Skip to main content

Archieven: Nieuws

“Sociale media en tv kijken verhogen kans op depressie bij jongeren, maar gamen niet”

Sociale media en tv kijken verhogen kans op depressie bij jongeren, maar gamen niet. Dat concludeert de Nederlandse wetenschapper Elroy Boers, werkzaam bij de Universiteit van Montreal, en enkele collega’s in Australië na zes jaar onderzoek.

Gedurende het onderzoek vroegen de wetenschappers aan in totaal 3.800 tieners in de leeftijd van twaalf tot zeventien jaar in hoeverre zij symptomen van depressie ervoeren en het aantal uur dat zij aan televisie, computer, sociale media en games besteedden.

Sociale media en tv kijken verhogen kans op depressie bij jongeren

Het herhaaldelijk zien van geïdealiseerde foto’s op sociale media zorgt mogelijk voor minder zelfvertrouwen. Naast sociale media vonden de onderzoekers aanwijzingen dat toenemend televisiekijken mogelijk tot minder zelfvertrouwen leidt. Ook zorgen beide vormen van schermtijd voor een mogelijke toename van symptomen van depressiviteit.

Bovengemiddeld gamen zorgt – in tegenstelling tot andere vormen van schermtijd – niet voor een toe- of afname van symptomen van depressie bij tieners. Een eventuele verklaring hiervoor is de mogelijk positieve invloed van games op sociaal en emotioneel gebied.

Reguleren socialemedia- en televisiegebruik

Het onderzoek laat zien dat het socialemedia- en televisiegebruik van tieners gereguleerd moet worden, concluderen de onderzoekers. Daarmee zou de ontwikkeling van depressie voorkomen kunnen worden. Ook kunnen reeds voorkomende symptomen van depressie verminderd worden.

Bron: JAMA Pediatrics

Vier ton subsidie voor onderzoek naar effectiviteit van sport tegen depressie

Sport is nog geen vast onderdeel van de behandeling van depressie en er zijn nog veel vragen over de effectiviteit ervan, daarom gaan het Radboudumc en Pro Persona onderzoek ernaar doen. Ze krijgen ruim 400.000 euro subsidie voor hun onderzoek naar sport tegen depressie.

Het ‘Sporten Versterkt’- onderzoek gaat vier jaar duren en er doen 120 mensen met een depressie mee. Deelnemers moeten drie keer per week 45 tot 60 minuten op gemiddelde intensiteit sporten.

Sport tegen depressie

Mensen met een depressie worden verdeeld over twee groepen: een groep die de gebruikelijke behandeling krijgt en een groep die zowel de gebruikelijke behandeling als de sportbehandeling krijgt.

De ernst van de depressieve klachten wordt gemeten voor, direct na, en dan elke drie maanden tot een jaar na de behandeling.

Subsidie voor Sporten Versterkt

De toegekende subsidie komt van ZonMw, een organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. Aan het onderzoek van Pro Persona en Radboudumc werken meerdere partijen mee: GGNet, de Depressie Vereniging, het Trimbos instituut en de University of Texas at Austin (USA).

Bron: Omroep Gelderland 

Depressie Vereniging zoekt nieuwe leiders gespreksgroepen

Het aantal mensen dat zich heeft aangemeld voor een supportgroep van de Depressie Vereniging is in rap tempo toegenomen, vooral in de regio Gelderland. Om de groei van het aantal groepen te realiseren zijn er in de regio ruim 30 nieuwe leiders van gespreksgroepen nodig. Ook in de rest van het land is de vereniging op zoek naar vrijwilligers die de groepen willen begeleiden en coördineren.

Op dit moment zijn er zes supportgroepen in de regio Gelderland, maar om aan de vraag te voldoen zou dat aantal moeten groeien naar vijftien groepen. Hiervoor zijn ruim 30 nieuwe gespreksbegeleiders nodig.

Nieuwe leiders gespreksgroepen gezocht

Ook in de regio Amsterdam is een flink aantal begeleiders nodig om nieuwe deelnemers te kunnen laten starten in een supportgroep. In Amsterdam, Zaandam en Purmerend gaat het in totaal om 16 vrijwilligersvacatures.

Om de groei van het aantal groepen te organiseren breidt de Depressie Vereniging ook het aantal regiocoördinatoren uit en is er zowel in Utrecht als Overijssel een coördinator nodig.

