Skip to main content

Archieven: Nieuws

Posterprijs bij NedKAD-conferentie naar onderzoek sportbehandeling

De posterprijs op de NedKAD-conferentie is dit jaar gewonnen door Michèle Schmitter, promovenda Pro Persona en Radboud Universiteit met haar poster: Barriers and facilitators to adjunct exercise treatment – bridging the gap.

Michele Schmitter wint posterprijs
De posterprijs van de NedKAD-conferentie 2022 ging aan Michele Schmitter voor onderzoek naar sportbehandeling.

 

Sportbehandeling is effectief gebleken tegen depressie. De behandeling is toegankelijk, wordt gedekt door ziektekostenverzekeringen en is opgenomen in de multidisciplinaire richtlijn depressie. Verder is sporten geschikt voor lange termijn behandeling en verbetert het fysieke klachten. Ondanks deze positieve signalen wordt sporten in Nederland nog weinig gebruikt of niet op de meest effectieve manier toegepast gebruikt in de behandeling van depressie.

Download de poster

Onderzoek

Bij Pro Persona, Radboudumc en GGNet werd onderzocht wat de barrières en bemiddelende factoren zijn voor het inzetten van (extra) sportbehandelingen tegen depressie. Acht patiënten met depressieve stoornis die sportbehandeling krijgen in het kader van het Sporten Versterkt onderzoek werden geïnterviewd over hun tevredenheid met de behandeling. 2020 werden 2 onderzoekers en 4 zorgprofessionals geïnterviewd over verbeteringen van de inzet van sportbehandeling. 2022 werden 12 zorgprofessionals gevraagd een online enquête in te vullen, op basis waarvan twee focus groepen uitgevoerd werden om bemiddelende factoren, barrières en strategieën om deze barrières aan te pakken besproken werden.

Resultaten

Voor patiënten droegen volgende motiverende factoren toe tot een succesvolle behandeling: het enthousiasme van professionals, het motiverende aspect van groepstraining en mogelijkheden tot personalisatie van de training, de combinatie van sporten en psychologische behandeling en de eigen motivatie. Barrières voor patiënten zijn volgens de resultaten van het onderzoek: het beperkte sportaanbod (hardlopen/spinningfietsen), het beperkte aanbod aan behandelmomenten, reistijd en ontbrekende motivatie om drie keer per week te sporten en een regelmatige routine te onderhouden.

Volgens professionals is een duidelijke doelstelling en het feit dat “Sporten Versterkt” inmiddels bijgedragen heeft tot een toename in voorgeschreven sportbehandelingen zijn belangrijke bemiddelende factoren. Ook of psychomotorische therapeuten (PMTs) de noodzakelijke skills hebben om de behandeling uit te voeren en of de behandeling deel uitmaakt van de bestaande werkflow dragen bij aan een positieve inzet van sportbehandelingen. Barrières zijn een hoge werkdruk (waardoor behandelaren geen sportbehandeling invoeren), beperkte beschikbare uren van PMTs voor deze behandeling en personeelsverloop.

Aanbevelingen

Op basis van de resultaten geven de onderzoekers volgende adviezen voor de inzet van sportbehandeling als aanvullende depressiebehandelingen:

  • Investeer in PMT uren zodat een groter sportaanbod en meer sportmomenten kunnen ontstaan voor meer supervisie van oefeningen en gebruik van trainingsapparatuur.
  • Laat PMT’s deelnemen aan multidisciplinair overleg zodat ze sportbehandelingen kunnen promoten.
  • Laat nieuwe collega’s deelnemen aan een sportbehandeling.
  • Koppel sportbehandeling aan psychologische behandeling.
  • Indien een patiënt terughoudend is ten opzichte van sportbehandeling, blijf deze gedurende het behandeltraject hiervoor motiveren.
  • Benoem een sport promotor binnen iedere instelling.

Vervolgstappen

Het implementatieonderzoek is onderdeel van een grote randomized controlled trial (Sporten Versterkt) waarbij de (kosten)effectiviteit van sporten als aanvullende depressiebehandeling onderzocht wordt. Mocht blijken dat sporten inderdaad de reguliere behandeling (kosten)effectief versterkt, zal op basis van de huidige bevindingen een implementatieplan opgesteld worden om Sporten Versterkt landelijk uit te rollen.

Op de hoogte blijven?

