Skip to main content

Archieven: Nieuws

Kinderen met een angststoornis in radioprogramma Spraakmakers

In Nederland zijn er veel kinderen met een angststoornis. De helft daarvan komt niet bij een behandelaar. In het KRO-NCRV radioprogramma Spraakmakers onderzoekt verslaggever Maarten Bleumers deze week hoe we meer kinderen van hun angst af kunnen helpen. 

De eerste aflevering ging over Bleumers’ eigen zoon Jan, die een paar maanden geleden niet meer alleen durfde te douchen. Ook op school slaat de angst toe, en is hij bang voor de dood.

Kinderen met een angststoornis

Angsten zijn er meestal niet in één keer, maar bouwen zich op. Ouders zijn natuurlijk degenen die dat het beste zien gebeuren en ook een grote rol kunnen spelen in hoe de angst zich ontwikkelt.

Een andere aflevering gaat over Krijn (14 jaar). Een jaar of drie geleden, toen hij in groep acht kwam, ontwikkelde hij zijn smetvrees. Als Krijn om 12.00 uur uit school was, stond hij om 19.00 uur ’s avonds nog onder de douche. Zijn moeder vertelt over hoe ze hem probeerde te helpen door alles goed schoon te maken.

En door een depressie en sociale angststoornis komt Kyra (15 jaar) het afgelopen jaar nog maar zelden buiten. Ze heeft therapie en moet oefenen om weer naar buiten te gaan. Kyra had goede cijfers en was een rustige leerling. Haar steeds groter wordende angst viel niemand op. Haar ouders wel en die trokken op school aan de bel.

De afleveringen zijn terug te luisteren op de website van NPO Radio1.

Kieswijzer geestelijke gezondheidszorg gelanceerd

Op 17 maart 2021 vinden de verkiezingen voor de Tweede Kamer plaats. Hoe denken de politieke partijen over belangrijke thema’s in de geestelijke gezondheidszorg? De Kieswijzer geestelijke gezondheidszorg, kiesvoorggz.nl, geeft alle informatie en standpunten weer van de politieke partijen op relevante thema’s in de geestelijke gezondheidszorg.

Kiesvoorggz.nl is in aanloop naar de verkiezingen voor de vierde keer gelanceerd door het Trimbos-instituut. Dit jaar in samenwerking met de Nederlandse GGZ, P3NL Federatie van psychologen psychotherapeuten en pedagogen, MIND en Kenniscentrum Phrenos.

Kieswijzer geestelijke gezondheidszorg

De aandacht voor de geestelijke gezondheid is groter dan ooit. Een toegankelijke en goed functionerende geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg is belangrijk. Niet alleen goed voor patiënten, cliënten en familieleden, maar in het belang van de gehele samenleving.

De politiek heeft veel invloed op de contouren van de ggz en hoe de geestelijke gezondheidszorg georganiseerd en doorontwikkeld wordt. Het is daarom belangrijk om te weten hoe de verschillende politieke partijen denken over de geestelijke gezondheidszorg en welke punten zij mogelijk in het nieuwe regeerakkoord willen opnemen. Deze partijstandpunten zijn te vinden via de speciale GGZ Kieswijzer die is gelanceerd: www.kiesvoorggz.nl.

Gewone mensen met kwetsbaarheden

Bert van der Hoek, voorzitter Trimbos-instituut: “De GGZ en mentale gezondheid gaat over mensen. Over gewone mensen die allemaal van tijd tot tijd kwetsbaarheden kennen. De een wat meer en vaker dan de ander, maar mentale problematiek kan iedereen overkomen.

Mensen die daar zelf niet goed mee om kunnen gaan hebben daar soms hulp, ondersteuning of zorg bij nodig. Die mensen moeten kunnen rekenen op een overheid en samenleving die daar oog voor heeft. Een samenleving die het belangrijk vindt dat iedereen meedoet, ongeacht talenten en vermogens. Een samenleving die er niet alleen is voor mensen die geluk hebben, maar juist ook voor mensen die soms pech hebben.”