Ervaring met depressie inzetten

Gespreksbegeleiders van de supportgroepen van de Depressie Vereniging hebben zelf ervaring met depressie en willen deze ervaring inzetten voor anderen die een depressie doormaken of hebben doorgemaakt.

Op de website van de Depressie Vereniging vind je meer informatie.  Geïnteresseerden kunnen een mail met motivatie en persoonlijke gegevens sturen naar: supportgroepen@depressievereniging.nl

Deelnemers gezocht voor onderzoek naar rol van het brein bij zelfdoding

Mensen die overgaan tot een poging tot zelfdoding doen dit mogelijk omdat ze anders omgaan met emoties dan mensen die niet nadenken over zelfdoding. Om de rol van het brein bij zelfdoding te begrijpen, wil het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) meer te weten komen over de onderliggende biologische mechanismen. Voor deze HOPES-studie zijn zij op zoek naar deelnemers.

De onderzoekers denken dat een aantal processen een rol spelen bij gedachten over zelfdoding. In de HOPES studie zijn zij geïnteresseerd in het verwerken (reguleren) van emoties, positieve toekomstige gebeurtenissen voor te kunnen stellen en het herkennen van emoties bij anderen.

Rol van het brein bij zelfdoding

Ze willen nagaan wat er in de hersenen gebeurt tijdens deze processen bij mensen die kort geleden een poging tot zelfdoding hebben gedaan.

De onderzoekers willen drie verschillende groepen mensen onderzoeken en vergelijken:

  • mensen die kort geleden (niet langer dan zes maanden voor het éérste bezoek) een poging tot zelfdoding hebben gedaan,
  •  mensen met een ernstige depressie die nooit een poging tot zelfdoding hebben gedaan (gedachtes aan zelfdoding zijn toegestaan),
  • mensen zonder psychische klachten.

Het onderzoek bestaat uit interviews, vragenlijsten en een MRI-scan. Voor uw deelname krijgt u een vergoeding van 25 euro (per meting). De deelnemers met een recente poging tot zelfdoding worden gevraagd na een jaar nog een keer te komen zodat we de? metingen kunnen herhalen.

Aanmelden HOPES Studie

Voor meer informatie is te verkrijgen via de website van de HOPES-studie, of via mail en telefoon: hopes@umcg.nl / 050 361 6430.

Met hersenscans de therapie-uitkomst voorspellen bij patiënten met een dwangstoornis

Voor een wetenschappelijke studie in Amsterdam UMC – locatie AMC zoeken we patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS), in de volksmond ook wel een dwangstoornis genoemd. OCS bestaat uit (a) steeds terugkerende gedachten, beelden of impulsen die als ongewenst worden ervaren (de obsessies) en (b) handelingen of geruststellende gedachten die bedoeld zijn om de (door de obsessies) opgeroepen angst te verminderen (de compulsies). Er bestaan verschillende behandelingen voor patiënten met obsessieve-compulsieve stoornis, maar die werken helaas niet bij alle patiënten. Sommige patiënten zijn maanden in behandeling voordat ze de juiste medicatie of therapie krijgen. De onderzoekers gaan met behulp van hersenscans proberen te voorspellen welke behandeling het beste bij een patiënt past. Hiermee kunnen we in de toekomst patiënten meteen de juiste behandeling bieden.

Wie kan er deelnemen aan de studie?

Patiënten tussen de 18 en 70 jaar met een diagnose OCS die nog geen behandeling krijgen of een behandeling krijgen met onvoldoende effect.

Hoe ziet deelname eruit?

Patiënten worden bij deelname aan de studie 16 weken lang behandeld met ofwel de medicamenteuze of psychotherapeutische behandeling. Voor de start- en na afloop van de behandeling komen de patiënten langs bij het Spinozacentrum te Amsterdam voor afname van klinische vragenlijsten en het maken van MRI-scans. Voor de tijd die u kwijt bent aan deze studie krijgt u een financiële vergoeding van 25 euro per meting (naast de reiskostenvergoeding).

Contact

Heeft u mogelijk een obsessieve-compulsieve stoornis waarvoor u nog geen behandeling ontvangt of heeft uw huidige behandeling niet voldoende effect en bent u geïnteresseerd in deelname? Neem dan contact met ons op via ocd-tbm@amc.uva.nl of via 020-8913668!

Dit onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door een subsidie van ZonMw.

