Skip to main content

Archieven: Nieuws

MIND wil openheid psychische klachten bevorderen met campagne: ‘Ik voel me (helemaal niet) goed!’

De helft van alle Nederlanders krijgt te maken met psychische klachten. Toch vinden veel mensen het moeilijk om hiervoor uit te komen of om erover te praten, terwijl dat juist de eerste stap is naar herstel of hulp. Daarom is MIND gestart met een online en offline bewustwordingscampagne, met de titel ‘Ik voel me (helemaal niet) goed!’

De campagne is gericht op psychische klachten als angst, depressie en stress. Het doel is om openheid te bevorderen en leert je bovendien tussen de regels door te lezen of luisteren hoe het écht met iemand gaat.

Psychische klachten moeten serieus genomen worden, vooral door jouzelf. Het wegdrukken of ermee rond bljven lopen, verergert de klachten doorgaans. Het gegeven dat niemand hier alleen in is, kan inspireren meer met deze klachten te doen. Door er open over te zijn en erover te blijven praten, zullen de klachten op z’n minst lichter worden.

De campagne loopt via sociale media als YouTube, Twitter, Instagram en Facebook, met de hashtags #openup en #pratenhelpt. Door @wijzijnmind te taggen, neem je deel aan de campagne en vergroot je het bereik. Daarnaast staat de campagne ook in het Algemeen Dagblad, De Volkskrant en Trouw.

Mensen die zich herkennen in klachten als angst, depressie en stress kunnen een flyer met tips aanvragen op de website van MIND. Heb je iemand in je omgeving die waarschijnlijk rondloopt met deze psychische klachten? Misschien kun je hem of haar helpen.

Ervaar je overigens psychische klachten en wil je anoniem en gratis met een professionele hulpverlener praten, ga dan naar www.mindkorrelatie.nl

Ga voor meer informatie naar de website van MIND.

Wereldwijd onvoldoende geïnvesteerd in mentale gezondheid

Door corona doen meer mensen een beroep op de geestelijke gezondheidszorg. Overal ter wereld kunnen we die stijgende vraag echter niet bijbenen; de investeringen blijven achter. Zo komt naar voren uit de nieuwe ‘Mental Health Atlas’ van The World Health Organization (WHO). 

De Directeur-Generaal van WHO, Tedros Adhanom Ghebreyesus, geeft aan ‘extreem bezorgd’ te zijn over het feit dat er geen extra investeringen komen, terwijl corona het aantal mensen met psychische problemen enorm liet toenemen. Volgens hem is dit een wake-up call. ‘We moeten hier gehoor aan geven en de investeringen in de geestelijke gezondheidszorg drastisch opschalen.’

Niet iedereen krijgt de benodigde zorg

Mede door achterblijvende investeringen krijgt minder dan 50% van de wereldbevolking zorg voor specifieke geestelijke stoornissen. Erg zorgelijk, zo vindt de WHO. 71% van de mensen met een psychose kregen geen passende behandeling en bij depressie ging ’t om 60%. Een lichtpuntje was wel dat méér landen de behandeling van deze stoornissen opnam in de nationale ziektekostenverzekering of andere vergoedingsregelingen: 80% tegenover 73% in 2017.

Groot verschil tussen welvarende en armere landen

Verder is er een groot verschil tussen landen met verschillende inkomensniveaus, zo concludeert de Mental Health Organization. Vooral als je kijkt naar het aantal mensen dat in de geestelijke gezondheidszorg werkt. Bij hoge-inkomenslanden ligt dit aantal 40(!!) keer hoger dan bij lage-inkomenslanden. Wereldwijd werken er 13 per 100.000 bewoners in deze sector. In 2014 waren dit er nog maar 9.

Minder geld naar lokale geestelijke gezondheidsinstellingen in lage-inkomenslanden

Streven van de WHO is om in de geestelijke gezondheidszorg dichter bij de mensen te brengen. De zorg moet decentraal (lokaal) worden aangeboden en opgenomen in de basisgezondheidszorg. Bij slechts 25% van de landen is dit het geval. Met name lage- tot midden-inkomenslanden lopen achter op dit gebied: hier gaat 70% van het overheidsgeld naar gecentraliseerde psychiatrische instellingen. Hierdoor hebben meer afgelegen gemeenschappen nauwelijks toegang tot geestelijke gezondheidszorg.

