Skip to main content

Archieven: Nieuws

Je naaste met depressie steunen met de ABI webapp

Je naaste met depressie steunen, daar kan de ABI webapp bij helpen. Deze app is ontwikkeld door Rixt van der Linde voor haar afstudeerproject aan de opleiding Communicatie & Multimedia Design aan de NHL Hogeschool.

Veel mensen zijn bang om het verkeerde te zeggen of doen bij een naaste met een depressie. In de web-app staan ongeveer 30 tips die je direct kan uitvoeren. De tips zijn ontstaan uit vele gesprekken met de doelgroep en geschreven in samenwerking met een psycholoog.

Je naaste met depressie steunen

“Met Abi richt ik me op de vrienden van iemand met een depressie. Mijn doel is om ervoor te zorgen dat zij beter kunnen omgaan met een depressieve vriend of vriendin. Zodat de vriendschap intact blijft en dat er wederzijds begrip ontstaat. Vriendschap is belangrijk, omdat contact met vrienden en vriendinnen kan helpen bij het herstel van een depressie” vertelt Van der Linde op de website van de Depressie Vereniging.

De ABI webapp

Abi is ontwikkeld dankzij de steun van honderden lopers van de MIND Blue Monday Run en hun supporters.

Bekijk de ABI webapp.

Eenzaamheid verhoogt risico op angststoornis of depressie

Eenzaamheid verhoogt het risico of angststoornis op depressie. Tegelijkertijd lijkt eenzaamheid ook vaker voor te komen bij mensen met een psychische aandoening. Dit blijkt uit recent onderzoek van het Trimbos-intituut.

Uit eerdere studies bleek al dat eenzaamheid vaak voorkomt bij mensen met een psychische aandoening. Het is echter nog niet duidelijk of eenzaamheid een risicofactor is voor het ontstaan en voortduren van een psychische aandoening, of dat het omgekeerde geval is. Dit was de aanleiding tot onderzoek naar deze volgtijdelijke relatie.

Hiervoor gebruikte het Trimbos-instituut de NEMESIS-2 gegevens van de circa 4.000 volwassenen die deelnamen aan de derde en vierde meting van dit grootschalige bevolkingsonderzoek naar psychische gezondheid.

Eenzaamheid verhoogt risico op angststoornis of depressie

Bij de personen zonder een psychische aandoening bleek eenzaamheid een risicofactor te zijn voor het drie jaar later ontwikkelen van een angststoornis of depressie. Ook wanneer rekening werd gehouden met andere relevante factoren, zoals sociaal-demografische kenmerken, lichamelijke gezondheid en negatieve levensgebeurtenissen. Daarnaast bleek eenzaamheid bij de personen die al een psychische aandoening hadden, het risico te verhogen dat er na drie jaar nog steeds sprake was van een ernstige stemmings-, angst- of middelenstoornis.

Psychische aandoening verhoogt kans op eenzaamheid

Omgekeerd bleek dat mensen met een ernstige stemmings-, angst- of middelenstoornis een verhoogde kans hadden om drie jaar later gevoelens van eenzaamheid te hebben ontwikkeld, ook na controle voor de invloed van andere factoren. Bij de personen die zich al eenzaam voelden, had het hebben van een psychische aandoening geen invloed op het voortduren van eenzaamheid.

Hulpverleners dienen alert te zijn op eenzaamheid, zowel bij volwassenen met als zonder psychische aandoeningen. Daarnaast is meer onderzoek nodig naar verklarende mechanismen voor de gevonden verbanden om effectieve interventies te ontwikkelen.

Bron: Trimbos-instituut
De bevindingen van het onderzoek zijn gepubliceerd in Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology.

Sertraline vermindert angst eerder dan depressie

Veel antidepressiva onderdrukken ook angst. Eén van de meest voorgeschreven middelen, Sertraline (merknaam zoloft) leidt zelfs tot een snelle vermindering van angstgevoelens. Dit, terwijl het bij een depressie weken duurt voordat er enige verbetering zichtbaar is. Zo komt naar voren in een nieuwe studie van het University College London.

