Skip to main content

Archieven: Nieuws

Supplementen en voedingstherapie voorkomen depressie niet

Het dagelijks slikken van supplementen en voedingstherapie kunnen depressie niet voorkomen. Dit blijkt uit de uitkomsten van het MooDFOOD-project, geleid door de Vrije Universiteit Amsterdam. De afgelopen vijf jaar werd de relatie tussen voeding en depressie onderzocht.

Bin­nen het pro­ject is het groot­ste ge­ran­do­mi­seer­de kli­ni­sche on­der­zoek naar het ef­fect van voe­dings­stra­te­gieën op de pre­ven­tie van kli­ni­sche de­pres­sie uit­ge­voerd. Meer dan 1.000 deel­ne­mers met een hoog ri­si­co op de­pres­sie  uit Ne­der­land, het Ver­e­nigd Ko­nink­rijk, Duits­land en Span­je namen deel aan het on­der­zoek.

Geen effect door supplementen en voedingstherapie

“Het slik­ken van sup­ple­men­ten blijkt niet over­tui­gend ef­fec­tief bij het voor­ko­men van een kli­ni­sche de­pres­sie, iets wat vaak ge­dacht wordt”, vertelt on­der­zoe­ker Ma­ris­ka Bot van Am­ster­dam UMC op de website van de Vrije Universiteit Amsterdam. Ook kon­den the­ra­peu­ti­sche ses­sies ge­richt op een ge­zond voe­dings­ge­drag geen de­pres­sie voor­ko­men.

Gezonde voeding kan wel helpen

Hoewel er geen effect is aangetoond van voedingstherapie, kan gezonde voeding volgens de onderzoekers wel helpen. Op basis van een groot aan­tal on­der­zoe­ken en ana­ly­ses trok­ken de MooD­FOOD-on­der­zoe­kers de af­ge­lo­pen jaren drie be­lang­rij­ke con­clu­sies:

  • Een ge­zond eet­pa­troon kan het ri­si­co op het ont­wik­ke­len van een de­pres­sie hel­pen ver­min­de­ren.
  • Bij men­sen met obe­si­tas leidt ge­wichts­ver­lies tot een ver­min­de­ring van de­pres­sie­ve symp­to­men.
  • Voor­als­nog laten voe­dings­sup­ple­men­ten geen gun­sti­ge ef­fec­ten zien op de­pres­sie­ve symp­to­men of het voor­ko­men van een de­pres­sie.

Het MooDFOOD-project heeft naar aanleiding van de resultaten evidence-based voedingsstrategieën ontwikkeld om depressie te voorkomen.

Zij hebben dit vertaald in mid­de­len voor het grote pu­bliek, ge­zond­heids­wer­kers (huis­art­sen, diëtis­ten en psy­cho­lo­gen), on­der­zoe­kers en be­leids­ma­kers. Deze mid­de­len staan, samen met de on­der­zoeks­re­sul­ta­ten van MooD­FOOD en vol­le­di­ge con­clu­sies over de pre­ven­tie van de­pres­sie via voe­ding, op de web­si­te van het con­sor­ti­um.

Bron: Vrije Universiteit Amsterdam

In ‘Het mens achter de labels’ wordt verteld hoe het écht voelt om met een psychische aandoening te leven

Hoe voelt een paniekaanval? Is iemand met borderline echt zo snel boos? Kun je meerdere persoonlijkheden hebben? Wil iemand met een eetstoornis gewoon dun zijn? Antwoorden op deze en andere vragen vind je in de interviews en verhalen in het boek ‘Het mens achter de labels’ van Anne Koeleman en Rivka Ruiter.

Wie het psychiatrisch handboek de DSM erop naslaat, weet daarna alles van de symptomen van psychische stoornissen, maar nog maar weinig van de mensen erachter. In ‘Het mens achter de labels’ vertellen 22 mensen hoe het écht voelt om een psychische stoornis te hebben. Ook geven zij in interviews tips aan naasten, hulpverleners en iedereen die beter wil begrijpen hoe je iemand met een psychische stoornis zou kunnen helpen.