Minder zelfmoorden, maar te weinig preventieplannen

Ook op het gebied van beleid en plannen wisten de WHO-landen niet alle doelen te bereiken. Zo hadden maar 99 landen voldoende promotie- en preventieprogramma’s. Een doel dat wel werd behaald, was om het suïcide-percentage omlaag te brengen naar 10%. Maar de WHO plaatst hier gelijk een kanttekening: slechts 35 van hen heeft een strategie die zich specifiek richt op het voorkomen van suïcides.

Over de Mental Health Atlas

Twee decennia geleden lanceerde de WHO Project Atlas. Om zo het gat in informatie over geestelijke gezondheid te dichten. In 2001 verscheen de allereerste editie en verschillende volgden daarna. Ondertussen brengt de WHO iedere 3 jaar de Mental Health Atlas uit. Deze laatste verzamelt data van maar liefst 171 landen.

Lees alle conclusies uit de Mental Health Atlas 2020.

Studenten hebben steeds vaker mentale klachten, middelengebruik onverminderd hoog

Meer dan de helft van de studenten (51%) ervaart psychische klachten. Zo ervaren zij eenzaamheid, prestatiedruk, stress en slaapproblemen. Studenten die wekelijks cannabis gebruiken of weleens (zonder doktersvoorschrift) een concentratieverhogend middel gebruiken, hebben vaker dit soort klachten.

Dat blijkt uit het eerste landelijke onderzoek naar de mentale gezondheid en het middelengebruik van studenten in het hoger onderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd door het Trimbos-instituut, RIVM en GGD GHOR Nederland. De ministeries van OCW en VWS hebben om dit onderzoek gevraagd.

Ruim 28.000 studenten van 15 Nederlandse hogescholen en universiteiten namen deel aan de meting, die tijdens de derde coronagolf (maart-mei 2021) gehouden werd. Er zijn al langere tijd zorgen over de mentale gezondheid en het middelengebruik. De resultaten bevestigen deze zorgen en vragen om een sterke integrale aanpak.

Invloed coronacrisis

De coronacrisis heeft eraan bijgedragen dat zij meer psychische klachten hebben, zoals angst en somberheid. In vergelijking met ander onderzoek van voor de coronacrisis, ligt het percentage studenten met psychische klachten in deze meting flink hoger. Cijfers van het zes-wekelijkse corona-gedragsonderzoek, laten zien dat het moment van afname van dit onderzoek van belang is. In deze periode (voorjaar 2021) werd het dieptepunt tot nu toe gemeten van de mentale gezondheid van jongvolwassenen tijdens de pandemie. De zorgen rondom toenemende psychische klachten bij studenten bestaan echter al langer. Corona is duidelijk niet de enige oorzaak van deze klachten, maar zorgt dus mogelijk wel voor een uitvergroting ervan. Bij middelengebruik is dat minder eenduidig.

Middelengebruik ondanks corona hoog

Gebruik van alcohol en xtc is sterk beïnvloed door de coronamaatregelen voor horeca en evenementen. Bijna de helft van de drinkende studenten, en een derde van de gebruikers van xtc, zegt dat door corona minder vaak te doen. Desondanks gebruikte 13%  van hen afgelopen jaar xtc en is één op de zes een zware drinker. En drinkt dus minstens een keer per week minimaal 4 (v) of 6 (m) glazen alcohol op één dag. Een derde van de studenten gebruikt wel eens cannabis. Van hen geeft 28% aan vaker te blowen door de coronacrisis. Ook geeft 40% van de studenten die gamen aan door de coronacrisis en -maatregelen meer te zijn gaan gamen. Verder valt op dat veelgebruikers, ook vaker een hoge studieschuld hebben.

Veel eenzaamheid, prestatiedruk, stress en slaapproblemen

De studententijd is een levensfase waarin jongvolwassenen extra gevoelig zijn voor psychische klachten. Zo ontstaat 75% van de klachten voor het 24e levensjaar. Dit nieuwe onderzoek laat zien dat studenten ondergemiddeld scoren op levenstevredenheid en veerkracht, en dat dit samenhangt met het risico op het krijgen van psychische klachten. Een grote groep studenten geeft aan gevoelens van eenzaamheid (80%) of prestatiedruk (76%) te hebben ervaren. Ook geeft een grote groep aan in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek (heel) veel stress (62%) en slaapproblemen (41%) te hebben ervaren. De hoogte van deze problemen hangt sterk samen met een mindere mentale gezondheid en een hoger risico op psychische klachten. Studenten die veel sociale steun voelen, ervaren minder klachten.