De studie is volgens de onderzoeker ‘het grootste placebogecontroleerde onderzoek ooit van een antidepressivum dat niet door de geneesmiddelenindustrie is gefinancierd.’ Zo’n 653 mensen uit Engeland deden mee. Allen in de leeftijd van 18 tot 74 jaar met depressieve klachten gedurende de afgelopen twee jaar. Behandelaars twijfelden bij hen over het voorschrijven van een medicijn.

15% geen officiële diagnose

54% van de deelnemers was gediagnosticeerd met depressie, de andere 46% met gegeneraliseerde angstklachten. 15% van hen voldeed eigenlijk niet alle diagnostische criteria, maar hadden wel symptomen. Nog eens 30% had zowel angst- als depressieve klachten.

Terugdringen angst

De helft van alle deelnemers kreeg gedurende 12 weken sertraline, de anderen placebo-pillen. Conclusie: er was binnen 6 weken geen duidelijke vermindering in depressieve klachten. Sertraline leek echter wel gegeneraliseerde angstklachten terug te dringen, met een toenemende verbetering tussen de 6 en 12 weken. Degenen die het medicijn kregen, gaven twee keer zo vaak aan dat hun overall geestelijke gezondheid beter was geworden.

Geschikt voor een brede groep

De ernst van de depressie verschilde bij de deelnemers: van licht tot ernstig. Opvallend was dat de resultaten van dit onderzoek niet varieerden per ernst of duur van de klachten. Wat suggereert dat antidepressiva effect hebben bij een grotere groep patiënten dan tot nu toe verondersteld. Oók voor mensen die niet voldoen aan alle diagnostische criteria voor depressie of gegeneraliseerde angststoornis.

Voorstander van voorschrijven sertraline

‘Onze bevindingen steunen het blijven voorschrijven van sertraline en andere vergelijkbare antidepressiva voor mensen die kampen met depressieve symptomen,’ zeggen de onderzoekers over hun onderzoek. ‘Het lijkt erop dat mensen die het middel gebruiken zich minder angstig voelen, waardoor ze zich over het algemeen beter voelen. Zelfs als hun depressieve symptomen niet verminderen. We hopen dat we nieuw licht hebben geworpen op hoe antidepressiva werken.’

Bron: ‘The clinical effectiveness of sertraline in primary care and the role of depression severity and duration (PANDA): a pragmatic, double-blind, placebo-controlled randomised trial’

Veni-beurs voor onderzoek PTSS

Kunnen we de behandeling van posttraumatische stressstoornis (PTSS) verbeteren? Profiteren patiënten ervan wanneer we nieuwe inzichten uit het laboratorium toepassen op hun behandeling? Op deze vragen wil de jonge Leidse psycholoog Rianne de Kleine een antwoord vinden; voor haar onderzoek krijgt ze een Veni-beurs.

Exposure therapie gangbaar

PTSS is een ernstige psychische stoornis die mensen ontwikkelen na een traumatische gebeurtenis. PTSS-patiënten vermijden gedachten aan het trauma en plaatsen of situaties die er verband mee houden. De gebruikelijke behandeling is exposure-therapie. Een bewezen effectieve behandeling, waarin patiënten zich blootstellen aan herinneringen aan het trauma.

Meerwaarde laboratoriumonderzoek

Helaas zijn de effecten van de exposure-behandeling nog niet optimaal: bij ongeveer 50% van de patiënten slaat die niet of onvoldoende aan. De Kleine: ‘Er is veel laboratoriumonderzoek gedaan naar de werkingsmechanismen van exposure. Dit labmodel heeft een aantal veelbelovende strategieën opgeleverd om de werkingsmechanismen van exposure te versterken en daarmee de effecten te verbeteren.’ Met deze strategieën kunnen behandelaars betere exposure-sessies aanbieden aan hun patiënten.

