauma hebben ook vaker een slechter beloop van de depressie. Dit lijkt verklaarbaar door kenmerken van de depressie, eenzaamheid, neuroticisme en chronisch somatische ziekten.
Ilse Wielaard: “Samenvattend kunnen we stellen dat een jeugdtrauma veel lijdensdruk geeft gedurende het hele leven, dus ook op latere leeftijd. Daarom is het belangrijk om bij ouderen met psychische problemen aandacht te hebben voor jeugdtrauma’s.”

Op NPO Radio 1 vertelde Ilse Wielaard over haar onderzoek. Luister hier naar het fragment.

Lees over het onderzoek in het Engelstalige artikel in International Journal of Geriatric Psychiatry.

Bron: VUMC, NPORadio1

Vierde editie Depressiegala op Blue Monday

Op maandagavond 21 januari vindt in het Tuschinski Theater in Amsterdam de vierde editie van het Depressiegala plaats. De Mental Health Foundation organiseert deze feestelijke avond tijdens Blue Monday, waar cabaretiers, auteurs en deskundigen aandacht vragen voor depressie.

Ze vertellen over hun eigen ervaringen met een depressie of bieden nieuwe inzichten in de ziekte. Het doel is om met elkaar een vrolijke avond te hebben waar niet alleen de kwetsbaarheid, maar ook de kracht van mensen met een depressie wordt benadrukt.

Onder de aanwezige artiesten en deskundigen bevinden zich onder andere: psychiater en onderzoeker Christiaan Vinkers , spreker en trendwatcher Adjiedj Bakas, columnist Roos Schlikker en zangeres Mathilde Santing. Bekijk alle aanwezigen. 

Over depressie

Somberheid of ‘in een dip zitten’ is iets anders dan een depressie of depressieve klachten hebben. Een depressie kan ‘in de familie’ zitten en het kan met persoonlijke aanleg te maken hebben. Naast psychische klachten kunnen ook lichamelijke klachten wijzen op een depressie. Dat is bij 30% tot 60% van de mensen met een depressie het geval.

Een depressie is een aandoening die de stemming en de gevoelens raakt. Als je eraan lijdt, kun je ondergedompeld raken in somberheid. Je verliest je interesse in de mensen en de dingen om je heen en kunt niet meer echt genieten. Als de gevoelens van somberheid langer dan twee weken duren, is het zaak actie te ondernemen in de vorm van preventie of behandeling.

Veel mensen hebben er last van

Depressie komt van alle psychische aandoeningen het meest voor. Het zijn vaker vrouwen dan mannen die eraan lijden. Maar iedereen kan er last van hebben, ongeacht leeftijd, opleiding of etnische afkomst. Zo’n vijf procent van de mensen in Nederland heeft jaarlijks een depressie. Maar het percentage dat ooit in het leven een depressie heeft, ligt vele malen hoger (bijna 19%).

Een depressie gaat soms voorbij, maar meestal niet vanzelf. Ongeveer de helft van de mensen met een depressie herstelt binnen drie maanden. Een ander deel, ongeveer één vijfde, kan er jarenlang last van hebben.

Meer informatie over het Depressiegala is hier te lezen. 

Benieuwd naar de vorige edities? Bekijk hier dan alles over het Depressiegala in 2018 en 2017.

Uitdagend opvoedgedrag leidt tot minder angst bij kinderen

De kinderen van ouders, en dan vooral vaders, die hun kinderen “uitdagend” opvoeden, zijn op latere leeftijd minder bang. Juist kinderen die in aanleg angstig zijn, lijken daar voordeel van te ondervinden. Dat concluderen UvA-pedagogen Mirjana Majdandži?, Wieke de Vente, Cristina Colonnesi en Susan Bögels.

Je kind even omhooggooien en weer opvangen, op een spannend klimrek laten spelen, samen een kussengevecht houden: het zijn allemaal voorbeelden van “uitdagend” opvoedgedrag. “In de praktijk zijn het meestal de vaders die dit gedrag vertonen”, vertelt onderzoeker Mirjana Majdandži? vanuit een speciaal ingerichte onderzoeksfaciliteit aan de Universiteit van Amsterdam.

De onderzoeker beschrijft een taak waarin ouder en kind op een mat met kussens zitten. “Hier zeiden we tegen de ouders dat ze vrij waren om samen met hun kind te spelen zoals ze dat zelf wilden.” De vader initieert vrijwel meteen een kussengevecht met zijn kind, terwijl in een ander filmpje te zien is hoe de moeder samen met haar zoon gaat kijken welke dierenplaatjes er op de kussens staan.