Integrale aanpak nodig

Veel klachten die studenten ervaren zijn tot op zekere hoogte normaal (zoals een tijdje niet zo lekker in je vel zitten of tijdelijk wat meer gamen of drinken). Ze leiden bij de meeste studenten niet tot ernstige problemen, maar dat geldt niet voor iedereen. Door het mentaal welbevinden van studenten te versterken, in te zetten op preventie, door tijdig te signaleren en de juiste hulp te bieden, kunnen toekomstige psychische klachten en problematisch middelengebruik beter voorkomen of aangepakt worden. Dat vergt een integrale aanpak vanuit praktijk, beleid, wetenschap en maatschappij, samen met studenten.

Het onderzoek wordt de komende jaren (om de 2 jaar) herhaald om te kijken hoe de mentale gezondheid en het middelengebruik van studenten zich ontwikkelt.

Bron: Trimbos.nl | Terechte zorgen over mentale gezondheid en middelengebruik studenten

40% van IC-verpleegkundigen ondervindt mentale klachten door coronacrisis

De coronacrisis hakt erin bij IC-verpleegkundigen. Liefst 40% van hen ervaart klachten als angst, depressie of posttraumatische stress ten gevolge van hun werk. Dat laat onderzoek van het Radboudumc en Erasmus MC onder 600 IC-verpleegkundigen uit heel Nederland zien. Het onderzoek is uitgevoerd in oktober 2021.

Een jaar geleden lieten onderzoekers van het Radboudumc en het Erasmus MC zien wat de gevolgen waren van de eerste coronapiek (maart – mei 2020) op het mentale welzijn van IC-verpleegkundigen. De hoge werkdruk leidde toen tot veel stress en mentale klachten. Toen was de mate van stress al drie keer zo hoog als normaal. De aanhoudende coronacrisis en de blijvende hoge werkdruk waren aanleiding om het onderzoek te herhalen. Wat is de impact van COVID-19 nu?

Dertig procent overweegt te stoppen

Bijna 600 IC-verpleegkundigen uit heel Nederland deden in oktober 2021 mee aan het vragenlijstonderzoek. Hiervan ervaart 40% angst, depressie of posttraumatische stress klachten. De helft van het totaal aantal deelnemende verpleegkundigen heeft een verhoogd risico op uitval door werk-gerelateerde vermoeidheid. Eén op de vier IC-verpleegkundigen heeft sinds de pandemie een periode niet kunnen werken, vooral vanwege fysieke of mentale klachten. Een kwart van hen is nu nog steeds niet volledig aan het werk. Liefst één op de drie geeft aan te overwegen om te stoppen als IC-verpleegkundige.

Mentale klachten zijn toegenomen

De meerderheid van de IC-verpleegkundigen vond de communicatie met de familie van opgenomen coronapatiënten tijdens de tweede piek beter dan tijdens de eerste piek. Ook waren zij bij de tweede piek beter voorbereid. Toch is het aantal IC-verpleegkundigen met mentale klachten en/of werk-gerelateerde vermoeidheid significant toegenomen van 50% in 2020 naar bijna 60% in oktober 2021.

Grote behoefte aan meer collega’s

IC-verpleegkundigen willen meer medezeggenschap krijgen in de organisatie van de inhaalzorg en hebben behoefte aan flexibelere roosters, werken in vaste teams en meer collega’s op de werkvloer zodat de werkdruk lager wordt. Ze ervaren nog steeds veel steun van familie, vrienden en hun directe collega’s. De ervaren steun van de Nederlandse samenleving is echter drastisch verminderd.

Kortom, IC-verpleegkundigen hebben meer tijd nodig om te herstellen, hersteltijd die er nu niet is, en de ervaren gezondheidsproblemen zijn afgelopen periode toegenomen. Een continue hoge werkdruk door het oplopende aantal COVID-19 IC-opnames heeft grote gevolgen voor de gezondheid van IC-verpleegkundigen en hun inzetbaarheid op de lange termijn en daardoor voor de IC-zorg in de toekomst.