Lees het hele bericht op de website van het Trimbos-instituut.

Landelijke Agenda Suïcidepreventie 2021-2025 getekend door tal van maatschappelijke organisaties

Staatssecretaris Paul Blokhuis van VWS tekende op 28 januari jl. samen met tal van maatschappelijke organisaties de Landelijke Agenda Suïcidepreventie 2021-2025, waarin zij samen optrekken om zelfmoord zoveel mogelijk te voorkomen. Het Ministerie van VWS stelt hiervoor de komende vijf jaar een bedrag van 24 miljoen euro ter beschikking.

Gemiddeld overlijden in Nederland vijf mensen per dag door zelfdoding. Hiermee wordt het leven van 250.000 nabestaanden diep geraakt. Daarnaast doen dagelijks nog eens 135 mensen een suïcidepoging en 40 van hen moeten hiervoor worden behandeld op de spoedeisende hulp.

Landelijke Agenda Suïcidepreventie 2021-2025

De coronacrisis en de hierdoor ontstane recessie bieden grote reden tot zorg. Net als eerdere economische crises leidt deze pandemie mogelijk tot meer suïcides, omdat risicofactoren zoals sociaal isolement, depressie en eenzaamheid toenemen.

Doel van de Landelijke Agenda Suïcidepreventie 2021-2025 is om mensen met zelfmoordgedachten sneller uit hun isolement te halen, te helpen en de weg vrij te maken voor perspectief en hoop.

Acties breed in de maatschappij

Meer dan de helft van de mensen die overlijdt door zelfmoord is niet in beeld bij de zorg, waardoor acties breed in de maatschappij noodzakelijk zijn. Participanten in de Landelijke Agenda uit onder andere het onderwijs, de zorg of het sociaal economisch domein, committeren zich aan diverse activiteiten gericht op het wegnemen van het taboe op zelfmoordgedachten, training om deze gedachten te adresseren, acties in de wijk, op school en samenwerking tussen naasten, ervaringsdeskundigen en zorgprofessionals.

Centraal staan de doelgroepen jongeren, mannen van middelbare leeftijd en mensen die eerder een poging overleefden.

Campagnes voor bewustwording

Uit onderzoek blijkt dat praten over gedachten aan zelfmoord levens kan redden. In de Landelijke Agenda wordt daarom ingezet op campagnes binnen en buiten de zorg om meer bewustwording te realiseren. Iedereen in Nederland wordt gestimuleerd het gesprek te voeren over dit moeilijke onderwerp.

Eén van de middelen daartoe is de gratis online training suïcidepreventie op www.vraagmaar.nl In een uur tijd leren deelnemers zelfmoordgedachten te signaleren, bespreekbaar te maken en te verwijzen naar hulp.

Bron: 113 Zelfmoordpreventie
Foto: Tim Bennebroek

Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem: chat via www.113.nl, bel 113 of bel gratis 0800-0113?.

Succesvol inzetten van antidepressiva door meten hersenactiviteit

De kans op het succesvol inzetten van antidepressiva bij mensen met een depressie verdubbelt bijna, als er een kort hersenonderzoek plaatsvindt voor de behandeling. Met het meten van de hersenactiviteit met EEG kan een psychiater beter antidepressiva voorschrijven dan op de traditionele manier van observatie en het voeren van een gesprek. Dat blijkt uit onderzoek door Amsterdam UMC, psychomedisch centrum Synaeda en onderzoeksinstituut Brainclinics.

De keuze voor een specifiek antidepressivum werd tot nu toe vooral gemaakt op basis van ervaring en inschatting van de voorschrijvend arts. Hiervan is bekend dat de kans op een succesvolle behandeling 30-40% is, terwijl er toch tientallen verschillende antidepressieve behandelingen zijn met verschillende werkingsmechanismen. Hierdoor kan het vaak tot drie of vier verschillende behandelingen vergen voordat een patiënt adequaat reageert.