Wil je op de hoogte blijven van het Sporten Versterkt onderzoek? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief door te mailen naar onderzoek.sporten.versterkt@propersona.nl of houdt de website in de gaten: www.sportenversterkt.nl

 

 

Depressieve stoornis door jeugdtrauma is goed te behandelen

Volgens nieuw onderzoek van Amsterdam UMC heeft het wel degelijk nut om volwassenen die kampen met een jeugdtrauma te behandelen voor hun depressieve stoornis. Tot dusverre gebeurde dat niet altijd. Eerder bleek dat de combinatie van depressie en jeugdtrauma zo’n anderhalf zoveel kans had om níet te slagen. De onderzoekers van Amsterdam UMC publiceerden hun bevindingen onlangs in The Lancet Psychiatry.

Een jeugdtrauma is een belangrijke risicofactor om op latere leeftijd een depressieve stoornis te ontwikkelen. Als dat inderdaad het geval is, wordt er niet altijd overgegaan op medicatie en psychotherapie. De kans op herstel zou immers klein zijn. Die wetenschap kan met dit nieuwe onderzoek overboord.

Grootschalig onderzoek

Amsterdam UMC bestudeerde 6830 patiënten met een depressieve stoornis. Zij waren afkomstig uit 29 verschillende klinieken. De deelnemers werden opgedeeld in twee groepen: een groep met en een groep zonder jeugdtrauma. 

Ongeveer 46% van de volwassenen met een depressie, heeft te kampen met een jeugdtrauma. De depressiebehandeling bleek even effectief voorhen. Wel wordt door de onderzoekers gewezen op een hoger risico op terugval. Er is dan ook meer onderzoek nodig, met de vraag: op welke wijze is de groep volwassenen met een jeugdtrauma duurzaam te behandelen?

Lees op de website van Amsterdam UMC meer over het onderzoek. Hier lees je meer op de website van The Lancet Psychiatry. 

Behandeling van OCD: nieuw boek verschenen

“Trots op dit boek”, aldus Henny Visser, één van de auteurs van het onlangs verschenen boek ‘Behandeling van OCD’. “We hopen hiermee behandelaars nóg beter wegwijs te maken in de wereld van OCD: hoe kunnen ze het beter herkennen en diagnosticeren? En hoe behandel je deze ziekte in de weerbarstige praktijk? Heel belangrijk, want mensen met een obsessieve compulsieve stoornis (OCD) lopen gemiddeld 14 jaar rond met ernstige dwangklachten voordat ze een goede behandeling krijgen.”

Uniek aan het boek is het gezichtspunt van de ervaringsdeskundige. Maartje Punt heeft zelf jarenlang last gehad van OCD en schreef mee aan het boek. Ze vertelt: “We willen de dwangstoornis van twee kanten belichten. Door niet alleen een compleet, wetenschappelijk OCD-handboek neer te zetten, maar ook de beleving van een dwangstoornis te verwoorden. Ik hoop met mijn ervaringen te beschrijven hoe het voelt om verlamd te raken door angst, verdwaald te raken in controle en langdurig intensieve therapie te ondergaan.”

Gezichtspunt ervaringsdeskundige heel waardevol

Een heel waardevol perspectief, vindt Visser. “Ik werk bij Marina de Wolf-centrum, een behandelcentrum dat gespecialiseerd is in het behandelen van mensen met angst- en dwangklachten. Een collega van me werkt al acht jaar bij ons. Zij was één van de eersten die het boek las en was heel enthousiast over de stukken van Maartje. Ze zei na afloop: ‘Jeetje ik dacht dat ik alles wist over OCD, maar ik leer echt iets nieuws’. Verrassend, maar ook mooi om te horen. Binnenwandelen in de wereld van iemand die een bepaalde ziekte heeft, kan ons echt verder brengen. Het helpt ons om een behandeling beter te laten aansluiten op de beleving van de persoon die het heeft. Zo bereiken we samen meer.”