Verantwoording

De IC-verpleegkundigen kregen verschillende gevalideerde vragenlijsten voorgelegd over het mentale welzijn; de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) voor klachten van angst en depressie, de Impact of Event Scale (IES)-6 voor posttraumatische stress klachten en de Need For Recovery (NFR) voor de werk-gerelateerde vermoeidheid. De volledige resultaten van het onderzoek zullen binnenkort in een wetenschappelijk artikel gepubliceerd worden.

Bron: Radboudumc

Een fobie, zoals hoogtevrees, leidt vaak tot meer fobieën of depressies

Last van hoogtevrees of onevenredig bang voor spinnen? Mensen die een specifieke angst (fobie) hebben, lopen drie keer zoveel kans andere angststoornissen te ontwikkelen en twee keer meer kans depressief te worden. Tijdig reageren op een goed te behandelen angst, kan erger voorkomen.

Dat blijkt uit onderzoek van het Amsterdam UMC in samenwerking met het Trimbos-instituut. In dit onderzoek is bij 6646 deelnemers gekeken of volwassenen met een specifieke angst in een periode van zes jaar nieuwe psychische aandoeningen ontwikkelen. Deze aandoeningen mochten niet toegeschreven worden aan een andere risicofactor, zoals een verleden van seksueel misbruik of bijvoorbeeld werkeloos zijn. Ofwel: is een specifieke fobie een voorspeller voor latere psychische aandoeningen?

Specifieke fobie

Iemand met een specifieke fobie is bang voor één bepaald ding, dier of situatie. Te denken valt hierbij aan angst voor spinnen, de tandarts of muizen. Doorgaans wordt een specifieke angst als een milde aandoening beschouwd die zich vroeg ontwikkelt. Toch laat dit onderzoek zien dat het reden is voor waakzaamheid.

Zes jaar na de start van de bevolkingsstudie bleken alle 552 volwassenen die bij aanvang een specifieke fobie hebben of hadden een drie keer zo grote kans op het krijgen van een angststoornis te hebben. Bovendien was  er een tweemaal zo grote kans op een depressieve stoornis, dan mensen zonder een specifieke fobie. Het ontstaan van deze aandoeningen kon niet toegeschreven worden aan een andere oorzaak. Opvallend was verder dat volwassenen met een specifieke fobie minder goed functioneerden dan volwassenen zonder fobie.

Taak voor de hulpverlening

“Voorkomen is beter dan genezen”, zegt onderzoeker Guido Wetzer van het VUmc op de website van het Trimbos Instituut. “Als mensen met – schijnbaar onschuldige en goed te behandelen – psychische aandoeningen vroegtijdig worden opgespoord en behandeld, kunnen mogelijk ernstigere psychische stoornissen worden voorkomen. Gezien de eenvoudige methode om de aandoening op te sporen lijkt een specifieke fobie een ideale marker voor een dergelijk preventief beleid.”

Bron.

Angstklachten bij depressieve ouderen onder de loep

‘Tot ruim 7% van de ouderen lijdt aan een depressie’, stelt Date van der Veen in zijn proefschrift. In bijna de helft van de gevallen gaat dit gepaard met angstklachten. Maar: gaat het dan om een op zichzelf staande angststoornis of is het een depressie-symptoom? Wij stelden promovendus Van der Veen van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) een aantal vragen hierover.

Wat onderzocht u precies in uw promotieonderzoek?

‘Samen met mijn promotieteam keek ik naar angstklachten bij depressieve ouderen’, legt Van der Veen uit. ‘Een combinatie die ik als klinische psycholoog veel in de praktijk zie. Vaak is niet duidelijk vast te stellen welke van de twee leidend is: de depressie of de angst. Met dit onderzoek willen we een aanzet geven tot een betere differentiatie. Zeker omdat de gevolgen van een depressie op latere leeftijd groot zijn en de stoornis lastiger te behandelen is als er ook angst in beeld is.’

Hoe verhoudt de angst zich tot depressie bij ouderen?