Het mens achter de labels

In het boek komen zowel relatief bekende als onbekende psychische problemen voor. De geïnterviewden en schrijvers die aan bod komen, hebben last van de volgende negen stoornissen: angst, borderline, depressie, dissociatieve identiteitsstoornis (meervoudige persoonlijkheid), dwangmatige persoonlijkheidsstoornis, eetstoornis, psychosomatische stoornis (onverklaarbare lichamelijke klachten), trauma (PTSS) en vermijdende persoonlijkheidsstoornis. In het laatste hoofdstuk worden nog een aantal thema’s zoals zelfbeschadiging en euthanasie belicht, maar ook hoe het is om man te zijn binnen de GGZ.

Hoewel ieder mens en elke stoornis van elkaar verschilt, hebben alle schrijvers in dit boek een belangrijke overeenkomst: ze willen gezien worden als mens, niet als hun psychiatrisch label.

Beter begrijpen wat iemand doormaakt

Het boek is interessant voor iedereen die een DSM-label heeft of iemand kent met psychische klachten, maar ook willen Koeleman en Ruiter hulpverleners helpen door de kloof tussen het leren van lijstjes met symptomen en de praktijk kleiner maken. De auteurs hopen dat hulpverleners door dit boek daadwerkelijk beter begrijpen wat iemand met een stoornis doormaakt en hulpverleners in opleiding beter voorbereid de praktijk betreden. Om hun belangrijke boodschap te verspreiden, bieden zij honderd hulpverleners (in opleiding) en professionals in de zorg de eerste druk van het boek aan.

Meer informatie op de website van dsmmeisjes.
Foto: Hester Doove

“Er is een kantelpunt in het denken over suïcidepreventie”

Het idee dat suïcides uiteindelijk niet te voorkómen zijn, heeft het verbeteren van suïcidepreventie lang in de weg gestaan. De laatste jaren zijn er echter verschillende strategieën ontwikkeld om suïcidale mensen hulp aan te bieden. Een belangrijke stap, maar er is nog veel ruimte voor verbetering. Dit blijkt uit het proefschrift van psychiater Jan Mokkenstorm. Hij promoveert 8 maart bij Amsterdam UMC.

Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat verhoging van de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor suïcidale mensen tot minder suïcides leidt. De laatste jaren zijn verschillende strategieën ontwikkeld om suïcidale mensen hulp aan te bieden. Psychiater en oprichter van 113 Zelfmoordpreventie Jan Mokkenstorm beschrijft in zijn proefschrift het proces en de uitkomsten van twee strategieën en van de nieuwe benadering Zero Suicide in de gezondheidszorg.

Verschillende strategieën als suïcidepreventie

De eerste strategie die Mokkenstorm onderzocht, is het vergroten van de toegankelijkheid en patiëntgerichtheid van geestelijke gezondheidszorg. Dit gebeurt door het aanbieden van online hulp aan suïcidale mensen, 24/7, gratis en anoniem via www.113.nl. Onderzoek laat nu een positief effect van 113 zien. De tweede strategie is de implementatie van een wetenschappelijk onderbouwd suïcidepreventiebeleid binnen specialistische ggz-instellingen in Nederland.

De bevindingen uit deze studie geven aan dat er een belangrijke eerste stap is gezet, maar ook dat er nog veel ruimte is voor verbetering. ”Er is sprake van een kantelpunt in het denken over suïcidepreventie in Nederland. De mentaliteit van gelaten acceptatie van zelfmoord lijkt om te slaan naar een actieve preventie van zelfmoord. Sinds 2018 is het een speerpunt in het beleid van de regering en de ggz”, vertelt Mokkenstorm op de website van het Amsterdam UMC.

Mokkenstorm ziet ook een significante variatie tussen verschillende praktijken wat duidelijke verschillen zijn in de kwaliteit van zorg voor suïcidale mensen tot gevolg heeft. Hij laat zien dat verbetering een proces is dat tijd en geduld kost en coördinatie met voortdurende aandacht vergt. Tegen de achtergrond van de vernietigende impact van suïcide, is de vraag hoe dit kan worden versneld.

Nastreving Zero Suicide in gezondheidszorg

Zero Suicide is een nieuwe benadering in de gezondheidszorg. Hiermee wordt organisatiebreed nagestreefd dat patiënten niet eenzaam of radeloos sterven door suïcide. Op basis van een literatuurstudie is het volgens Mokkenstorm rationeel om deze   doelstelling na te streven in de gezondheidszorg. Wel is het belangrijk dit op een manier uit te dragen waarbij zorgprofessionals zich gesteund voelen en beschermd worden tegen ongepaste verwijten als een patiënt overlijdt door zelfmoord.