Wetenschappelijke info nuttig voor cliënten

Maar het mes snijdt aan twee kanten: voor cliënten is het op hun beurt weer nuttig om meer te leren over hun stoornis. Over wat OCD inhoudt en wat we er allemaal over weten op basis van onderzoek. “Maartje beschrijft bijvoorbeeld hoe het voor haar is om te lezen hoe het zit met erfelijkheid”, vertelt Visser. Uit tweelingstudies weten we dat de variant waarbij je al op jonge leeftijd klachten krijgt voor 45-65% aan erfelijkheid is toe te schrijven. Maartje had echt zoiets van: verrek, het ligt niet aan mij, het is gewoon ook erfelijk. Hierdoor kan ze zich op een andere manier verhouden tot haar klachten. Voorheen voelde het altijd als haar tekortkoming, maar met deze informatie niet meer

Theorie en praktijk

Het eerste deel van het boek geeft heel veel informatie over OCD. Van neurobiologie en -psychologie bij OCD tot kennis op basis op basis van experimenten. Vervolgens krijgen behandelaars in het volgende deel een nieuw behandelingsperpectief. Stap voor stap wordt de Inference Based Approach (IBA) uit de doeken gedaan. Dit is een nieuwe behandelmethode voor dwangklachten. Een methode die focust op de waarneming.

“Voor mij was vooral die focus op waarneming een eye-opener”, stelt Punt. “Dwang is altijd op zoek naar een klein gaatje om alle twijfel doorheen te laten stromen, maar IBA richt zich juist op het idee ‘het kán wel, maar er is niks wat erop wijst dat het nu gebeurt’.”

'De behandeling van OCD' hier op de foto de auteurs Maartje Punt (ervaringsdeskundige) en Henny Visser
De auteurs van ‘De behandeling van OCD’ Maartje Punt en Henny Visser

Kunnen jullie wat meer vertellen over IBA?

“IBA is een methode die mensen helpt om het vertrouwen in hun eigen waarnemen te herstellen”, trekt Visser van start. “Mensen met OCD twijfelen vaak, hebben het idee dat iets niet in orde is. Vandaar dat ze veel herhalen, veel controleren en veel veiligheidsmaatregelen nemen. Maar, dit hóeft niet. Je kunt in principe waarnemen dat iets in orde is. Bijvoorbeeld als je een deur op slot doet, dan hoor je ‘m in het slot vallen, je voelt aan de deurkruk dat die niet meer helemaal omlaag gaat en merkt dat de deur niet opengaat als je eraan trekt. Toch blijft de twijfel; dit is omdat mensen zich voorstellen hoe het zou kunnen dat ‘ie toch niet op slot zit. Zij denken bijvoorbeeld: ‘als gespannen ben, ben ik er niet goed bij ben met mijn gedachten. Dan merk ik het misschien niet als de deur toch weer opengaat. Deze twijfel zuigt je weg van je waarneming. Je fantasie gaat met je op de loop.

Afgeleid door obsessief verhaal

Tijdens IBA leer je stap voor stap herkennen dat je afgeleid raakt door een obsessief verhaal dat rondzingt in je hoofd. Door te observeren hoe dat eraan toegaat leren mensen om zintuigelijke informatie (of wat ze innerlijk waarnemen) tot zich te nemen en dit ook te gebruiken. Daartoe zetten behandelaars ook neutrale situaties in: omstandigheden waarin iemand met OCD geen obsessies ervaart. Bijvoorbeeld de gereedschapskist die ze zonder nadenken sluiten en er daarna vanaf blijven. Minutieus beschrijven ze dan hoe ze vaststellen dat die kist op slot zit: ik voel een klikje, ik voel mijn hand ronddraaien etcetera. Dat laat ze zich realiseren dat ze niet continu alert hoeven te zijn, dat hun vermogen om vast te stellen of iets op slot zit gewoon dik in orde is. Hiermee leggen we een basis voor genezing. Je leert dus eigenlijk om erop tijd bij te zijn, om het moment te herkennen waarop de dwang je bijna in z’n wurggreep krijgt en dan te schakelen naar wat er hier en nu waarneembaar is.”

Hoe effectief is IBA?

“Daar zijn verschillende studies op verschillende plekken in de wereld naar gedaan”, weet Visser. “Daarbij werd het vergeleken met Cognitieve Gedragstherapie (CGT): is IBA effectiever? Daarvoor kunnen we geen bewijs vinden, maar we zien wel dat mensen na behandeling flink opknappen. Steeds ongeveer evenveel als van CGT. Een voordeel ten opzichte van CGT is dat je tijdens IBA geen situaties hoeft aan te gaan die jij beangstigend vindt. En je stopt pas met je dwanghandeling als je in de situatie merkt dat alles in orde is.

Over het boek ‘Behandeling van OCD’

‘Behandeling van OCD’ ligt sinds eind augustus in de schappen en is toegespitst op de klinische praktijk. Benieuwd naar de nieuwe inzichten, laatste stand van wetenschappelijk onderzoek en hoe een behandeling eruit kan zien? Het boek is onder meer te bestellen via bol.com.