Psychiater en oprichter 113 Jan Mokkenstorm overleden

Op maandag 8 juli jl. overleed Jan Mokkenstorm (1962), psychiater en oprichter van 113 Zelfmoordpreventie. 113 verliest met Jan een inspirator, bevlogen leider en betrokken collega.

Mokkenstorm richtte 113 Zelfmoordpreventie in 2009 op omdat een taboe rustte op praten over zelfmoord of gedachten aan een zelfverkozen dood. Hij was naast directeur van 113 waarnemend geneesheer-directeur bij GGZingeest, waar hij zich ook met zelfmoordpreventie en patiëntveiligheid bezighield.

In maart van dit jaar promoveerde Mokkenstorm met een proefschrift over strategieën om zelfmoord te voorkomen. Hij was erelid van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.

Lees het volledige in memoriam op de website van 113 Zelfmoordpreventie.
U kunt een bericht achterlaten via het condoleanceregister dat speciaal geopend is voor Jan Mokkenstorm.

Foto: Merlijn Doomernik

Actueel beeld psychische gezondheid Nederlanders

Het Trimbos-insituut voert voor de derde keer het NEMESIS-onderzoek uit, een grootschalige studie die een actueel beeld geeft van de psychische gezondheid van Nederlanders. Nieuw ten opzichte van eerdere edities is dat de leeftijdgrens omhoog gaat van 64 naar 75 jaar, zodat we ook meer te weten komen over de psychische gezondheid van ouderen.

Het NEMESIS-onderzoek (Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study) is een steekproef onder 6.650 Nederlanders tussen de 18 en 75 jaar, waarbij men in een mondeling gesprek geïnterviewd wordt over de psychische gezondheid.

Psychische gezondheid Nederlanders onderzocht

Het hoofddoel van NEMESIS-3: het actualiseren van cijfers over het vóórkomen, beloop en de consequenties van veelvoorkomende psychische aandoeningen in de algemene bevolking.

Risico-indicatoren van psychische aandoeningen en gevolgen van psychische aandoeningen voor het individu zelf en de samenleving worden eveneens in kaart gebracht.

Verandering psychische gezondheid

De gesprekken zullen plaatsvinden tussen november 2019 en juni 2021. Het is de bedoeling respondenten te volgen in de tijd, om te zien of hun psychische gezondheid verandert in de periode van drie jaar na het vorige interview, en te onderzoeken hoe dat komt.

De studie wordt bekostigd door het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport. De resultaten worden eind 2021 verwacht.

Bron: Trimbos-instituut

“Sterkte interactie tussen suïcidaliteit en meerdere risicofactoren”

Onderzoek en de praktijk wijzen uit dat suïcidale gedachten en suïcidaal gedrag niet aan één risicofactor gerelateerd zijn. Nivel-onderzoeker Derek de Beurs heeft de interactie tussen suïcidaliteit en meerdere risicofactoren in kaart gebracht. Het onderzoek vormt een belangrijke eerste stap om de complexiteit van suïcidaliteit beter te begrijpen.

De studie is onderdeel van de GGZ-fellowship die De Beurs ontving van ZonMw en is uitgevoerd in samenwerking met onder andere de Universiteit van Glasgow en Universiteit Leiden.

Risicofactoren in kaart brengen

Suïcidaliteit wordt niet veroorzaakt door één factor, maar is het resultaat van de interactie tussen vele risicofactoren. Hoewel we dit weten uit onderzoek, richten de meeste studies zich toch vooral op de relatie tussen suïcidaliteit en één risicofactor.

Dit was de aanleiding voor De Beurs om de interactie tussen suïcidaliteit en meerdere risicofactoren in kaart te brengen.

Sterkte interactie tussen suïcidaliteit en meerdere risicofactoren

De Beurs heeft een nieuwe statistische methode, netwerkanalyse, gebruikt om suïcidale gedachten in kaart te brengen in een web van maar liefst twintig verschillende psychologische risicofactoren.

In het toonaangevende tijdschrift Behaviour Research and Therapy zette hij uiteen dat niet één maar wel twaalf van deze twintig verschillende psychologische risicofactoren sterk verbonden waren met suïcidale gedachten én dat al deze risicofactoren met elkaar verbonden waren. Dit geeft aan dat suïcidaliteit complexer is dan gedacht.