Bron: Amsterdam UMC

Deelnemers gezocht voor de CBD studie

Vergroot cannabidiol voorafgaand aan exposurebehandeling het behandeleffect bij sociale fobie en paniekstoornis met agorafobie?

Voor wie?

Het onderzoek is bedoeld voor mensen met een sociale fobie of een paniekstoornis met agorafobie.

Waarom dit onderzoek?

De sociale fobie en paniekstoornis met agorafobie kunnen in het algemeen goed behandeld worden met exposuretherapie al dan niet in combinatie met psychofarmaca. Bij een deel van de patiënten is deze behandeling echter onvoldoende werkzaam. Daarom voeren we bij Altrecht (Utrecht), GGZ inGeest (Amsterdam) en Universitair Centrum Psychiatrie (Groningen) een behandelstudie uit waarbij we voorafgaand aan een aantal exposuresessies cannabidiol geven om na te gaan of dit het behandeleffect kan vergroten bij agorafobie en sociale fobie.

Wat wordt onderzocht?

De behandeling die we onderzoeken bestaat uit standaard exposure therapie die volgens de richtlijnen wordt aangeboden. Op basis van loting krijgt de ene helft van de patiënten gedurende 8 weken voorafgaand aan de exposure behandeling een tablet cannabidiol en de andere helft een capsule zonder werkzame stof. De behandelaars, onderzoekers en patiënten weten niet wie welke tablet krijgt.

Wat is Cannabidiol?

Cannabidiol is een bestanddeel van de Cannabis sativa plant. Cannabidiol is echter niet het bekende bestanddeel van cannabis, THC, en veroorzaakt geen hallucinaties, geen gevoelens van ‘high’, ‘stoned’ of euforie en heeft geen verslavende werking. Onderzoek tot nog toe duidt er op dat cannabidiol een kalmerend en angstremmend effect heeft. Tot op heden zijn in het gebruik geen bijwerkingen gerapporteerd. De cannabidiol die in het huidige onderzoek wordt gebruikt is niet afkomstig van de plant, maar gemaakt in een laboratorium. De cannabidiol zit in een capsule om in te nemen. We vragen u om telkens 2 uur voorafgaand aan de exposure sessie een capsule in te nemen

Wat kunt u verwachten van het onderzoek?

Het onderzoek bestaat uit twee onderzoeksmetingen voor en na de behandeling met o.a. een computertaak en bloed afname. Verder zullen we u vragen om na 3 en 6 maanden een aantal vragenlijsten op de computer in te vullen.

Waarom meedoen?

Door mee te doen aan dit onderzoek helpt u de behandelingen voor mensen met fobieën te verbeteren.

Contactinformatie

Bent u geïnteresseerd om mee te werken aan het onderzoek? Of twijfelt u of u geschikt bent of heeft u andere vragen? Neem dan contact op met Caroline Kwee via cbd@onderzoek.io of 0634852440.

“Verhoogd risico op hart- en vaatziekten bij depressie of angststoornis komt door antidepressiva”

Het verhoogde risico op hart- en vaatziekten bij mensen met een depressie of angststoornis, zou verklaard worden door de ontregeling van het zenuwstelsel. Volgens Mandy Hu, die op 11 maart promoveert aan het Amsterdam UMC, speelt er echter meer mee. Uit haar proefschrift blijkt dat dit veroorzaakt wordt door de effecten van het gebruik van antidepressiva en een slechte leefstijl.

Dat mensen met een depressie of een angststoornis een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten, is al langer bekend. Hu wilde in haar onderzoek de onderliggende redenen hiervoor achterhalen. In drie verschillende studies heeft ze gekeken wat het verband is tussen depressie en angststoornissen, een ontregeling van het autonome zenuwstelsel en risicofactoren voor hart- en vaatziekten.

Stress speelt een rol bij ontwikkeling hart- en vaatziekten

Het autonome zenuwstelsel is verantwoordelijk voor stressreacties, maar tegelijkertijd ook voor een toestand van rust en herstel. “Van het autonome zenuwstelsel wordt gedacht dat het op de route ligt van slechte mentale gezondheid naar lichamelijke klachten”, vertelt Hu op de website van Amsterdam UMC.