‘Dat verschilt van persoon tot persoon. Wij vonden dat er eigenlijk twee patiënten lijken te zijn. Allereerst zijn er de mensen die een “angstige depressie” hebben; bij hen is de angst onderdeel, symptoom, van hun depressie. Dit is een subtype van depressie en komt bij 42% van de depressieve ouderen voor. De tweede groep van patiënten heeft een depressie én een angststoornis, een comorbiditeit die in de 39% van de gevallen voorkomt.

Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen

Voor zijn onderzoek gebruikte Van der Veen de data van de NESDO-studie. Een grootschalig onderzoek dat zes jaar lang 378 depressieve en 132 ‘gezonde’ 60+’ers volgde. Hier werden allerlei gegevens verzamelt die (mogelijk) samenhangen met depressie bij ouderen, zoals biologische factoren, klinische en sociale kenmerken, levensgebeurtenissen, cognitief functioneren en lichamelijke gezondheid.

Herstel belemmerd door comorbide angststoornis

Naast de twee groepen mocht Van der Veen nog een aantal interessante conclusies doen. Zo vond de Groningse onderzoeker en klinisch psycholoog dat een comorbide angststoornis volledig herstel in de weg staat. ‘In het geval van comorbiditeit is het belangrijk om ook die angststoornis nader onder de loep te nemen. Wat voor angststoornis is het? En: hoe hangt die samen met bijvoorbeeld recente ingrijpende gebeurtenissen of uit de jeugd?’

Ingrijpende gebeurtenissen en persoonlijkheidskenmerken

‘Bij een angstige depressie weten we iets meer over de impact van recente ingrijpende gebeurtenissen. We weten dat de ernst van de angstklachten afhangt van deze geberutenissen in combinatie met een aantal persoonlijkheidskenmerken: neurocitisme (emotionele instabiliteit), ervaren controle (mastery), extraversie en zorgvuldigheid. Als mensen emotioneel instabieler zijn en minder controle ervaren, dan zijn ze gevoeliger voor wat er gebeurt. Wat de angstlevels direct beïnvloedt.’

Welke klinische implicaties hebben de resultaten?

‘Hier hebben we geen direct onderzoek naar gedaan’, vertelt Van der Veen. ‘We hebben er zeker wel ideeën over. We verwachten bijvoorbeeld dat je bij een comorbide angststoornis zorgvuldig moet diagnosticeren en een overwogen keus moet maken voor een behandeling. Pak je eerst de somberheid aan om de motivatie te vergroten? Of eerst de angststoornis om de vermijding te verminderen. Van een angstige depressie denken we dat die (in eerste instantie) het beste medicamenteus behandeld moet worden. Psychotherapie heeft in zo’n geval minder zin, omdat mensen te veel in beslag genomen zijn door de angst. Door de juiste medicatie verminderen of verdwijnen de angstklachten samen met het depressieve toestandbeeld.’

Toekomstig onderzoek

Wanneer is de depressie leidend en wanneer de angststoornis? Van der Veen: ‘Daarvoor is verder onderzoek nodig. Een studie die mogelijk antwoorden kan geven, is de therap-i studie. |In deze studie kijken we of de dagboekmethode helpt bij het beter in kaart brengen van specifieke klachten en hun onderlinge samenhang.

Bron

Van der Veen, D.C. (2021), Anxiety in Late Life Depression. Thesis; Rijksuniversiteit Groningen. Via https://books.ipskampprinting.nl/thesis/564539-vdVeen/.

EMDR ook bewezen effectief bij kinderen

Dat EMDR een effectieve methode kan zijn bij het verwerken van een traumatische gebeurtenis, was al bekend. Maar geldt dat ook voor kinderen? Carlijn de Roos toont in haar proefschrift aan dat de behandeling in korte tijd tot hele goede resultaten kan leiden, ook voor kinderen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De Roos promoveerde 13 oktober jongstleden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Hoe werkt EMDR?

Bij EMDR, eye movement desensitisation and reprocessing, wordt gevraagd terug te denken aan de traumatische gebeurtenis. Tegelijkertijd wordt u afgeleid. Door geluiden, door bewegingen. Op die wijze vervaagt de levendigheid van de herinnering. Het vlakt af. De herinnering wordt meer en meer van het heden naar het verleden gedrongen, waardoor het een plekje krijgt.