Deze behandeling van slapeloosheid voorkomt depressieve gevoelens

Slapeloosheid is een belangrijke risicofactor bij de ontwikkeling van een depressie. Jeanne Leerssen deed een promotieonderzoek aan de VU in Amsterdam. Ze stelde de vraag: kan depressie bij mensen met slapeloosheid voorkomen worden? Zij testte hierbij diverse digitale interventies, die gericht zijn op het verbeteren van slaap. Welke van deze interventies werkt het beste tegen depressie?

Een combinatie van digitale interventies

Leerssen concludeert dat een combinatie van digitale interventies de beste resultaten oplevert. Allereerst is daar de beproefde cognitieve gedragstherapie voor slapeloosheid: CGT-I. Als je daar circadiane ritme opdrachten (CRS) bij krijgt, heeft dat het meeste baat. Deze combinatie kan zorgen voor een lange termijnpreventie tegen depressieve klachten. Na ongeveer drie jaar zijn er aantoonbare bewijzen dat depressieve klachten afnemen. 

Ook na coronapandemie gebruiken jonge vrouwen meer antidepressiva

Van het najaar 2020 tot en met het voorjaar van 2021 zat Nederland in de tweede lockdown, als gevolg van de coronapandemie. In deze periode bezochten met name jongeren vaker de huisarts, met angstklachten of depressieve gevoelens. Het aantal voorgeschreven geneesmiddelen tegen angsten en depressies nam dan ook flink toe, in vergelijking met het ‘normale’ 2019. Hoe was dat in 2022, toen er (nagenoeg) geen coronamaatregelen meer waren. Ook toen was er een toename te zien, ditmaal vooral bij jonge vrouwen. Bij jonge mannen stabiliseerde het zich juist. 

Dat blijkt uit het project ‘Geneesmiddelenmonitor in coronatijd: voorschrijven en gebruik van medicatie’ van Nivel. Nivel onderzoekt wat de effecten van corona zijn en zijn geweest.

Niet alleen door corona

De coronamaatregelen hadden met name veel negatieve effecten op jongeren, die in toenemende mate last kregen van angsten en depressieve gevoelens. Niet alleen corona speelt daar een belangrijke rol bij. Ook de huidige inflatie en het vinden van een betaalbare woonruimte zorgen voor negatieve gevoelens onder jongeren en dus met name bij jonge vrouwen. Nivel vindt het belangrijk om oog te houden voor de psychische gesteldheid van jongeren en blijft monitoren. Ook moet in de gaten gehouden worden dat jongeren geleidelijk weer het gebruik van geneesmiddelen tegen angsten en depressies afbouwen. 

Lees meer over het onderzoek op de website van Nivel.

Deelnemers gezocht voor de RESET-medicatie studie: 7-daagse behandeling bij depressie en jeugdtrauma

Jeugdtrauma (mishandeling, misbruik of verwaarlozing voor het 18e levensjaar) is één van de belangrijkste voorspellers voor het krijgen van mentale aandoeningen op volwassen leeftijd, waaronder depressie. Maar liefst 1 op de 4 personen met een depressie heeft jeugdtrauma meegemaakt. Deze depressies zijn ernstiger en ontstaan vaak al op jongere leeftijd. Een nieuwe gerichte aanpak van jeugdtrauma is dan ook hard nodig!

Bij jeugdtrauma raakt het stress-systeem en het stresseiwit glucocorticoïd receptor (GR) overbelast door een toename van het stress hormoon cortisol tijdens een kwetsbare periode in de vroege jeugd. Die ontregeling blijft het hele leven bestaan en lijkt iemand gevoeliger te maken voor depressie.

Doel van het onderzoek

In de RESET-medicatie studie onderzoeken we of het ontregelde stress-systeem ‘gereset’ kan worden met een geneesmiddel dat het stresseiwit GR blokkeert. Hiermee proberen we depressies bij mensen die jeugdtrauma hebben meegemaakt beter en sneller te behandelen.

Wat houdt deelname in?