Ze legt uit dat dit deel van het zenuwstelsel een groot effect heeft op het hart. “Stress speelt een rol bij depressie en angststoornissen. Hierdoor is het aannemelijk dat het autonome zenuwstelsel leidt tot de ontwikkeling van hart- en vaatziekten bij mensen met een depressie.”

Verhoogd risico door antidepressiva en slechte leefstijl

In haar onderzoek laat Hu echter zien dat een slechte mentale toestand, zoals depressie of angststoornis, geen direct effect heeft op een ontregeling van het autonome zenuwstelsel. Hu: “Depressie en angststoornissen leiden waarschijnlijk tot autonome ontregeling, en dus risico op hart- en vaatziekten, via het gebruik van antidepressiva en het hebben van een slechte leefstijl, zoals roken en weinig bewegen.”

Volgens Hu zijn deze resultaten van belang voor de volksgezondheid. Omdat een slechte mentale toestand niet de directe oorzaak is voor een ontregeling van het zenuwstelsel, is het wellicht mogelijk om het gevonden verband tussen beide te verbreken. “Behandelaren behoren voorzichtiger te zijn met het voorschrijven van antidepressiva. Ze zouden alternatieven kunnen overwegen, zoals leefstijlverandering, die een positief effect hebben op mentale en fysieke gezondheid.”

Bron: Amsterdam UMC

Antidepressiva langdurig voorgeschreven bij een op drie patiënten

In 2011 kreeg een op de drie patiënten antidepressiva langdurig voorgeschreven. Bij SSRI-gebruikers was dit 38% en bij TCA’s-gebruikers 35%. Dit blijkt uit onderzoek van NIVEL.

De onderzoekers gebruikten gegevens die huisartsenpraktijken voor Nivel Zorgregistraties aanleverden over de periode 2011-2015. Een deel van de praktijken viel af, omdat deze niet over de hele periode meededen aan de registratie. Uiteindelijk konden de gegevens van ruim 326 duizend volwassenen voor analyse worden gebruikt.

Antidepressiva langdurig voorgeschreven

Van de patiënten die in 2011 antidepressiva kregen voorgeschreven, gebruikte ongeveer 65% deze een jaar later nog. Het percentage patiënten dat vijf jaar later nog altijd antidepressiva gebruikte, was lager: bij SSRI-gebruikers was dit 38% en bij TCA’s-gebruikers 35%.

De onderzoekers benadrukken dat antidepressiva niet alleen worden voorgeschreven aan mensen met een depressie. Bij moderne antidepressiva (SSRI’s) is dat ongeveer in de helft van de gevallen zo. In een kwart van de gevallen wordt het voorgeschreven bij angst. Oudere antidepressiva (TCA’s) werden juist voornamelijk voorgeschreven bij somatische problemen, zoals (hoofd)pijn.

Het hebben van een depressie was wel een belangrijke voorspeller voor het langer doorslikken van een antidepressivum.

Veilig afbouwen van antidepressiva

Volgens NIVEL is het aantal patiënten dat langdurig antidepressiva gebruikt tegen een depressie lager dan in het algemeen wordt aangenomen. Ze benadrukken het belang van een algemene richtlijn om onwenselijke praktijkvariatie in het langdurig voorschrijven én in het afbouwen van antidepressiva tegen te gaan. Tussen huisartsenpraktijken onderling bleek namelijk een grote variatie in het langdurig voorschrijven van deze medicatie.

Onder leiding van het Amsterdam UMC en met medewerking van het Nivel wordt momenteel met het OPERA-project uitgebreid onderzoek gedaan naar het veilig afbouwen van antidepressiva.

Bron: NIVEL

“Cannabisgebruik op jonge leeftijd verhoogt kans op depressie en zelfmoordgedachten”

Het op jonge leeftijd gebruiken van cannabis verhoogt mogelijk de kans op depressie en zelfmoordgedachten. Dat stellen neurobiologen van de Canadese McGill University. Tijdens een meta-analyse analyseerden zij de resultaten van elf eerdere studies naar de risico’s van cannabis.

Aan de studies namen in totaal ruim 23.000 mensen deel, die over een langere periode werden gevolgd. De onderzoekers van elke studie voerden twee meetmomenten uit bij hun participanten: een keer vóór hun achttiende verjaardag en een tweede keer op een bepaald moment tussen hun 18de en 32ste.