Onderzoek

Uit het onderzoek van De Roos blijkt dat het mogelijk is voor kinderen met PTSS om traumasymptomen significant te verminderen. Dat kan al door een therapie te geven van maximaal vier uur of vijf sessies. De Roos onderzocht drie behandelingen: twee vormen van traumagerichte cognitieve gedragstherapie (opvangprotocol en WRITEjunior) en EMDR. Alle therapieën laten vermindering van PTSS-symptomen zien. Ook comorbide symptomen, zoals angst, depressie en gedragsproblemen, namen af. Hoewel de drie therapieën soortgelijke effecten laten zien, is dit resultaat met EMDR in minder sessies behaald.

In korte tijd een verschil maken

Bij PTSS bij kinderen is spontaan herstel na zes maanden gering. ‘Vroegtijdige behandeling is essentieel, maar door lange wachttijden in de jeugdzorg niet altijd mogelijk. Gelukkig zijn er therapieën ontwikkeld en toegepast voor kinderen en adolescenten met stoornissen na traumatisering zoals PTSS, waaronder trauma-gerichte cognitieve gedragstherapie en EMDR-therapie. Bij kinderen waren tot nu toe weinig studies uitgevoerd om de effectiviteit van EMDR te onderzoeken’, vertelt De Roos op de website van de UvA.

Methode

Daarom voerde De Roos en collega’s twee studies uit bij kinderen van vier tot achttien jaar met PTSS. Deze kinderen hadden diverse eenmalige trauma’s meegemaakt zoals een ramp, een ongeluk, verkrachting of fysiek geweld. Het ging hierbij om groepen van 52 en 103 kinderen, waarbij het effect van EMDR en cognitieve gedragstherapie in de tweede studie ook vergeleken werd met een wachtlijst. Om de mogelijke afname van klachten te kunnen vaststellen, werden klinisch diagnostische interviews gehouden, en werden zelfrapportagevragenlijsten afgenomen bij de kinderen en hun ouders.

‘Het bijzondere is dat het mogelijk blijkt om na twee uur en twintig minuten al herstel te bereiken van zowel posttraumatische stressklachten, maar ook van de bijbehorende angsten, somberheid, en gedragsproblemen. Er is dus weinig tijd nodig om een groot verschil te maken en dat is belangrijk en aantrekkelijk voor zowel kinderen als hun ouders, therapeuten en verzekeraars’, aldus De Roos op de website van de UvA.

EMDR ook succesvol bij depressie

Daarnaast werd er ook een onderzoek uitgevoerd naar het effect van EMDR bij depressieve jongeren. EMDR werd daarbij toegepast op onverwerkte herinneringen aan verlies, verlating, falen, gepest of vernederd zijn. Ook in deze studie werd in korte tijd verbetering bereikt. Na zes sessies van een uur, voldeed 60% van de jongeren niet meer aan de diagnose depressie, oplopend tot bijna 70% drie maanden later. Daarnaast namen ook posttraumatische stressklachten, angsten, en lichamelijke klachten af. ‘Jongeren voelen zich beter, worden actiever, gaan weer contact opzoeken, kunnen zich beter concentreren en denken minder negatief over zichzelf. Deze resultaten zijn zeer hoopgevend. We leren steeds meer over hoe onverwerkte traumatische herinneringen klachten in stand kunnen houden zoals bij depressie. Door deze als eerste aan te pakken met EMDR, wordt een snelle stap richting herstel gemaakt. Als er restklachten zijn, kunnen andere behandelingen daarna ingezet worden.’

Carlijn de Roos

De Roos is zowel klinisch psycholoog als onderzoeker. Het doel van het proefschrift was om de kennis te vergroten over het effect van traumabehandelingen voor kinderen en jongeren, waarna EMDR in nationale en internationale PTSS-richtlijnen kan worden opgenomen.  ‘Het gaat om een hele belangrijke en grote doelgroep. Je weet dat je als behandelaar met een aantal uur behandeling een groot verschil kunt maken. Daar zet je je dan graag voor in. Met dit onderzoek hoop ik dat traumabehandeling nog vaker en snel wordt ingezet, zodat klachten van getraumatiseerde kinderen afnemen en ze weer plezier in het leven kunnen hebben.’