U wordt door middel van loting ingedeeld in een van de volgende twee onderzoeksgroepen:
– de interventiegroep, óf
– de controlegroep.
De interventiegroep slikt gedurende 7 dagen het medicijn mifepriston (1200 mg/dag). De controlegroep slikt gedurende 7 dagen een placebo. Naast inname van de studiemedicatie, bezoekt u 3 maal de onderzoekslocatie (Amsterdam UMC, locatie VUmc) en zijn er 2 online afspraken via videobellen.
Inmiddels hebben al 45 mensen meegedaan. De resultaten zijn nog niet bekend, maar we horen terug dat het onderwerp jeugdtrauma en depressie erg leeft. In totaal zullen er 158 deelnemers worden geworven.

Wij zoeken:

Volwassen deelnemers met een depressie én jeugdtrauma. Op de studiewebsite kan er direct een online screening met vragenlijsten worden ingevuld. Indien u momenteel een depressiebehandeling volgt, dan kan deze tijdens de studie gewoon doorlopen. Het onderzoek richt zich specifiek op mensen met een depressie en jeugdtrauma, deelname is daarom helaas niet mogelijk als er sprake is van PTSS.

Meer informatie en screening voor deelname is mogelijk op de studiewebsite: www.jeugdtrauma-depressie.nl. Heeft u vragen of opmerkingen? Mail dan naar reset@amsterdamumc.nl.

Dit onderzoek wordt mogelijk gemaakt door de Hersenstichting, en gesteund door de Landelijke Depressie Vereniging.

 

Lezing Behandeling van OCD

Ter gelegenheid van het verschijnen van ‘Behandeling van OCD’ geven Henny Visser, psychotherapeut en onderzoeker bij GGz Centraal en Maartje Punt, ervaringsdeskundige samen een lezing over dwangstoornissen (OCD).

20 oktober 2022
16:15 – 16:30 Inloop; 16:30 – 17:30 Lezing OCD; 17:30 – 18:30 Borrel

In deze lezing spreken Henny Visser, en Maartje Punt over het klachtenbeeld, de richtlijnbehandelingen en een nieuwe behandeling, de Inference Based Approach (IBA). Op interactieve wijze krijgt u tools aangereikt die helpen om OCD te herkennen en leren waarom dit, net als een klachtgerichte behandeling van OCD, zo belangrijk is. Er worden voorbeelden geschetst van goed behandelen conform de richtlijn en goed behandelen met IBA.

Leerboek

Tevens presenteren de sprekers het leerboek voor professionals dat zij samen schreven. Ze vertellen hoe het er van kwam om samen een boek te schrijven en staan stil bij de meerwaarde van het integreren van een klinisch, wetenschappelijk en ervaringsdeskundig perspectief.

Locatie

De lezing vindt plaats in De Veste, Zon&Schild Amersfoort en wordt ook online uitgezonden. Bij aanmelding kan worden aangegeven hoe u het programma wenst bij te wonen.

Accreditatie

is aangevraagd bij de NVvP, FGzPt en VSR.

Aanmelden

via: https://www.aanmelder.nl/lezingocd/part_program

Contact

congresbureau@ggzcentraal.nl of 06 1283 1225
Accreditatie
is aangevraagd bij de NVvP, FGzPt en VSR

Relatie negatieve opvoedervaringen en angst en depressie onder de loep

Waarom krijgt binnen één familie de ene wel depressie en/of angstklachten en de broer of zus niet? En: wat is de relatie tussen negatieve opvoedervaringen en deze mentale problemen? Over deze vragen boog Marie-Louise Kullberg zich in haar proefschrift. Wij stelden een aantal vragen aan de bijna-gepromoveerde.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

“Negatieve opvoedervaringen en de relatie met psychische klachten in de familie-context”, vat Kullberg krachtig samen. “In het verleden is daar meer onderzoek naar gedaan en we weten dat mishandeling en verwaarlozing samenhangen met de ontwikkeling van angst en depressie, ook op langere termijn als de kinderen al lang en breed volwassen zijn. We weten echter weinig over de nuances. Bijvoorbeeld: bij angst en depressie heeft 50% van de broers en zussen last van dezelfde problemen. Waarom de andere helft niet? Door dit boven tafel te krijgen, dragen we bij aan betere en gerichtere preventie en behandeling van depressie en angst.”