Succesvol inzetten van antidepressiva

De inzet van biomarkers, en dus meetbare voorspelbaarheid, verhoogt de effectiviteit van de behandeling enorm, en kan ertoe leiden dat een patiënt sneller het voor hem of haar werkende antidepressivum krijgt in plaats van een ‘trial-and-error’ aanpak. Dit is een grote stap in de richting van op biomarker gebaseerde gestratificeerde psychiatrie.

De onderzoekers hebben op basis van voorgaand onderzoek een algoritme ontwikkeld dat de hersenactiviteit analyseert, om te voorspellen welk van drie type antidepressiva het best past bij de patiënt. Bij 195 poliklinische patiënten met een ernstige depressieve stoornis werd 8 weken voorafgaand aan de behandeling met antidepressiva een kort hersenonderzoek, ofwel EEG afgenomen. Deze groep werd in twee groepen gesplitst: 108 van hen kregen een behandeling op basis van de uitkomst van het EEG-onderzoek (dus met inzet van de gevonden biomarkers), en de overige 87 patiënten ontvingen de gebruikelijke behandeling (Treatment As Usual). Vervolgens werden de uitkomsten vergeleken.

Algoritme toegepast in de praktijk

Het gebruik van hersenscans is nieuw in de psychiatrie, zeker bij het bepalen van de juiste medicatie. Het unieke is dat een algoritme nu daadwerkelijk toegepast is in de praktijk, waar het lijkt te werken. De onderzoekers benadrukken dat op dat de scans niet zozeer de psychiatrische aandoening wordt herkend, maar dat de behandelaars handvatten krijgen bij het voorschrijven van een therapie.

Dit onderzoek is een haalbaarheidsstudie om te kijken of een principe in de praktijk kan werken. Het is nu zaak om dit onderzoek te herhalen bij grotere groepen, waarbij dat patiënten op toevallige basis de EEG of de standaard indicatie krijgen, wat gezien wordt als definitief bewijs (randomized controlled trial). Dit is nodig om te kijken of de nieuwe werkwijze breder ingang kan vinden in de praktijk van de psychiatrie.

Bronnen: Amsterdam UMC, Brain Clinics
Publicatie in European Neuropsychopharmacology

Webinar over suïcide in de (social) media

Donderdag 11 februari om 15:00 uur organiseert Stichting 113 Zelfmoordpreventie een webinar over suïcide in de (social) media. Wat is de invloed van het bespreken van suïcide in de media? Is het veilig, werkt het taboedoorbrekend, preventief of eerder normaliserend, triggerend? In wetenschappelijke studies is aangetoond dat het aantal suïcidepogingen geregeld toeneemt na het verschijnen van media-uitingen van een overlijden door suïcide.

Hoe zit dat eigenlijk met sociale media? Via social media zijn vrij eenvoudig verhalen te vinden over zelfbeschadiging en zelfdoding. Er lijkt zelfs een verband te zijn tussen het kennis nemen via social media van dit destructieve gedrag, en het ook echt uitvoeren ervan.

Risico’s en positieve effecten

Het bespreken van suïcide in de media brengt dus grote risico’s met zich mee. Aan de andere kant kunnen media-uitingen mensen ook weerhouden van suïcide. Door informatie aan te bieden die geen imitatiegedrag oproept, die aanzet tot het zoeken van hulp en die het stigma rondom suïcide vermindert.

Ook social media kan positieve effecten hebben. Het kan bijdragen aan iemands zelfvertrouwen, sociale steun bieden en mensen in contact brengen met lotgenoten. Bovendien vinden mensen het vaak makkelijker om online en tegen onbekenden te praten over hun problemen. Social media kan verder preventief werken wanneer positief gedrag wordt bekrachtigd (pro-recovery communities) of eerder wordt ingegrepen.

Webinar over suïcide in de (social) media

Tijdens deze webinar wordt aan de hand van verschillende voorbeelden antwoord gegeven op de vraag welke invloed het bespreken van zelfdoding in de (social) media heeft. Vanuit verschillende perspectieven: Jeroen Steenmeijer (psychiater, geneesheer directeur GGZ Centraal, Maarten Dallinga (journalist), Saskia Mérelle (onderzoeker), Charlotte Bouwman (ervaringsdeskundige en journalist) en Ed Kist (ervaringsdeskundige en hulpverlener), kijken ze naar de voor -en nadelen en geven ze, waar mogelijk, advies.