Bron: Nivel

Verband tussen depressieve symptomen en ongezonder voedingspatroon

Er is een verband tussen depressieve symptomen en een ongezonder voedingspatroon, voornamelijk bij Nederlandse oudere mannen. Dit blijkt uit de promotie van voedingswetenschapper Liset Elstgeest aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Voor haar proefschrift maakte Elstgeest gebruik van gegevens uit twee langlopende studies onder ouderen: de Nederlandse Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) en de Italiaanse Invecchiare in Chianti (InCHIANTI) studie.

Depressieve symptomen en ongezonder voedingspatroon

Elstgeest heeft bij ruim duizend Italiaanse ouderen gekeken of de consumptie van dertien voedingsgroepen samenhangt met depressieve symptomen over een periode van 9 jaar. Zij vond een verband voor het eten van vis (beschermend tegen depressieve symptomen) en zoetigheden (risicoverhogend).

Andersom vond zij een verband tussen meer depressieve symptomen en een verminderde consumptie van groente en vlees, en een verhoogde consumptie van zuivel en hartige snacks. Bij Nederlandse ouderen uit de LASA-studie hingen depressieve symptomen, en een voorgeschiedenis hiervan, samen met een ongezonder voedingspatroon, voornamelijk bij mannen.

Er is dus bewijs gevonden voor een verband tussen zowel de consumptie van bepaalde voedingsgroepen als het gehele voedingspatroon en depressieve symptomen. Voor de omgekeerde relatie – dat depressieve symptomen leiden tot een ongezonder voedingspatroon – is nog weinig bewijs.

Geen overtuigende relatie tussen vitaminetekort en depressie

Eerder onderzoek liet zien dat mensen met een depressie vaker lage concentraties van bepaalde voedingsstoffen of vitaminen in hun bloed hadden en dat mensen die gezond aten minder vaak depressieve symptomen vertoonden. Daarom onderzocht Elstgeest ook of  tekorten aan vitamine B12 en vitamine D samenhangen met het ontwikkelen van depressieve symptomen.

Elstgeest vond dat vitamine B12 bloedwaarden gemeten in 1995 niet gerelateerd waren aan depressieve symptomen bij Nederlandse 65-plussers gedurende 16 jaar. Hogere vitamine D waarden leken wel samen te hangen met minder depressieve symptomen, maar alleen bij oudere vrouwen en bij deelnemers die op de eerste meting een lage vitamine D waarde hadden. De relatie was dus niet overtuigend.

Vanwege de opzet van de studies (observationeel) is het niet mogelijk om een sterke conclusie te trekken over oorzaak en gevolg. Daarvoor zijn meer interventiestudies in de toekomst nodig.

Het promotieonderzoek van Liset Elstgeest is onderdeel van het internationale MoodFOOD-project, dat de relatie tussen voeding en depressieve symptomen onderzocht. 

Bron: Vrije Universiteit Amsterdam

Cognitieve Gedragstherapie in de preventie van depressie bij jeugd

Eén op de vijf jongeren heeft wel eens last van depressieve gevoelens, die zich verder kunnen ontwikkelen tot een depressieve stoornis. In samenwerking met de Universiteit Utrecht doet het Trimbos-instituut onderzoek naar de werkzame componenten van Cognitieve Gedragstherapie (CGT) in de preventie van depressie bij jeugd.

CGT is het meest effectief gebleken om een depressie te voorkomen. Dit is een therapievorm waarbij de focus ligt op het veranderen van gedachten en gedrag, en daarmee ook gevoel.  Het wordt vaak gebruikt om somberheid bij jongeren te verminderen en te voorkomen, en blijkt voor veel jongeren ook écht te werken.

Preventie van depressie bij jeugd

Het Trimbos-instituut doet onderzoek middels een experiment op 11 middelbare scholen in Nederland. In totaal doen 256 jongeren mee, die allemaal een preventieve CGT-training volgen waarin de componenten in verschillende volgorden worden aangeboden.

Middels dit onderzoek wordt zicht gekregen op hoe CGT werkt in de preventie van depressie bij jeugd zodat interventies verbeterd en gepersonaliseerd kunnen worden.

Specifieke componenten van CGT

Tijdens het onderzoek wordt specifiek gekeken naar het effect van gedragsactivatie, cognitieve herstructurering, probleem oplossen en ontspanning. Ook wordt onderzocht of uitmaakt in welke volgorde deze componenten worden aangeboden.

Bron: Trimbos-instituut