Uniek: onderzoek met familieleden

Onderscheidend aan de studie is dat familieleden zijn meegenomen, weet de Leidse onderzoeker te vertellen. Lang niet bij alle onderzoeken gebeurt dit. Organisatorisch is het lastig rond te krijgen en ook voor de statistiek is het ingewikkeld. Bij de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA) hebben ze dit tijdens de 9-jaars vervolgmeting wél gedaan:  van een aantal mensen met angst en/of depressie zijn  ook gegevens verzameld van hun broers en zussen. Gegevens die Kullberg gebruikt in haar onderzoek. Ze vertelt: “Daarbij richt ik me met name op de deelstudies naar overeenkomsten en verschillen in negatieve opvoedervaringen en de ontwikkeling en ernst van angst en depressie. Leidend zijn de opvoedervaringen gebrek aan warmte, gebrek aan autonomiebevordering en overbescherming door ouders, maar ook onderzochten we de ervaringen van emotionele mishandeling, fysieke mishandeling en seksueel misbruik.”

Wat waren de belangrijkste conclusies?

“Ik vond heel veel dingen relevant”, lacht Kullberg. “Eerste interessante bevinding is dat broers en zussen opvoedervaringen delen, maar ook zeer uiteenlopen. De ene rapporteerde over emotionele  of lichamelijke mishandeling, de ander niet. Hoe dat kan? Zo’n opvoedervaring is subjectief en hangt nauw samen met de emotionele behoeften van een specifiek kind. En wat de behoeften zijn, verschilt van kind tot kind. We hebben de deelnemers gevraagd naar hun eigen beleving, we weten dus niet of de broers en zussen daadwerkelijk anders behandeld zijn door hun ouders.

Verder vonden we dat de negatieve opvoedervaringen van broers en zussen een impact hadden op de psychische gezondheid. Bovenop de eigen ervaringen dus. Dat gold vooral voor emotionele en lichamelijke mishandeling, niet voor seksueel misbruik. Wij denken dat dit komt doordat seksueel misbruik meestal achter gesloten deuren plaatsvindt, waardoor een broer of zus er vaak geen weet van heeft. Van andere vormen van mishandeling zijn broers en zussen vaker getuige, omdat ze in de gezinscontext plaatsvinden.

Waarom wordt het ene familielid depressief en de ander niet?

Dan de hamvraag van haar onderzoek. Hiervoor nam Kullberg twee karaktereigenschappen onder de loep waarvan we weten dat ze een rol hebben in de ontwikkeling van psychische klachten: interne locus of control en extraversie. Hebben die een bufferend effect als iemand negatieve opvoedervaringen heeft? Beschermen ze tegen angst en depressie? Bij de interne logic of control bleek dit het geval. Het gevoel zelf regie te hebben over je leven, het geloof dat je zelf verantwoordelijk bent voor je eigen succes zorgt ervoor dat je minder last hebt van angstklachten. Een interessante bevinding die we één op één kunnen toepassen in therapie door te focussen op het vergroten van dit gevoel. Extraversie op z’n beurt is wel te linken aan minder depressieklachten, maar bleek in ons onderzoek geen beschermend effect te hebben na negatieve opvoedervaringen.”

Hoe negatiever de opvoedervaringen, hoe ernstiger de klachten

“We zagen tenslotte ook dat binnen NESDA de mensen met ernstige, comorbide depressie- en angstklachten meer negatieve opvoedervaringen hadden dan mensen met enkel een depressieve of angststoornis en dan de gezonde controles. Bij de groep met depressie zagen we specifiek dat ze een gebrek aan warmte rapporteerden en in de groep met angst zagen we dat ze met name een gebrek aan autonomiebevordering rapporteerden.   Dit is in de lijn der verwachting: deze ervaringen van gebrek aan warmte kunnen bijdragen aan een negatief zelfbeeld, en bijvoorbeeld het idee dat je niet goed genoeg bent. We zien hierbij ook veel overlap met emotionele mishandeling. Overbescherming en gebrek aan autonomiebevordering kan een mens juist angstiger maken doordat je de boodschap meekrijgt dat de wereld een gevaarlijke plek is.”

Wat zijn de klinische implicaties?

Hoe zijn de bevindingen toe te passen in de kliniek? “De bevindingen van deze studies schudden je als GGZ wakker, ze laten namelijk zien dat het tijd is om uit te zoomen: We kijken namelijk binnen behandelingen heel erg individueel en klachtgericht, vooral bij angst en depressie, maar systematisch werken blijkt juist essentieel. Het kijken naar gezinsrelaties, opvoedervaringen in de jeugd en intergenerationele overdracht is zó belangrijk. Zeker omdat we weten dat ouders die zelf mishandeld of verwaarloosd zijn vaak negatiever tegen hun kinderen doen. Zaak is om die vicieuze cirkel te doorbreken.”