De Webinar Suïcide in de (social) media is geschikt voor iedereen, van professional tot gewoon geïnteresseerde. Mocht je zelf ervaring hebben met suïcidaliteit, bedenk dan vooraf of de confrontatie met dit onderwerp helpend voor je is. Alleen jij kunt die keuze verantwoord maken. Aanmelden kan hier. 

‘Mensen met PTSS kunnen baat hebben bij exposuretherapie’

Mensen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kunnen baat hebben bij exposuretherapie. Veel behandelaars durven patiënten met een trauma niet te confronteren met hun verleden, omdat ze bang zijn dat de patiënten dit niet aankunnen. Toch kan exposuretherapie heel zinvol zijn voor deze groep mensen, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Leiden.

Danielle Oprel en Chris Hoeboer, psychologen bij PsyQ (Parnassia Groep), voerden het onderzoek uit samen met collega’s van onder andere de Universiteit Leiden en de Radboud Universiteit.

Mensen met PTSS kunnen baat hebben bij exposuretherapie

Gedurende de studie werden 149 patiënten met een jeugdtrauma behandeld met drie verschillende vormen van exposuretherapie. Hoewel die verschillende therapieën ieder een iets ander resultaat gaven, stond een ding als een paal boven water: bij ruim 70% van de patiënten verminderden de klachten aanzienlijk.

Ongeveer de helft van de deelnemers had na afloop van de zestien sessies zelfs geen posttraumatische stressstoornis meer, bleek uit zelfrapportage en klinische beoordelingen.

Niet alleen voor trauma op latere leeftijd

De uitkomsten zijn bijzonder, omdat veel behandelaars lange tijd dachten dat deze kwetsbare groep exposuretherapie helemaal niet aan zou kunnen. Behandelaars waren bang dat de confrontatie met het verleden zou leiden tot verdere destabilisatie van de patiënt, en misschien zelfs tot verhoogde zelfmoordrisico’s.

De behandeling werd daarom voornamelijk toegepast op mensen die op latere leeftijd een trauma opliepen, zoals oorlogsveteranen.

Lees het hele bericht op de website van Universiteit Leiden.
Het onderzoek is gepubliuceerd in het European Journal of Psychotraumatology.

Relatie tussen stemmings- of angststoornis en cardiometabole aandoeningen

Er is een relatie tussen een stemmings- of angststoornis en cardiometabole aandoeningen. Het hebben van een stemmings- of angststoornis verhoogt het risico op het ontstaan en voortduren van cardiometabole aandoeningen. Ook blijkt het hebben van een cardiometabole aandoening het risico te verhogen om voor het eerst in het leven een stemmings- of angststoornis te ontwikkelen. Dit blijkt uit recent onderzoek van het Trimbos-instituut.

Stemmings- en angststoornissen en cardiometabole aandoeningen, zoals diabetes, hartziekte, hoge bloeddruk en beroerte gaan gepaard met een hoge ziektelast en hoge kosten. Bekend is ook dat deze psychische en lichamelijke aandoeningen dikwijls gelijktijdig voorkomen en elkaars beloop negatief beïnvloeden. Dit draagt bij aan slechter functioneren, een mindere kwaliteit van leven, meer zorggebruik en hogere zorgkosten.

Relatie tussen stemmings- of angststoornis en cardiometabole aandoeningen

Om meer inzicht te krijgen waar zorgverleners alert op moeten zijn omtrent deze aandoeningen heeft het Timbos-instituut onderzoek gedaan naar de volgtijdelijke relatie: zijn stemmings- of angststoornissen een risicofactor voor het ontstaan en voortduren van een cardiometabole aandoening? Of is het omgekeerde het geval? Of kan beide voorkomen?