Doel Veni-project

Werken deze strategieën ook in de klinische praktijk? Dat is nu de vraag. In het Veni-project worden drie verschillende strategieën getoetst in een korte interventie. De Kleine: ‘Door “oude stijl” exposure te vergelijken met de “nieuwe stijl” kunnen we zien of de nieuwe strategieën inderdaad tot betere resultaten leiden.’ De psycholoog hoopt met haar onderzoek bij te dragen aan een effectievere behandeling voor mensen die lijden aan PTSS.

Achtergrond Veni

Veni is een financieringsinstrument vanuit de Vernieuwingsimpuls van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het geeft pas gepromoveerde onderzoekers de unieke kans om gedurende 3 jaar hun ideeën verder te ontwikkelingen. Voor deze Veni-ronde kwamen 1151 aanvragen binnen, waarvan er slechts 166 werden toegekend. Dit komt neer op 14%.

Bron: Universiteit Leiden, Veni-beurs voor psycholoog Rianne de Kleine.

Cannabis helpend bij PTSS? Bewijs ontbreekt

Steeds meer mensen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) gebruiken cannabis, maar er is geen goed bewijs dat het middel echt werkt. Dit blijkt uit nieuw onderzoek dat het University College London en de Universiteit van Amsterdam uitvoerden.

PTSS is voor veel mensen een slopende aandoening. Bij hen uit de ziekte zich veelal in het herbeleven van een traumatische gebeurtenis via dwangmatige herinneringen, nachtmerries of levensechte herbelevingen. Hierbij is er vaak sprake van hyperreactiviteit, waarbij de patiënt terechtkomt in een toestand van continue waakzaamheid. Een ander gevolg is slapeloosheid.

Vraag cannabinoïden groeit

De belangstelling voor cannabis of bestandsdelen van cannabis (cannabinoïden) heeft een enorme vlucht genomen, met name onder oorlogsveteranen. Velen gebruiken het middel al op eigen initiatief en in sommige Amerikaanse  staten op doktersrecept. Uit sommige studies komt naar voren dat cannabisproducten de symptomen van PTSS mogelijk bestrijdt.

Systematische review studies

Het onderzoeksteam vergeleek alle studies die gaan over de behandeling van PTSS met behulp van cannabis of bepaalde cannabinoïden. Daarbij beoordeelden ze de kwaliteit van elke studie. Hun conclusie schreven in het Journal of Dual Diagnosis. Die luidde: cannabinoïden/cannabis vormt een veelbelovend middel bij PTSS-behandeling, met name om nachtmerries tegen te gaan en tegen slapeloosheid. Er is echter meer onderzoek nodig om vast te stellen of en hoe het in de dagelijkse, klinische praktijk gebruikt kan worden.

Veel onbeantwoorde vragen

Het onderzoek laat een aantal vragen open. Zo schrijft de Universiteit van Amsterdam ‘dat er nog een lange weg te gaan is voordat we er zeker van kunnen zijn dat PTSS effectief kan worden behandeld met op cannabis gebaseerde medicijnen. Er zijn nog steeds veel onbeantwoorde vragen over veiligheid en effectiviteit. Ook is er sprake van mogelijke langetermijneffecten zoals verslaving en het gevaar van psychoses.’

Onderzoek medicinaal gebruik cannabis lastig

Er is dus meer onderzoek noodzakelijk, maar door wettelijke beperkingen is het medicinaal gebruik van cannabis en bestandsdelen lastig bestuderen. Het kan dus nog wel even duren totdat er voldoende bewijs is voor de ondersteuning van klinische aanbevelingen. Zo concluderen de onderzoekers.

Meer informatie

De studie is uitgevoerd door onderzoekers van het University College London (UCL) en de Universiteit van Amsterdam (UvA), ondersteund door het biomedisch onderzoekscentrum van de UCLH (University College London Hospitals) NHS Foundation Trust, onderdeel van het National Institute for Health Research. Bron: Hindocha, J. Cousijn, M. Rall en M. Bloomfield, ‘The Effectiveness of Cannabinoids in the Treatment of Posttraumatic Stress Disorder (PTSD): a Systematic Review. En: nieuwsbericht van de UvA.