Bron: UvA – EMDR bij kinderen: een snelle stap richting herstel

Depressie Vereniging zoekt gespreksleiders

Als je een depressie hebt, helpt het om te praten met lotgenoten. Dat heeft een simpele reden: écht begrip vind je vooral bij mensen die weten wat je meemaakt.

Daarom organiseert de Depressie Vereniging meer dan 60 supportgroepen in heel Nederland. Niet alleen de deelnemers aan deze groepen, ook alle gespreksbegeleiders weten wat het is om een depressie te hebben. Zij zetten hun eigen ervaringen in om anderen iets van onschatbare waarde te kunnen bieden: herkenning en begrip.

Omdat er grote behoefte is aan nog veel meer supportgroepen, is de Depressie Vereniging hard op zoek naar extra gespreksbegeleiders.

Klik hier als je je wilt aanmelden als gespreksleider of er meer over wilt weten

Nieuwe behandeloptie voor ernstige depressie: Diepe Hersenstimulatie

Zelfs met de beste behandeling blijft een klein deel van de patiënten met een depressie ernstige klachten houden. Wanneer alle reguliere behandelingen geprobeerd zijn zonder blijvend resultaat, is diepe hersenstimulatie mogelijk een optie. Dit wordt ook wel ‘’Deep Brain Stimulation (DBS)’’ genoemd. Op dit moment loopt er een gezamenlijk onderzoek van het Amsterdam UMC (locatie AMC) en het ETZ in Tilburg (Locatie Elisabeth) over DBS bij depressie. Zolang het onderzoek loopt kunnen zij de behandeling uitvoeren bij mensen die ervoor in aanmerking komen.

Wat is DBS en hoe werkt het?

De behandeling begint met een hersenoperatie waarbij twee elektroden op een specifieke plek in de hersenen geplaatst worden. De elektroden zijn met dunne draadjes onderhuids verbonden met een batterij die onder de borstspier wordt geplaatst. Deze batterij geeft korte elektrische pulsjes af, die via de elektroden in de hersenen komen. Omdat hersencellen ook communiceren via elektriciteit, kan de hersenactiviteit veranderd worden om zo de depressie te behandelen. Na de operatie blijft het systeem in het lichaam, en de batterij kan door de huid opnieuw opgeladen worden. Op de website van het AmsterdamUMC staat meer informatie over de effectiviteit en de risico’s (zie link onderaan dit artikel)

Wie komt er in aanmerking voor DBS bij depressie?

Omdat diepe hersenstimulatie is nog een experimentele behandeling is, kan het alleen aangeboden worden als onderdeel van een wetenschappelijk onderzoek. Er zijn dus strenge eisen welke patiënten er in aanmerking komen. Zo moeten de volgende behandelingen minimaal geprobeerd zijn. Deze kunt u bespreken met uw behandelaar:
• Een SSRI in de goede dosering voor minimaal 6 weken;
• Een SNRI of NaSSA in de goede dosering voor minimaal 6 weken;
• Een TCA in de goede dosering voor minimaal 6 weken;
• Lithiumaddidtie bij de TCA voor minimaal 6 weken;
• Óf een MAO-remmer in de goede dosering;
• Óf ECT (Electroshock therapie).

Omdat DBS ook risico’s heeft zijn er ook patiënten die helaas niet in aanmerking komen voor DBS. De belangrijkste hiervan zijn patiënten met:
• Een bipolaire stoornis;
• Afhankelijkheid van middelen;
• Een primaire persoonlijkheidsstoornis die losstaat van de depressie;
• Psychose die los staat van de depressie;
• Andere neurologisch aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson of dementie.

Meer informatie en aanmelden

Mocht u geïnteresseerd zijn in de behandeling, is het advies vanuit het Amsterdam UMC om eerst met uw eigen psychiater (of andere behandelaar) te bespreken of u mogelijk in aanmerking komt voor DBS. Daarvoor kunt u de informatie op de website gebruiken: https://www.amc.nl/web/specialismen/psychiatrie/psychiatrie/dbs-bij-depressie-onderzoek.htm

Verstedelijking bedreiging voor geestelijke gezondheid

De afgelopen twee eeuwen groeide het aantal grote steden enorm en anno 2021 woont 50% van de wereldbevolking in een stad. Naar verwachting is dit over 30 jaar 70%. Tegelijkertijd komen geestelijke gezondheidsproblemen steeds vaker voor. Hangen deze twee ontwikkelingen samen? Dit onderzochten Junus van der Wal en collega-onderzoekers van het Centre for Urban Mental Health van de Universiteit van Amsterdam (UvA).