Cannabis verhoogt kans op depressie en zelfmoordgedachten

Aan de hand van het eerste meetmoment werden deelnemers in twee groepen opgedeeld. De ene groep groep bestond uit personen die nooit wiet gebruikten, de andere uit personen die een half jaar tot een jaar voor de eerste meting dagelijks cannabis rookten.

Tijdens het tweede meetmoment gingen de onderzoekers na of de deelnemers uit de twee groepen last hadden van depressie, angst of zelfmoordgedachten. Onder de cannabisgebruikers bleek het risico op een depressie en zelfmoordgedachten hoger te liggen dan onder niet-gebruikers. Tussen cannabis en angst vonden de onderzoekers geen link.

Tieners inlichten over risico’s cannabis

De wetenschappers controleerden nog of er geen andere factoren in het spel waren. Ze gingen na of de jongvolwassenen voor hun achttiende al eens depressief waren geweest en of ze een erfelijke aanleg hadden voor depressie. Die factoren hadden geen significante impact op de resultaten.

Volgens de onderzoekers moeten tieners beter worden ingelicht over de risico’s van cannabis. Ze moeten bovendien leren om weerbaarder te zijn tegen groepsdruk.

Bron: JAMA Psychiatry

Worstel jij zelf ook met zelfmoordgedachten of ken je iemand in je omgeving? Neem contact op met 113 Zelfmoordpreventie via 0900-0113.

Deelnemers gezocht voor psilocybinestudie

Het psychedelicum psilocybine is de werkzame stof in sommige paddenstoelen en truffels. In deze nieuwe studie onderzoeken wij de effectiviteit, veiligheid en de optimale dosering bij mensen met een depressie, bij wie in de huidige depressieve periode minimaal twee antidepressiva niet of weinig hebben gewerkt. De studie vindt plaats op verschillende locaties in Europa, waaronder het UMC Groningen en het UMC Utrecht.

N.B. Psilocybine is de werkzame stof in truffels en sommige paddenstoelen. We raden patiënten ten zeerste af om in de thuissituatie psilocybine als therapeutisch middel te gebruiken.

Wie kan er deelnemen aan de studie?

Dit onderzoek wordt gedaan bij mensen vanaf 18 jaar, die een hardnekkige, therapieresistente depressieve stoornis hebben. Deelname aan het onderzoek is mogelijk wanneer:

•  u voor de huidige depressieve periode minstens twee verschillende medicijnen voor depressie (antidepressiva) geprobeerd heeft, waarbij er weinig of geen effect was, of het antidepressivum onvoldoende werd verdragen;
•  bij u geen sprake is geweest van een psychiatrische stoornis die gepaard gaat met psychose, zoals schizofrenie of bipolaire stoornis;
•  er in het afgelopen jaar geen sprake is geweest van verslavingsproblematiek;
•  u geen ernstige medische aandoening heeft;
•  u niet zwanger bent en/of borstvoeding geeft.

Er zijn nog meer situaties waarin u niet deel kunt nemen. Een onderzoeker van de studie kan u hier meer over vertellen.

Hoe ziet deelname eruit?

Deelnemers krijgen een intake bij een psychiater. Dan volgt een screening middels vragenlijsten, bloedafname, urinecontrole (op drugs en zwangerschap) en een hartfilmpje.
De dosis psilocybine die u krijgt is 25 mg, 10 mg of 1 mg. Deelnemers worden door loting over deze drie groepen verdeeld. Deelnemers krijgen eenmalig psilocybine toegediend onder begeleiding van speciaal getrainde professionals tijdens een studiebezoek in het ziekenhuis. Tijdens de sessie luistert de deelnemer naar muziek en wordt aangemoedigd om het effect van de psilocybine te ervaren.
Deze eenmalige sessie duurt 6 tot 8 uur.

Voorafgaand aan de psilocybinesessie bouwt de deelnemer zijn of haar medicijnen tegen depressie (antidepressiva) volledig af. Dit gebeurt in overleg en onder begeleiding van een arts . Dit is nodig omdat antidepressiva mogelijk een wisselwerking met psilocybine kunnen hebben. In de weken na de psilocybinesessie volgen een aantal afspraken met de begeleider om over de psilocybine-ervaring te praten.

Tot minimaal 3 weken na de psilocybinesessie gebruikt de deelnemer geen medicijnen tegen depressie (voor zover mogelijk). Zo kunnen wij het volledige effect van psilocybine meten. Na deze periode kan de deelnemer, zo nodig, het antidepressivum weer opbouwen.
Alle metingen van de studie vinden binnen circa 18 weken plaats. Afhankelijk van de duur van afbouw van antidepressiva moet de deelnemer in totaal gemiddeld 10 keer naar het ziekenhuis komen.