Opgelaaide discussie over relatie voeding en geestelijke gezondheid

De discussie over de positieve invloed van voeding en/of voedingssupplementen op geestelijke aandoeningen als depressie en angststoornissen staat weer op scherp. Dit naar aanleiding van een recent gepubliceerde Australische onderzoek. Waar de Australiërs een duidelijk effect zien, zijn Leidse onderzoekers sceptischer.

Visolie aanvullend bij behandeling depressie

Al decennialang speuren patiënten, naasten en onderzoekers naar diëten tegen depressie, ADHD of een angststoornis. Tot nu toe zonder wetenschappelijk bewijs, maar onderzoekers van de Western Sydney University schreven vorige week in vakblad World Psychiatry dat visolie een goede aanvulling zou zijn op de behandeling van depressieve klachten. Zij baseren deze conclusie op 33 eerdere onderzoeken met in totaal ruim 10.000 proefpersonen.

Effect extreem klein

Desondanks komt er veel kritiek vanuit Nederlandse hoek. ‘Het effect is extreem klein’, meent Marc Molendijk, depressieonderzoeker aan de Universiteit van Leiden en het LUMC. ‘Hun studie is goed van opzet, ze bekijken veel data. Maar hun conclusies zijn te bombastisch.’

Negatieve versus positieve resultaten

Zo beweren de Australiërs dat ze hebben gecorrigeerd voor het feit dat onderzoeken met een positieve uitkomst vaker hun weg vinden naar publicatie dan de onderzoeken die geen effecten zien. Maar volgens Molendijk is het bijna onmogelijk om dit compleet te doen. ‘Dus voor nu kunnen we weinig meer zeggen dan: baat het niet, dan schaadt het niet.’

MOODFOOD-project vindt ook geen bewijs

Daarnaast verscheen er nog geen halfjaar geleden een grote, deels Nederlandse studie die de scepsis van Molendijk en collega’s onderstreept. VU-hoogleraren Marjolein Visser en Ingeborg Brouwer namen deel aan het internationale onderzoeksproject MOODFOOD naar de invloed van voeding op depressies. Hun eindconclusie publiceerden zij in het  toonaangevende JAMAZe vonden geen dieet dat enig effect heeft op depressies. ‘Het is dus geen behandeloptie’, schreven ze. 

Bron

Volkskrant, ‘Discussie over relatie tussen voeding en geestelijke gezondheid laait weer op’.

Anticonceptiepil verhoogt kans op depressie later in het leven

Vrouwen die de anticonceptie vanaf hun pubertijd gebruikten, hebben meer dan twee keer zoveel kans op een depressie. Dit schrijven Canadese onderzoekers in de Journal of Child Psychology and Psychiatry.

16% krijgt depressie op latere leeftijd

De onderzoekers analyseerden gegevens van 1236 vrouwen tussen de 20 en 39 jaar die afkomstig waren uit een Amerikaanse gezondheidsenquête. De conclusie? Ongeveer de helft gebruikte de pil voor het eerst als tiener en van hen kampt 16% op latere leeftijd met een depressie. Vrouwen die als volwassene ermee begonnen, krijgen in 9% van de gevallen depressieve klachten. Terwijl dit slechts bij 6% van de niet-slikkers voorkomt.

Meer onderzoeken naar relatie depressie en anticonceptiepil

De relatie tussen het gebruik van de pil en depressiviteit is al vaker onderzocht. Een Deense studie uit 2016 liet zien dat vrouwen die de anticonceptiepil slikken 1,2 tot 2,0 keer zo vaak antidepressiva gebruiken. Een onderzoek uit dit jaar van het LUMC beweerde juist dat er geen verband is tussen de combinatiepil en depressieve klachten.