Eerdere studies legden risicofactoren voor mentale problemen bloot die samenhangen met verstedelijking. Zogenoemde stedelijke factoren zoals luchtvervuiling, geluidsoverlast, gebrek aan groen en hoge criminaliteit. Er is echter nog geen totaalplaatje van hoe de verschillende stedelijke factoren samenhangen én hoe ze het risico op angst, depressie en andere geestelijke stoornissen vergroten. Vandaar dat de Amsterdamse onderzoekers de resultaten van deze studies samenbrengen in een grote meta-analyse.

Opzet onderzoek

In hun review nemen de wetenschappers data van 191 landen onder de loep. Hierop voeren ze een ecologische analyse uit. Ook gebruiken ze de Global Burden of Disease (GBD)-studie uit 2017. Dit is een uitgebreid wereldwijd onderzoeksprogramma over sterfte, veelvoorkomende ziekten, verwondingen en risicofactoren. De data vormen het vertrekpunt van een conceptueel raamwerk dat de wisselwerking tussen de verschillende stedelijke factoren in kaart brengt.

Wisselwerking factoren die samenhangen met verstedelijking

Stedelijke factoren werken namelijk vaak op elkaar in. Geluidsoverlast zorgt bijvoorbeeld voor een slechte nachtrust. Hierdoor presteren mensen slechter op het werk of op school, waardoor ze meer stress en (geld)zorgen hebben. En bovendien slechter slapen. Een vicieuze cirkel die kan leiden tot een depressie als die niet wordt doorbroken. De cirkel doorbreken kan niet alleen met individuele behandeling, veranderingen in de openbare ruimte zijn ook nodig. Zoals meer groenvoorzieningen. Groen lijkt depressies te verminderen, dempt geluidsoverlast en vermindert luchtvervuiling. En zorgt voor ontmoetingsplekken wat de sociale cohesie in een buurt beter maakt.

Wat zijn de resultaten van het onderzoek?

Het onderzoek is onverbiddelijk: in landen waar meer dan 50 – 60% van de bevolking in de stad woont, kampen meer mensen met een depressie, angststoornis of verslaving. Met name angstklachten komen vaker voor. Bovendien kunnen stedelijke factoren zorgen voor verandering in onze hersenen. Zo worden steden in verband gebracht met hoge sociale stress. Dit kan de stressrespons van ons brein veranderen, ervoor zorgen dat de allostase vermindert. Dat ons lichaam meer moeite moet doen om bij stress weer in evenwicht te komen.

Impact op de hersenontwikkeling

Naast psychologische veranderingen ondergaat het brein van stedelingen soms ook biologische veranderingen. Eén studie liet zien dat stadbewoners vaak meer activiteit in de amygdala hadden gedurende stresssituaties. En daarbij komt dat luchtvervuiling de ontwikkeling van witte stof (uitlopers van de zenuwcellen) verstoort en zo een groter risico op hersenatrofie met zich meebrengt. Dit houdt in dat de hersenen krimpen, dat er hersencellen afsterven, waardoor allerlei problemen kunnen ontstaan.

Wat kan de geestelijke gezondheid van stedelingen verbeteren?

Daar hebben de onderzoekers geen pasklaar antwoord op. ‘Er zijn wel factoren die de geestelijke gezondheid in steden kunnen verbeteren, zoals een verbeterd stedelijk ontwerp (urban design), economische mogelijkheden en betere toegang tot de gezondheidszorg.’ Om precies vast te stellen wat waar wanneer nodig, is verder onderzoek nodig.

Benieuwd naar alle conclusies?

Wilt u alles lezen over hoe verstedelijking samenhangt met psychische gezondheidsproblemen? Het volledig onderzoek is gepubliceerd in Lancelot Psychology. Van der Wal, J.M. (2021, 1 november), Advancing urban mental health research: from complexity science to actionable targets for intervention.