Skip to main content

Sociale angst bij kinderen moeilijk te behandelen

Veel kinderen hebben last van angstklachten; een veelvoorkomend ziektebeeld is de sociale angst. Een vorm die moeilijker te behandelen valt. Hoe komt dit? En: hoe kunnen we het behandelresultaat verbeteren? Jeanine Baartmans is recent gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. Aan ons de eer om een aantal te vragen te stellen over haar onderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

‘Dus op sociale angst bij kinderen,’ vertelt Baartmans. ‘Aan de onderzoeken deden kinderen en jongeren mee in de leeftijd van 8 tot en met 18 jaar. In de meeste deelonderzoeken focusten we ons op de bovenbouw van de basisschool en het begin van de middelbare. Deze angststoornis is één van de meest voorkomende angststoornissen bij kinderen. Tegelijkertijd reageren deze kinderen minder goed op behandeling dan kinderen met een andere angststoornis. We weten nog niet precies waardoor dit komt. Wel wordt een sociale angststoornis bij kinderen vaak niet onderkend. Ouders en leraren zien het ook wel eens aan voor extreme vorm van schaamte of verlegenheid en hebben we dat allemaal niet wel eens?’

Opzet studies

‘Mijn onderzoek valt uiteen in verschillende delen,’ vervolgt de gezondheidszorgpsycholoog in opleiding. In één deel keken we naar behandeluitkomsten. Hiervoor hebben we data gebruikt van onderzoeken naar de effectiviteit van een veelgebruikt behandelprogramma voor angst bij kinderen (Denken+Doen=Durven). Hieraan deden in totaal 152kinderen en hun ouders mee. Met een voormeting stelden we vast hoe erg hun angstklachten op dat moment waren. Vervolgens volgden ze allemaal cognitieve gedragstherapie, waarna we weer de angstklachten hebben gemeten. In welke mate nam hun angst af? Deze uitkomsten vergeleken we met kinderen die een andere angststoornis hadden. Ook keken we nog of depressie en/of angst bij de ouders invloed had op het behandelresultaat.’

Kinderen met sociale angst onderschatten zichzelf vaak

Voor een ander deel van het onderzoek zijn er vragenlijsten afgenomen bij in totaal meer dan 1000 kinderen op scholen die informatie gaven over hoe sociaal angstig ze waren. ‘Daarbij vroegen we ook hoe aardig zij dachten dat hun klasgenootjes hen vonden,’ voegt Baartmans eraan toe. ‘Dat legden we naast hoe aardig ze daadwerkelijk werden gevonden. Hoe goed kunnen ze dit inschatten? Wat bleek? Kinderen met veel sociale angstklachten onderschatten hoe leuk anderen ze vinden. Bij vermijdend gedrag of depressieve uitingen klopten deze inschattingen meer en werden ze daadwerkelijk minder aardig gevonden.’ Interessante en nuttige inzichten.

Wat waren uw belangrijkste conclusies?

‘Allereerst dat kinderen met sociale angst wel degelijk profiteren van behandeling. Hun angstklachten namen wel af, maar minder dan bij andere angststoornissen. Als kinderen óók last hadden van depressie hadden ze voor de behandeling ook meer last van angst, maar zagen we heel duidelijk die klachten ook verminderen zodra we de angst gingen behandelen. Dus zowel de depressieve klachten als de angst namen af. Wij denken dat dit komt doordat de kinderen zich na behandeling minder belemmerd voelen en zich minder terugtrekken.

Angst kinderen en angst ouders nauw verweven

Als tweede belangrijke resultaat noemt Baartmans dat de rol van ouderlijke angst niet onderschat moet worden. Deze twee beïnvloeden elkaar. Ze legt uit: ‘Wanneer ouder niet worden behandeld, dan neemt de angst bij hen toch enigszins af. Ze gaan mee in de behandeling van hun kind, oefenen met hen en steken er zelf wat van op. Bij hun ouders verandert het waarschijnlijk daarom mee. Ook kan ik me heel goed indenken dat afname van angstklachten bij ouders uiteindelijk ook effect heeft op hun kinderen. Zo versterkt het elkaar.’

Welke toepassingen van deze kennis ziet u voor de klinische praktijk?

‘Met name dat het in de praktijk belangrijk is om te kijken wie je voor je hebt. Wij denken namelijk dat het geen homogene groep kinderen met sociale angst is, maar verschillende subtypes. Zo zijn er kinderen die zich terugtrekken en misschien daadwerkelijk minder goede sociale vaardigheden hebben; hun behandeling kun je bijvoorbeeld insteken op het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Een andere groep onderschatte door de hoge mate van sociale angst juist hoe aardig en gezellig hun klasgenootjes hen vonden. Met hen kun je tijdens therapie inzoomen op deze “denkfouten”. Vervolgonderzoek is dus belangrijk.’

Voor de toekomst

‘Tot slot denk ik dat we veel kunnen opsteken van onderzoek onder volwassenen: hier loopt het onderzoek soms wat voor. Zo worden er bij volwassenen tijdens therapie schaamte-experimenten uitgevoerd. “Oké, je doet iets gênants en je wordt uitgelachen: hoe ervaar je dat?” Uiteindelijk is het te verdragen; ze ontdekken dat er niet de erge en enge dingen gebeuren die ze zich voorstellen. Hierdoor neemt sociale angst af, althans bij volwassenen. Het zou goed kunnen dat dit ook bij kinderen zo werkt, daarom zou ik tegen de individuele behandelaar willen zeggen: probeer het eens uit.’

 

Link naar proefschrift

Childhood Social Anxiety: What’s Next? Exploring the role of cognitions, depression, parents, and peers (code om te ontgrendelen: 147604

Categorieën

TIP

Heb je een nieuwstip of zelf nieuws voor de nieuwsrubriek?
info@nedkad.nl