Baanbrekend: langetermijngevolgen onderzocht

Nieuw aan deze Canadese studie is dat de langetermijngevolgen van pilgebruik zijn onderzocht. De resultaten wekken de suggestie dat de anticonceptiepil de hersenontwikkeling van pubers beïnvloedt. Eerder bewees een studie uit 2016 dat geslachtshormonen zoals oestrogeen en progesteron invloed hebben op de ontwikkeling van het brein bij puberen dieren. Mogelijk gaat dit ook op bij mensen.

Bron:

Journal of Child Psychology and Psychiatry, ‘Oral contraceptive use in adolescence predicts lasting vulnerability to depression in adulthood‘.

Ketamine lijkt veelbelovend bij behandeling depressie

Jaarlijks krijgen 546.500 volwassenen in Nederland te kampen met depressieve klachten. Voor een derde van hen werken de bestaande medicijnen en behandelingen niet voldoende; voor deze patiënten lijkt ketamine een veelbelovend medicijn. Dit middel wordt nog niet toegepast in Nederland en het onderzoek ernaar is in volle gang.

Volop in OK’s te vinden

Ketamine is ook in zwang als partydrug, maar is boven alles een narcosemiddel. Sinds 1965 gebruikt en ook tegenwoordig zit het nog in het arsenaal van operatiekamers en ambulances. Het is namelijk veiliger dan veel andere verdovingsmiddelen: die onderdrukken de ademhaling.

Ook helpend bij depressie

Ketamine kan ook verlichting brengen bij depressie. Zo kwam begin deze eeuw naar voren bij een aantal publicaties over patiënten die ineens waren opgeknapt na een operatie waarbij ze met ketamine waren verdoofd. De laatste tien jaar is er een aantal kleine studies gedaan. Hierin kregen patiënten met ernstige, steeds terugkerende depressie via een infuus tweemaal per week een lage dosis ketamine toegediend.

Vergelijking onderzoeken

In 2016 vergeleek de Chinese onderzoeker Yu Han de 9 onderzoeken die het best waren opgezet. Bij ruim twee derde van de patiënten verbeterde of verdween de depressie binnen 24 uur en bij ruim de helft bleef dit minstens een week aanhouden. Bij reguliere antidepressiva duurt het zeker 4 weken voordat duidelijk is of het medicijn aanslaat.

Nederlands onderzoek naar ketamine

Ook binnen Nederland wordt er onderzoek gedaan naar de effecten van ketamine bij de behandeling van depressies. Zo zijn er 3 centra waar patiënten onderzoeksmatig ketamine kunnen proberen. Robert Schoevers, hoogleraar psychiatrie aan het UMC Groningen, leidt deze eerste grootschalige studie. Hij raakte een paar jaar geleden onder de indruk van de effecten van het verdovingsmiddel. ‘Wij psychiaters zien veel patiënten met ernstige depressie die niet opknappen door de bestaande behandelingen. Dan ben je enorm blij als er een middel is dat misschien iets voor die mensen kan betekenen. Maar het zijn tot nu toe kortdurende studies, er zijn meer vragen dan antwoorden. Welke dosis werkt? Hoe vaak moet je het geven en welke toedieningsvorm is het beste?’

Oraal ingenomen ketamine

De deelnemers aan Schoevers’ onderzoek testen de effecten van via de mond ingenomen ketamine. Het eerste deel van zijn studie is een dubbelblind onderzoek dat in totaal 10 weken duurt. ‘Samen met de patiënt kijken we wat de werkzame dosering is. Dat verschilt per persoon,’ vertelt Schoevers. ‘Maandelijks geven de deelnemers online gegevens door over de symptomen en eventuele bijwerkingen. En elk halfjaar meten we onder meer de nier- en leverfunctie. Zo leren we met elkaar hoe ketamine het beste kunnen toepassen en wat de langetermijngevolgen zijn.’