Om deze relatie te onderzoeken is gebruikgemaakt van gegevens van NEMESIS-2, een grootschalig onderzoek naar de psychische gezondheid van de Nederlandse volwassen bevolking. Meer specifiek ging het om de gegevens van de baseline-meting (ruim 6.600 volwassenen) en van de vervolgmetingen na drie jaar (circa 5.300 volwassenen), zes jaar (circa 4.600 volwassenen) en negen jaar (circa 4.000 volwassenen).

Verhoogd risico op cardiometabole aandoening

Het hebben van een stemmings- of angststoornis bleek het risico te verhogen dat er na drie jaar nog steeds sprake was van een cardiometabole aandoening. Ook wanneer rekening werd gehouden met sociaal-demografische kenmerken, andere lichamelijke aandoeningen, het gebruik van psychofarmaca en indicatoren van leefstijl (BMI, alcoholgebruik, roken en lichamelijke activiteit). Bovendien bleek het hebben van een stemmings- of angststoornis een risicofactor te zijn voor het ontstaan van een cardiometabole aandoening na drie jaar follow-up.

Omgekeerd werd gevonden dat het hebben van een cardiometabole aandoening geen invloed had op het voortduren of terugkeren van een stemmings- of angststoornis na drie, zes of negen jaar follow-up. Wel bleek het hebben van een cardiometabole aandoening het risico te verhogen om voor het eerst in het leven een stemmings- of angststoornis te ontwikkelen na zes jaar follow-up.

Zorgverleners dienen volgens het Trimbos-instituut alert te zijn op het ontstaan van een cardiometabole aandoening bij volwassenen met een stemmings- of angststoornis, en omgekeerd. Bovendien wijzen de bevindingen op het belang van adequate behandeling van een stemmmings- of angststoornis bij volwassenen met een cardiometabole aandoening.

De bevindingen van het onderzoek zijn gepubliceerd in Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology.
Bron: Trimbos-instituut 

Klinische en psychologische factoren risico voor chronisch beloop angststoornissen

Niet sociaal-demografische, maar klinische en psychologische factoren spelen een grote rol bij het chronisch worden van angststoornissen. Zo concludeert Ans Hovenkamp-Hermelink in haar proefschrift. Zij promoveerde aan de faculteit Medische Wetenschappen, afdeling Psychiatrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Aan ons de eer om haar te interviewen.

Waar richt uw onderzoek zich precies op?

‘Mijn onderzoek focust zich op het beloop van angststoornissen, over járen,’ antwoordt Hovenkamp-Hermelink. ‘De stoornissen die ik onder de loep nam, waren: sociale fobie, paniekstoornis, agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis en in een review nog selectief mutisme, separatieangststoornis (verlatingsangst) en specifieke fobie. Een angststoornis is een van de meest voorkomende ziektebeelden binnen de psychiatrie. 1 op de 5 Nederlanders krijgt er in zijn of haar leven mee te maken. Van die groep houdt 40 tot 60% langdurige klachten. Desondanks is dit chronische karakter nog relatief weinig onderzocht, terwijl de klinische praktijk wel een duidelijke behoefte aan handvatten laat zien.’

Literatuuronderzoek en data-analyse NESDA

‘Samenvattend heb ik een literatuuronderzoek gedaan van de jaren ’80 tot nu. Welke voorspellers voor het beloop van angststoornissen noemen zij? Daarnaast heb ik data geanalyseerd van NESDA, dé Nederlandse Studie naar Depressie en Angst. Zij volgen bijna 3.000 mensen nu al zo’n 13 jaar. Door deze lange termijn kun je goed zien hoe angstklachten zich ontwikkelen. Wat daarbij in eerste instantie opvalt, is dat de symptomen van de verschillende stoornissen veel overlap vertonen. Een groot deel van de mensen heeft daarom meerdere angststoornisdiagnoses.’