Marie-Louise Kullberg en thesis ‘Family Matters’

Marie Louise Kullberg studeerde Psychologie aan de Universiteit Leiden en in 2018 startte ze een promotietraject in bij prof. dr Bernet Elzinga. Ze onderzocht gezinsproblemen in de kindertijd en de relatie met psychische problemen, met name angst en depressie. Een onderwerp waar ze komende woensdag 21 september op promoveert. Bekijk de verdediging van haar proefschrift ‘Family Matters’ online of lees haar volledige thesis online.  Naast haar werk als onderzoeker is Marie-Louise psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog bij het Leids Universitair Behandel- en Expertise Centrum (LUBEC).

HBSC: Fors meer meisjes kampen met emotionele problemen

Hoe gaat het met de gezondheid en het welzijn van de Nederlandse jeugd (11-16)? Onderzoekers van de Universiteit van Utrecht, het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Trimbos-Instituut vormen samen HBSC, wat staat voor Health Behaviour in School-Aged Children. Hun zojuist uitgebrachte rapport (PDF) is alarmerend en werd 14 september jongstleden tijdens het symposium ‘Jong in de 21e eeuw’ uitgereikt aan Koningin Máxima.

De onderzoekers monitoren deze leeftijdscategorie sinds 2001 en zien de afgelopen vier jaar (2017-2021) een forse verslechtering in de mentale gezondheid onder meisjes. In deze periode steeg het aantal meisjes dat met emotionele problemen worstelt van 28 naar 43%. Onder meisjes in bijvoorbeeld groep 8, steeg dit van 14 naar 33%. Er zijn niet alleen emotionele problemen waarneembaar, maar ook een toename in hyperactiviteit en aandachtsproblemen. 

Coronavirus

Deze periode bevat uiteraard het coronavirus, met alle beperkende maatregelen van dien. De onderzoekers waarschuwen echter dat de ontwikkelde mentale kwetsbaarheid niet zomaar verdwijnt, als deze maatregelen echt achter de rug zijn. En er is meer dan het coronavirus. Ook de schooldruk nam de afgelopen twee decennia flink toe. In 2001 gaf 16% van de jongeren aan druk te ervaren vanuit school. Nu staat dat op 45%. Hier speelt een andere maatschappelijke ontwikkeling mee: jongeren, ouders en de gehele maatschappij hechten aanmerkelijk meer belang aan prestaties dan in 2001. En dat wordt gevoeld. 

Zowel jongens als meisjes geven hun eigen leven een steeds lager cijfer. Dat is nu een 7,1; dat was in 2001 nog een 8. Met name meisjes kampen echter veel meer met emotionele problemen, zoals angsten en depressies of depressieve gevoelens. 

Wat min of meer hetzelfde bleef in verhouding met 2001, zijn de sociale relaties. Relaties met ouders, klasgenoten en vrienden wordt nog steeds als ‘goed’ aangemerkt. Meisjes ervaren in de periode 2017-2021 wel minder steun van vrienden. Ze ervaren ook een verslechtering in de sfeer tussen klasgenoten. De relatie met leraren wordt ook steeds slechter. 

Kabinetsaanpak

De onderzoekers roepen het kabinet op om een nieuwe aanpak te hanteren: Mentale gezondheid, van ons allemaal. Hierin wordt specifiek bij jongeren stilgestaan. Het hele rapport van HBSC is hier te lezen.  

EEG-component voorspelt behandeluitkomst voor depressie

“Maak meer gebruik van EEG (elektro-encefalogram) bij de behandeling van depressieve stoornissen”, pleit Hannah Meijs. Zij is arts in opleiding tot psychiater en onderzoeker bij Brainclinics. Samen met collega-onderzoekers nam ze EEG-componenten onder de loep. De conclusie? Er is een EEG-component, ofwel functioneel hersennetwerk, met langzame hersengolven (slow-wave) dat bij mannen voorspelt of een behandeling voor depressie aanslaat.

Kunt u meer vertellen over jullie onderzoek?