Het belang van het onderzoek legt Majdandži? als volgt uit: “Als kinderen jong angstig zijn, lopen ze meer risico om later angststoornissen te ontwikkelen. Er is al veel onderzoek gedaan naar risicofactoren voor het ontwikkelen van angst, maar nog weinig naar factoren die het risico op latere angst juist verkleinen. We hebben het begrip “uitdagend opvoedgedrag” bedacht en meetinstrumenten ontwikkeld om het te meten. We verwachtten dat meer uitdagend opvoedgedrag, vooral van vaders, leidt tot minder angst bij het kind.”

Het zou volgens Majdandži? goed zijn als consultatiebureaus, hulpverleners et cetera ouders kunnen voorlichten over de positieve effecten van uitdagend opvoedgedrag, en dan vooral door de vader. “Laat je kind maar “enge” dingen proberen zoals hoge klimrekken. En rem ook je partner niet af als die het kind uitdaagt.”

Lees het hele interview met Majdandži? op UVA.nl

Bron: UVA

Afwijkende witte stof in hersenen bij depressie

Zijn er verschillen in de witte stof in de hersenen van mensen met depressie? Deze vraag onderzocht Laura van Velzen in haar proefschrift the stressed and depressed brainZij promoveerde 11 januari op dit onderwerp bij het Amsterdam Universitair Medisch Centrum.

Tijdens haar promotieonderzoek keek ze met behulp van MRI’s naar verschillen in de hersenen tussen gezonde deelnemers en deelnemers met een depressie of angststoornis. Van Velzen: “Ik heb onder andere gekeken naar de verbindingen tussen verschillende hersengebieden, de zogenoemde witte stof.” De resultaten laten vooralsnog een globale, maar subtiele afwijking zien in de witte stofstructuur bij mensen met depressieve klachten.

Communicatie hersengebieden verstoord

Als er schade is aan de witte stof, raakt de communicatie tussen hersengebieden mogelijk verstoord. Wat kan leiden tot psychische klachten, zoals depressie en angst. Vooral bij deelnemers met meerdere depressieve periodes was er een afwijking te zien. “Dit zou erop kunnen wijzen dat elke depressieve episode zorgt voor extra schade aan het brein,” aldus Van Velzen. “Ook zouden veranderingen in witte stof mensen kwetsbaar kunnen maken om meerdere depressieve episoden te ontwikkelen.”

Aanzet tot verder onderzoek

Ondanks deze conclusie geeft haar promotieonderzoek geen sluitend antwoord op hoe de witte stof precies werkt bij mensen met depressie. Zo is er meer onderzoek nodig om te kijken of de witte stof herstelt na behandeling, bijvoorbeeld nadat een patiënt antidepressiva heeft gebruikt. Ook is het volgens de onderzoekster interessant om onder de loep te nemen wat er op celniveau gebeurt bij deze schade.

ENIGMA depressie consortium

Van Velzen deed het onderzoek binnen het ENIGMA depressie consortium: een samenwerkingsverband waarin 20 internationale onderzoeksgroepen hun krachten bundelen. Door deze internationale samenwerking kon de grootste studie wereldwijd plaatsvinden naar afwijkingen in witte stof bij depressies.

 

Bron: Amsterdam Universitair Medisch Centrum, Afwijkende structuur witte stof in de hersenen bij mensen met depressie

Depressie Vereniging heeft een vacature landelijk coördinator supportgroepen

De Depressie Vereniging is de afgelopen jaren gegroeid en onderneemt een aantal continue activiteiten en projecten. Voorbeelden zijn:
* lotgenotencontacten door middel van supportgroepen (inmiddels een landelijk netwerk van 70 groepen)
* informatievoorziening via de website, via mailcontacten en (thema)bijeenkomsten
* advies over en deelname aan onderzoek op het terrein van depressie.
De Depressie Vereniging is een vrijwilligersorganisatie. De meeste vrijwilligers zetten zich in als gespreksbegeleider voor de supportgroepen. Daarnaast zijn er nog vrijwilligers actief op het bureau en in de pr, bij onderzoek en in de informatievoorziening.

Vanwege de groei van het netwerk supportgroepen van de Depressie Vereniging zijn we op zoek naar een proactieve landelijk coördinator supportgroepen.

De medewerker fungeert als een belangrijke spil in het netwerk supportgroepen en draagt bij aan de verdere kwaliteitsverbetering en groei van het netwerk supportgroepen van de Depressie Vereniging.