Diagnoses veranderen door de tijd heen

Verder vond de Groningse onderzoeker dat diagnoses heel erg door de tijd wisselen. ‘Iemand die nu een gegeneraliseerde angststoornis heeft, kan goed over vijf jaar een sociale angststoornis hebben,’ licht ze toe. ‘Wat hierin een rol speelt is dat behandelaars nu heel erg kijken naar de criteria van de DSM: de cliënt heeft dit symptoom, dat symptoom en nog een ander symptoom. Dus voldoet aan de criteria voor een bepaalde stoornis. Terwijl de ernst van een klacht uit het oog wordt verloren. Mijn voorstel is daarom om bij onderzoek waarbij mensen over langere tijd gevolgd worden de diagnoses meer los te laten en meer te kijken op symptoomniveau: van welke klachten heeft iemand ernstig last en van welke matig?’

Wat waren de risicofactoren voor een langetermijnbeloop van angststoornissen?

‘Klinische en psychologische factoren,’ antwoordt Hovenkamp-Hermelink. ‘Denk dan aan veel paniekaanvallen, het tegelijkertijd hebben van een persoonlijkheidsstoornis, meer vermijdingsgedrag, lage extraversie en hogere mate van angstgevoeligheid. Sociaal-demografische gegevens als opleidingsniveau, beroep en salaris spelen waarschijnlijk wel een rol bij het krijgen van een angststoornis. Wij konden het echter niet in verband brengen met een chronisch beloop.’

Klinische toepasbaarheid: angstgevoeligheid aanpakken

‘Vooral de bevinding over angstgevoeligheid is een belangrijke. Dit noemen we ook wel de angst voor angst. Mensen met een hoge angstgevoeligheid hebben óók last van de symptomen die horen bij hun stoornis. Bijvoorbeeld als iemand een paniekaanval krijgt, dan merkt hij of zij ook de verhoogde hartslag op en denkt bij zichzelf: “Het gaat nu mis; ik krijg een hartaanval.” Zodra je de angstgevoeligheid omlaag weet te brengen met behandeling, dan wordt de ernst van de klachten minder en dit heeft mogelijk een gunstig effect op het beloop. Deze factor zou daarom wat mij betreft een prominentere plek in de behandeling mogen krijgen.’

Locus of control veranderen

‘Tot slot is mijn aanbeveling aan de behandelaars in de klinische praktijk om de locus of control aan te pakken. Dit is het gevoel dat je controle hebt over je leven. Sommige mensen hebben het gevoel weinig controle te hebben, hen overkomt de dingen. Dit is een externe locus of control. Zo’n externe locus kan leiden tot ernstigere klachten van angst. In mijn onderzoek richt ik me niet op specifieke handvatten.

Het onderzoek in dit proefschrift was een eerste opmaat; nu is het aan de toekomstige onderzoekers om dit onderzoek verder uit te breiden en zo mogelijk te verwerken in behandelrichtlijnen.’

 

Het proefschrift ‘The long-term course of anxiety disorders. An epidemiological perspective’ is verdedigd op 21 december 2020. Het proefschrift is digitaal gepubliceerd via de Rijksuniversiteit Groningen.

Depressie Connect maakt kans op Appeltje van Oranje 2021

Depressie Connect maakt kans op een Appeltje van Oranje 2021. Deze online community van de Depressie Vereniging is voor mensen met depressie en hun naasten, waarin deze ervaringen uitgewisseld worden in het omgaan met depressie. Het digitale platform is ontstaan vanuit een samenwerking tussen de Depressie Vereniging en Pro Persona GGz.

Vanaf 11 januari kan het Nederlands publiek de winkansen van dit project vergroten. Dat kan door te stemmen op Depressie Connect als favoriet. Er zijn in totaal 40 projecten in de race voor de prestigieuze prijzen, die jaarlijks door het Oranje Fonds worden uitgereikt aan uitzonderlijke sociale projecten. Stemmen kan tot en met woensdag 20 januari.

Mentale Kracht

Het thema van de Appeltjes van Oranje is dit jaar Mentale Kracht. Dat betekent dat de prijzen dit jaar gaan naar projecten die ervoor zorgen dat mensen die het mentaal niet gemakkelijk hebben, zich weer goed voelen. Dankzij deze projecten kijken mensen naar elkaar om en hoeft niemand er alleen voor te staan in Nederland.