Sponsor

De studie wordt gefinancierd door Compass Pathways

Onderzoeksteam

Robert Schoevers (hoofdonderzoeker) Jeanine Kamphuis (psychiater)
Maartje Hofman (onderzoekscoördinator) Sabina Muller (therapeut)
Frieda Parlevliet (therapeut) Jan Mars (therapeut)
Marrit Rozestraten (verpleegkundige) Maurice Vischjager (verpleegkundige)

Contact

Bij interesse in deelname in Groningen kunt u mailen met Jeanine Kamphuis of Maartje Hofman via psilocybinestudie@umcg.nl of bellen met nummer 050-3610930.

Bij interesse in deelname of vragen over de studie kunt u mailen met het studieteam via PTRD@umcutrecht.nl of bellen met het aanmeldteam van de afdeling Psychiatrie van het UMC Utrecht: 088-7555888

Bekijk ook de onderzoekspagina van website van UMCG

Download de flyer

N.B. Indien u een hardnekkige depressie heeft en niet in aanmerking zou komen voor de psilocybinestudie dan wijzen wij u op een tweede onderzoek bij onze afdeling waarin de antidepressieve werking van ketamine wordt onderzocht. Meer informatie hierover vindt u via Ketaminestudie

 

Kan het combineren van twee perspectieven tot beter begrip leiden van kwetsbaarheid van depressie?

Het is belangrijk om de onderliggende factoren te onderzoeken die leiden tot een beter begrip van de kwetsbaarheid van depressie. Dit is een eerste en cruciale stap richting het verbeteren van preventieve therapieën die een terugval moeten voorkomen, stelt Caroline Figueroa in haar proefschrift. Zij promoveerde deze maand aan de Universiteit van Amsterdam en onderzocht de combinatie van cognitieve en neurobiologische perspectieven als risicofactor.

Maar liefst 50% van de patiënten die hersteld zijn van een depressie, maken in hun leven een nieuwe depressieve episode mee. Na drie episodes stijgt dit risico zelfs tot 90% binnen 10-15 jaar. Deze hoge kans op terugval zorgt ervoor dat een depressie erg invaliderend is en dat de ziekte hoge sociale en economische kosten met zich meebrengt. Er bestaat een aantal effectieve behandelingen tegen terugval van depressie, maar zelfs als deze interventies goed werken, blijft de kans op terugval hoog.

Beter begrip van de kwetsbaarheid van depressie

Bepaalde risicofactoren voor deze terugval zijn eerder onderzocht, zoals het aantal eerdere depressieve episodes in iemands leven. Daarnaast is er bewijs dat cognitieve factoren (zoals negatieve gedachtes) en neurobiologische factoren (zoals veranderingen in netwerken in het brein) risicofactoren zouden zijn voor terugval. “Het combineren van de twee perspectieven zou tot beter begrip kunnen leiden van de onderliggende mechanismes voor kwetsbaarheid van depressie”, stelt Figueroa. “Daarom richt ik mij op de combinatie van beide perspectieven.”

Cognitief perspectief

Tijdens een depressie zijn depressieve gedachtes en negatieve denkstijlen belangrijke kwetsbaarheidsfactoren. Hierbij spelen drie concepten een rol:

  • Dysfunctionele attitudes: depressieve gedachtes over jezelf, anderen en de toekomst.
  • Cognitieve reactiviteit: de activatie van dysfunctionele gedachtes gedurende een verdrietige stemming of stress.
  • Ruminatie: een zich herhalend en passief gedachteproces waarin men zich focust op symptomen van verdriet en emotionele nood en de mogelijke oorzaken en gevolgen hiervan.

Vanuit het cognitieve perspectief kan worden geconcludeerd dat dysfunctionele gedachtenprocessen, uitgelokt door verdriet of stress, omvat door cognitieve reactiviteit en ruminatie, belangrijke kwetsbaarheidsfactoren zijn voor terugkerende depressie. Dit zouden aanknopingspunten kunnen zijn voor preventieve therapie.