Nog niet voorgeschreven

Zolang nog niet duidelijk is of, en hoe, ketamine tegen ernstige, onbehandelbare depressie werkt, mogen artsen het middel nog niet voorschrijven.

 

Bron: Volkskrant, ‘Een partydrug tegen depressie’.

Nieuwe podcastserie ‘praten over depressie’

13 september was de lancering van postcastserie ‘praten over depressie’. Aan het woord kwamen Maarten en Anneleen. Zij zijn al jarenlang goede vrienden, hebben allebei een depressie doorgemaakt, maar hebben daar nog nooit over gepraat. Waarom eigenlijk niet? In deze serie onderzoeken ze waarom het zo taboe is om over depressie te praten.

Maarten en Anneleen delen ervaringen, bevragen elkaar, maar gaan ook in gesprek met deskundigen, psychiaters en psychologen om meer over depressie te leren. Daarnaast gaan ze op bezoek bij maatschappelijke instanties zoals 113 Zelfmoordpreventie en het UWV.

Eerste aflevering

De eerste aflevering draagt de titel ‘De tijd doorkomen’. Hoe ziet de dag eruit van iemand die depressief is? Hoe kom je de tijd door? Maarten en Anneleen delen hun ervaringen. Beiden deden ze veel dingen om hun tijd te doden. Zo zaten ze allebei veel op YouTube: hij voor leedvermaak (vallende mensen), zij voor helden. Genoten deden ze er echter niet heel veel van. Maarten: ‘depressie is als een verdoving’ en ‘je zit in een soort tijdsvacuüm.’

Luister naar de podcast op Spotify of lees er meer over op de website pratenoverdepressie.nl

Passende behandeling depressie dankzij korte EEG

Een eenvoudig en kort hersenonderzoek kan een belangrijk hulpmiddel zijn bij het voorschrijven van juiste medicatie bij depressieve klachten. Zo schrijven Nikita van der Vinne en collega’s in het Journal of Affective Disorders. Daarmee is EEG een biomarker.

Meestal maakt de behandelende psychiater de keuze met welke antidepressivum een depressieve patiënt start: escitalopram, venlafaxine of sertraline. In een deel van de gevallen slaat de eerste behandelpoging niet meteen aan, maar pas een latere poging. Een meetbare indicator of biomarker die objectief voorspelt of een middel zal aanslaan of niet zou patiënten enorm helpen. En volgens het onderzoek van Van der Vinne bestaat er zo’n marker. 

Lichte afwijkingen in EEG’s kleine groep depressieve patiënten

Een kleine groep depressieve patiënten vertoont lichte afwijkingen in EEG’s. Zo ontdekte Van der Vinne samen met wetenschappers van Onderzoeksinstituut Brainclinics, Universiteit Twente en uit de VS (Kansas, en New York). Werden deze afwijkingen na behandeling niet meer gemeten, dan bleken deze patiënten 5 keer vaker gunstig te hebben gereageerd op sertraline dan op behandeling met escitalopram of venlafaxine. Conclusie: deze subgroep van depressieve patiënten heeft de grootste kans om te genezen als sertraline wordt voorgeschreven.

Stap richting snellere behandeling depressie

‘…omdat we nu een subgroep kunnen identificeren binnen het totaal van alle patiënten met depressieve klachten kunnen we die gerichter behandelen,’ zegt Van der Vinne. ‘Hetgeen leidt tot een snellere positieve uitkomst bij deze patiënten.’ Dit maakt het resultaat van het onderzoek tot een belangrijkste stap in de richting van gestratificeerde geneeskunde. Waarbij specifieke kenmerken van subgroepen worden meegewogen in de behandelkeuze.

Meer informatie over het onderzoek

Van der Vinne en collega’s onderzoeken ook andere biomarkers om zo gerichte behandelkeuzes te kunnen maken. Wilt u meer lezen over het onderzoek en de achtergrond? Kijk op ‘Normalization of EEG in depression after antidepressant treatment with sertraline