Dat is al een bijzondere prestatie op zich, maar er zijn slechts drie Appeltjes van Oranje te vergeven. Het aantal stemmen dat de kanshebbers krijgt, bepaalt mede wie er doordringen naar de laatste tien nominatieplaatsen. Het project dat de meeste stemmen in de wacht sleept, gaat in elk geval door naar de laatste tien. Hieruit worden door een jury uiteindelijk de drie winnaars gekozen.

Depressie Connect maakt kans op Appeltje van Oranje 2021

Op Depressie Connect kunnen deelnemers ervaringen in het omgaan met depressie uitwisselen, informatie delen, vragen stellen of andermans verhalen lezen. Deelnemers vinden (h)erkenning en verbondenheid bij elkaar. Het is een plek waar lotgenoten van elkaar kunnen leren, iedereen is welkom en kan anoniem deelnemen op het forum.

Depressie Connect bestaat nu 1,5 jaar en is een succes! Op het forum voor mensen met depressie zijn al 1400 deelnemers actief. De sfeer tussen lotgenoten is bemoedigend en ondersteunend. Er is een grote groep van actieve gebruikers, die elkaar online een hart onder de riem steken. Om de veiligheid te bewaken wordt Depressie Connect dagelijks gescreend door ervaringsdeskundigen van de Depressie Vereniging.

Deelnemers en vrijwilligers van Depressie Connect halen voldoening en een gevoel van verbondenheid uit dit online contact. Wordt u warm van dit project? Breng dan uw stem uit.

LHBT+ jongeren met suïcidegedachten: doe mee aan onderzoek naar online behandeling

Er is een onderzoek gestart naar een online behandeling voor LHBT+ jongeren met suïcidegedachten. Lesbische, homo- en biseksuele jeugd doen namelijk 3 tot 5 keer vaker een suïcidepoging dan heteroseksuele jongeren; transgender personen hebben maar liefst 5 tot 10 maal zo vaak suïcidale gedachten. De behandeling en bijbehorend onderzoek zijn onderdeel van een project vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, PratenOnline, ZonMW, Movisie en Stichting 113 Zelfmoordpreventie.

Het gaat om een behandeling bestaande uit 8 online chatsessies, gericht op het verminderen van zelfmoordgedachten en het leren omgaan met lastige situaties rondom je seksuele oriëntatie of genderidentiteit. De Rijksuniversiteit Groningen wil hierbij graag onderzoeken of deze behandeling helpt in het verminderen van de zelfmoordgedachten.

LHBT+ jongeren met suïcidegedachten

De online interventie is ontwikkeld in samenwerking met professionals en vrijwilligers in de gezondheidszorg, LHBT-jongeren en hun ouders. Deze is gebaseerd op bestaande effectieve online en face-to-face modules die aandacht besteden aan minderheidsstress bij LHBT-ers.

De 8 online chatsessies inclusief huiswerkopdrachten worden aangeboden door professionals van de eHealth site PratenOnline.nl. Vijf behandelaren van PratenOnline zijn inmiddels door een GZ psycholoog met expertise in LHBT jongeren, getraind in deze geprotocolleerde behandeling.

Aanmelden voor de online behandeling

Aanmelden
Als je mee wilt doen aan de behandeling en het onderzoek volg dan de aanmeldstappen van Mijn PratenonlineLHBT. Geef aan dat je 8 chatsessies wilt en geef aan dat je interesse hebt in deelname aan het onderzoek.

Er wordt gesproken over LHBT, maar hiermee wordt ook bedoeld: queer, panseksueel, non-binair, gender non-conform, gender fluïde, of als je het (nog) niet zo goed weet.

Vragen
Heb je vragen over het onderzoek of over de behandeling, dan kun je een e-mail sturen naar: jennifer.de.lange@rug.nl

Direct hulp nodig
Als je direct iemand wilt spreken kun je contact opnemen met de crisislijn van 113 Zelfmoordpreventie.