Neurobiologisch perspectief

Veranderingen in communicatie tussen netwerken in het brein zouden ook een rol kunnen spelen in de kwetsbaarheid tijdens remissie van een depressieve stoornis. Tijdens rust, wat inhoudt dat men geen activiteit uitvoert, delen regio’s in het brein die anatomisch gezien van elkaar gescheiden zijn en verschillende functies hebben, continu informatie met elkaar. Zij vormen zogenoemde ‘resting-state netwerken’. Deze zijn betrokken bij verschillende cognitieve processen.

Vanuit het neurobiologisch perspectief kan worden geconcludeerd dat meerdere resting-state netwerken, betrokken bij belangrijke cognitieve functies als aandacht en zelfreflectie, een belangrijke rol spelen in kwetsbaarheid als patiënten in remissie zijn. Mogelijk zijn afwijkingen in deze netwerken en het samenspel tussen deze netwerken een reflectie van de moeite om los te komen van negatieve zelf-evaluatieve informatie, waaronder ruminatie.

Het is nog onduidelijk of deze veranderingen in breinnetwerken ook het risico op terugval voorspellen. Figueroa zou dit graag in toekomstige studies willen onderzoeken.

Combinatie van neurobiologische en cognitieve kwetsbaarheidsfactoren

Figueroa: “De meest interessante uitkomst vind ik dat veel van de verschillen op zowel cognitief als neurobiologisch vlak, pas duidelijk worden tijdens een verdrietige stemming van zowel de patiënten die in remissie zijn van depressie (met een hoog risico op terugval) en mensen die nog nooit depressief zijn geweest. We hadden meer verschillen tussen de groepen verwacht, onafhankelijk van de stemming.”

Volgens Figueroa is het van groot belang om een beter begrip te krijgen van neurobiologische en cognitieve kwetsbaarheidsfactoren in mensen die momenteel hersteld zijn van terugkerende depressie. “Dit is een belangrijke stap in het ontdekken van factoren die uiteindelijk zullen bijdragen aan het ontdekken van markers voor terugvalrisico, en helpen in het ontwikkelen of verbeteren van preventieve interventies tegen terugval van depressie.”

Bron: Proefschrift Figueroa, C.A. Views on vulnerability.

“Ultrageluid mogelijk nieuwe techniek tegen depressie”

Ultrageluid kan mogelijk een nieuwe techniek tegen depressie worden. Het kan activiteit diep in de hersenen langdurig en met precisie veranderen, laten neurowetenschappers uit Oxford en Parijs zien in experimenten bij apen.

Ultrageluid is hoogfrequent geluid, zoals ook ingezet wordt bij een echografie. Het kan interessant zijn als aanvulling of vervanging van bestaande hersenstimulatietechnieken, zoals transcraniële magnetische stimulatie (TMS). TMS wordt momenteel ingezet bij patiënten met een depressie, die onvoldoende baat hebben bij medicatie of een andere therapie.

Nauwkeuriger dan TMS

Een TMS-puls bereikt alleen oppervlakkige hersengebieden. Het komt niet tot in de dieper gelegen emotiegebieden zoals de amygdala, die betrokken is bij depressie. “Geluidsgolven komen wel zover”, legt eerste auteur Lennart Verhagen uit aan De Volkskrant. “Bovendien zijn ze nauwkeuriger te richten dan TMS.”

Tijdens het onderzoek werd een serie geluidspulsen van 30 milliseconden gedurende 40 seconden op de hersenen van makaken af gestuurd. Dit veroorzaakte een verandering in de communicatie tussen de gestimuleerde breingebieden en andere hersendelen. De verandering bleef tot wel twee uur na de behandeling bestaan.

Ultrageluid tegen depressie

Voor een toepassing in de klinische praktijk moeten nog stappen gezet worden, waarschuwt Verhagen. “In apen werkt ultrageluid veilig en nauwkeurig bij eenmalige toepassing. Dit biedt een goede basis om deze nieuwe techniek ook voorzichtig te gaan ontwikkelen in mensen.”

Naar verwachting zal ultrageluid vooral meerwaarde hebben als aanvulling op huidige behandelingen. “Als patiënten voorafgaand aan een psychiatrische sessie direct een geluidspuls krijgen, maakt dat hun hersenen wellicht ontvankelijker voor de therapie.” Wellicht kan het ook bij andere aandoeningen worden ingezet, zoals bij een dwangstoornis.

Bronnen: De Volkskrant, eLIFE, Neuron