Verantwoordelijkheden en taken

– Contact onderhouden met en aanspreekpunt zijn voor de regiocoördinatoren
– Ondersteunen regiocoördinatoren bij werving en vinden van locaties
– Overnemen van taken (soms tijdelijk) regiocoördinatoren door uitval
– Uitbreiden netwerken gespreksbegeleiders
– Verbeterprocessen sturen en structuur bewaken i.s.m. regiocoördinatoren
– Registreren in administratiesysteem AFAS
– Monitoren status groepen
– Contactpersoon training nieuwe gespreksbegeleiders
– Organiseren van intervisiebijeenkomsten i.s.m. regiocoördinatoren en PGOsupport
– Organiseren landelijke terugkomdag gespreksbegeleiders
– Deelnemen aan en voorbereiden van de Stuurgroep Supportgroepen

Kennis en ervaring

• Opleiding op HBO/WO niveau
• Aantoonbare interesse of kennis op het gebied van (geestelijke) gezondheid
• Ervaring met het organiseren van evenementen/bijeenkomsten
• Makkelijk met systemen kunnen werken
• Gevoel hebben voor het werken in een vrijwilligersorganisatie

Gedragscompetenties

• Samenwerken
• Initiatief
• Plannen en organiseren
• Flexibiliteit
• Zorgvuldig
• Humor

De Vereniging heeft een klein bureau in Amersfoort. Aan het hoofd van het bureau staat de directeur van de Vereniging. Bij de uitvoering van je taken werk je nauw met haar samen. De Depressie Vereniging is lid van MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid.

De medewerker wordt in eerste instantie aangesteld voor een periode van een half jaar voor 32 uur per week van 1 februari 2019 – 31 juli 2019. Gedeeltelijk thuis werken behoort tot de mogelijkheden. De functie is ingeschaald in schaal 8 van de CAO Sociaal Werk (min. €2.544- max. €3.624 op basis van een 36-urige werkweek).

Spreekt deze functie je aan en wil je actief bijdragen aan de groei van de Depressie Vereniging stuur dan je CV en motivatie voor 20 januari naar Nathalie Kelderman: n.kelderman@depressievereniging.nl, 06-53266806 (di t/m do). Ook voor vragen kan je bij haar terecht.

Download de Vacaturelandelijkcoordinatorsupportgroepen

Medicijnonderzoek bij depressie en schizofrenie blijft lastig

Hoe kan men de slagingskans vergroten van onderzoek naar medicijnen voor depressie en schizofrenie? Deze vraag onderzocht promovendus Joep Schoemaker in zijn proefschrift ‘Methods for efficient drug development in neuropsychiatric diseases’. Er is namelijk veel onderzoek gedaan naar effectieve medicijnen voor psychische aandoeningen, maar onderzoekers ondervinden steeds tegen dezelfde problemen.

In het geval van depressie zijn er vele studies verricht om betere medicijnen te vinden. Doorgaans zijn dit “gerandomiseerde, dubbelblinde” onderzoeken. Hierbij krijgt de ene groep een pil met werkzame stof en de andere groep een placebo. Deelnemers komen willekeurig in een van de groepen terecht; verschillen die mogelijk invloed hebben op de werking van het middel worden zo weggenomen. Patiënt én arts weten beiden niet welke pil is gegeven.

Probleem: patiënten reageren vaak goed op placebo’s

Een terugkerend probleem bij dit soort onderzoeken is dat patiënten vaak goed reageren op een placebo. Dat maakt het lastig om hard te maken dat een proefmedicijn daadwerkelijk klachten vermindert. Hoe kan het dat een placebo vaak zo goed aanslaat? Dit probeerde Schoemaker duidelijk te krijgen door bestaande studies te vergelijken. Hij zocht naar een factor die verklaart waarom mensen met depressieve klachten vaak goed opknappen van een nepmedicijn.

Geen factor die de kans op placebo-respons beïnvloedt

Schoemaker vergeleek de resultaten van alle meta-analyses. Zijn conclusie: er is (vooralsnog) geen factor te vinden die de kans vergroot of juist vermindert dat patiënten opknappen door een nepmedicijn. “Voorlopig zullen we ons erbij moeten neerleggen dat de respons op placebo onvoorspelbaar is” stelt hij tegenover Univers (het onafhankelijke, crossmediale platform van Tilburg University).

Patiënten stoppen te vroeg met medicijnen voor schizofrenie

Ook bij onderzoek naar schizofrenie-medicijnen lopen onderzoekers tegen problemen aan. Zo stoppen patiënten voortijdig met slikken van hun pillen. “Antipsychotica hebben meestal een redelijk effect op de meest prangende symptomen,” legt Schoemaker uit. “Wat vooral verbazing wekt, is dat ook tevreden patiënten vaak afhaken”.

Geen duidelijke verklaring voor stoppen medicijnen

Om het raadsel op te lossen vergeleek hij data van meer dan 1200 patiënten uit een afgerond onderzoek. Maar hoe Schoemaker ook alle mogelijke factoren wikte en woog, verklaren kon hij het niet. Om zinnige uitspraken te kunnen doen, blijft het belangrijk grote groepen patiënten te betrekken bij studies.

Bron: Medicijnonderzoek depressie en schizofrenie blijft lastig | Univers, het onafhankelijke, crossmediale platform van Tilburg University.