“Kunnen we met behulp van de activiteit van hersennetwerken voorspellen welk effect een behandeling heeft bij mensen met een depressieve stoornis? Dat is in het kort waar ons onderzoek om draaide”, trapt Meijs af. “Hiervoor gebruiken we de EEG’s van psychiatrische patiënten. Bij EEG-onderzoek wordt door electroden, die geplaatst worden op de hoofdhuid, de elektrische activiteit van de hersenen gemeten, zichtbaar als golven met een bepaalde frequentie. We weten dat verschillende EEG-patronen erfelijk zijn. Onze hypothese was dat specifieke hersennetwerken, geselecteerd aan de hand van genetische informatie, helpen om te voorspellen of iemand goed reageert op antidepressieve behandeling.”

LORETA

“Gebruikmakend van specifieke technieken kan worden geschat waar de elektrische signalen in de hersenen vandaan komen. De methode die wij gebruikten heet LORETA. Een letterwoord dat staat voor ‘low-resolution brain electromagnetic tomography’. Dankzij deze techniek kunnen we hersenactiviteit visualiseren in een 3D-beeld – ook van dieper gelegen hersengebieden. Hiermee kunnen we ook analyseren welke gebieden samenwerken, welke afhankelijk van elkaar zijn: functionele hersennetwerken. Het hersennetwerk dat onder mannelijke patiënten behandelrespons bleek te voorspellen, hebben we ‘slow-wave’ netwerk genoemd, omdat het voornamelijk bestaat uit langzame golven afkomstig uit verschillende hersengebieden.”

Wat was jullie belangrijkste conclusie?

“Dit slow-wave hersennetwerk hangt samen met de polygene risicoscore (PRS) voor antidepressivarespons, dus het ‘risico’ of de kans dat iemand goed reageert op behandeling, berekend op basis van genetische varianten. Een PRS kun je voor een heleboel eigenschappen en aandoeningen vaststellen middels DNA-onderzoek, ook voor depressie bijvoorbeeld. Deze associatie zien we echter alleen bij mannen, en de voorspelbare waarde van het hersennetwerk geldt eveneens alleen voor mannelijke patiënten. Waarom weten we niet zo goed: blijkbaar zijn er toch biologische verschillen die dit verklaren. Ook lieten eerdere studies al verschil zien tussen de EEG’s van mannen en van vrouwen.”

Hersennetwerk voorspellend voor behandeluitkomst

In onafhankelijke datasets bestaande uit depressieve patiënten toonden de onderzoekers vervolgens aan dat het gevonden hersennetwerk een voorspellende waarde heeft voor de behandeluitkomst. Dat gold voor behandeling met antidepressiva/medicatie en repetitieve Transcraniële Magnetische Stimulatie (rTMS) in combinatie met psychotherapie. De nauwkeurigheid van die voorspellende waarde is getoetst in een model en deze bleek significant. “De positief voorspellende waarde in onze datasets is 69% voor medicatie en 77% voor rTMS”, voegt Meijs toe. “Dat is best goed aangezien we weten dat de effectiviteit van beide behandelingen een stuk lager ligt. Omgerekend betekent dit dat medicatie en rTMS bij respectievelijk 26% en 24% meer mannelijke patiënten effectief zou zijn.”

Kanttekening: niet toe te wijzen aan effectiefste behandeling

Het hersennetwerk heeft onder mannen dus een voorspelbare waarde voor wat betreft behandeling van een depressie stoornis. “Maar we konden de patiënten niet in subgroepen verdelen en per subgroep een behandeling toewijzen, ofwel stratificeren”, plaatst Meijs als kanttekening. “We weten niet wie beter zal reageren op medicatie, rTMS, psychotherapie of gecombineerde behandeling. Voor de toekomst zou het mooi zijn als we dit beter kunnen voorspellen. Zo’n 30% van de depressieve patiënten bereikt remissie na een eerste behandeling, dus als we dit percentage al met 25% kunnen verhogen door EEG-onderzoek in te zetten, zou dat een enorm verschil uitmaken.”

Vaker EEG’s inzetten

Lastige is alleen dat EEG’s in de meeste ziekenhuizen en ggz-instellingen nu nog niet standaard gemaakt worden bij depressieve patiënten. Dit is ook niet opgenomen in de richtlijnen, zo geeft Meijs aan. “EEG-onderzoek zou in de toekomst op grote schaal kunnen helpen om de keuze van (eerste) behandeling te bepalen. Dat maakt de zorg waarschijnlijkheid effectiever en efficiënter.”

Lees meer over het onderzoek van Hannah Meijs en collega’s: “A polygenic-informed approach to a predictive EEG signature empowers antidepressant treatment prediction: A proof-of-concept study.”