Skip to main content

Archieven: Nieuws

Resource-groepen voor mensen met ernstige psychische aandoening belangrijk

Resource-groepen verbeteren de zorg voor mensen met een ernstige psychische aandoening. Zo vond Cathelijn Tjaden, promovendus aan Tilburg University; ze schreef er haar thesis ‘Better Together’ over. In dit interview praat ze ons bij over de scope en resultaten van haar promotieonderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

‘Op het verbeteren van de zorg voor mensen met een ernstig psychische aandoening, ook wel EPA genoemd’, begint Tjaden haar uitleg. In haar proefschrift valt de definitie hiervan te lezen: van een EPA is sprake als iemand langer dan twee jaar lijdt aan een psychische stoornis, zoals angst of depressie, die ervoor zorgt dat mensen niet meer mee kunnen draaien in de maatschappij. Op verschillende gebieden van hun leven ervaren ze ernstige beperkingen: werk, familie, sociaal of relationeel. Meestal zijn er meerdere hulpverleners betrokken.

Hoe kunnen resource-groepen daarbij helpen?

De resource-groep zet in op integratie van de zorg. Tjaden: ‘De resource-groep is een methodiek, waarbij we de omgeving structureel betrekken bij de behandeling. Het gaat dan bijvoorbeeld om de moeder, een goede vriendin, betrokken hulpverleners. Deze groep komt eens in de 2-3 maanden samen. Wie kan wat doen om de cliënt te ondersteunen? is de grootste vraag die bij zo’n bijeenkomst op tafel ligt. Mooie is dat de cliënt zelfregie en eigenaarschap houdt: hij of zij bepaalt wie er in de resource-groep zitten, wie de voorzitter is. Zo blijft de persoon om wie het draait eigenaar van het herstelproces.’

Herstelgericht werken: wat is dit?

Dat eigenaarschap is een belangrijk onderdeel van herstelgericht werken, een benaderingswijze voor het behandelen van onder meer EPA’s. Wat houdt herstelgericht werken precies in? ‘Hoe iemand ondanks de beperkingen een betekenisvol bestaan kan opbouwen’, legt Tjaden uit. ‘Het gaat dus niet zozeer over de vraag of symptomen afnemen: maar meer of hij of zij een leefbaar leven heeft, een leven dat zinvol voelt. De resource-groepen zijn een vorm van herstelgericht werken.’

Kunt u meer vertellen over de resource-groepen methodiek?

‘Het is een nieuwe methodiek die z’n oorsprong vindt in Zweden. We hebben ‘m vertaald naar de Nederlandse praktijk en vervolgens geïntegreerd in 20 GGZ-teams. De methodiek luistert ook naar cliënten. Zij hebben er vaak moeite mee dat anderen bepalen hoe het met ze gaat. Het is heel erg beperkend als aan de hand van symptomen wordt bepaald hoe goed jij je voelt. Hierdoor hebben ze niet het gevoel zélf een rol te hebben in hun herstel. Herstelgericht werken geeft ze juist wél – grote – zeggenschap in hún behandeling.’

Resource-groepen effectief

Een belangrijke pijler van haar onderzoek was om te kijken naar hoe effectief zo’n resource-groepen-benadering nou is. Hoe pakt het uit voor de persoon met een ernstig psychische aandoening? Daarbij zag de Tilburgse onderzoeker positieve uitkomsten. ‘Weliswaar niet op symptoomniveau, maar wel in belangrijke, herstelgerichte uitkomstmaten’, aldus Tjaden. ‘Mensen hebben meer het gevoel grip op hun leven te hebben. Ze kunnen beter beslissingen maken, de kwaliteit van sociale contacten verbeterde. Al met al hadden we betere behandeluitkomsten dan bij de standaardzorg.’

Omgeving ook gehoord

‘Een belangrijk aspect van de resource-groepen was dat de mensen om een cliënt heen ook werd gehoord’, meent Tjaden. ‘Bij moeders, vaders en andere betrokkenen kan ook heel veel pijn zitten. Hiervoor is in de methodiek ook ruimte. Doordat de sociale omgeving beter gehoord wordt ontstaat er meer rust in het dagelijks leven. Er komt vertrouwen. Juist doordat de cliënt zelf de regie oppakt. Iedere drie maanden contact helpt ook daadwerkelijk om doelen te behalen, het fungeert als een soort stok achter de deur. Bovendien gingen de verschillende hulpverleners beter samenwerken. ’

Better Together

Cathelijn Tjaden deed haar promotieonderzoek bij het Trimbos Instituut, in samenwerking met de Tilburg Universiteit en het Erasmus Medisch Centrum. Benieuwd naar alle conclusies? Lees het proefschrift ‘Better Together; On Meaning, Effectiveness and Costs of Resource Grouups for People with Severe Mental Illness.’een groep

Lichaamsbeweging kosteneffectief bij depressie ten gevolge van coronaire hartziekten

Lichaamsbeweging is de meest kosteneffectieve methode om depressies als gevolg van coronaire hartziektes te behandelen. Zo vond het Ierse Healthcare Outcomes Research Center van het Royal College of Surgeons in Ireland (RCSI).

Dit centrum onderzocht vier methodes. Naast lichaamsbeweging keek ze ook naar antidepressiva, psychotherapie en collaboratie zorg. Eerder werd al vastgesteld dat lichaamsbeweging ook in kwaliteit de meest effectieve methode is om de depressie te behandelen.

Wat zijn coronaire hartziekten?

Coronaire hartziekten zijn aandoeningen die ontstaan door een vernauwing of verstopping kransslagaders, de bloedvaten die zuurstofrijk bloed naar het hart vervoeren. Het is een aandoening die niet kan worden genezen, maar waarvoor wel een goede behandeling voorhanden is. Te denken valt aan verandering in levensstijl, medicijnen en / of chirurgie. Veel mensen met coronaire hartziekten ervaren matige tot ernstige acute depressies. Deze vereisen (mogelijk) behandeling.

Gezonde levensstijl goedkoopste behandeling

De resultaten werden gedurende een behandeling van acht weken berekend. Een groepsbehandeling waarin lichaamsbeweging centraal staat, kost €526 per patiënt. Kort daarop volgt antidepressiva, dat in totaal €589 per patiënt kost. Individuele psychotherapie kost over een periode van acht weken €3117 per patiënt en collaboratieve zorg kent een prijsplaatje van €4954. Bij ieder onderzoek werd gekeken naar de frequentie tussen patiënt en personeel en de kosten van personeelstijd.

RCSI University of Medicine and Health Sciences is een toonaangevende, Ierse universiteit voor goede gezondheid en welzijn.

Bron voor hele bericht: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0022399922000320

E-Health behandeling voor depressie niet effectief bij dialysepatiënten

25-50% van de dialyse-patiënten heeft last van symptomen van depressie en angst. Zorgelijke cijfers die medici graag met beide handen aanpakken. Om die reden onderzocht Els Nadort of online zelfhulp psychotherapie soelaas kan bieden. Wij stelden haar een aantal vragen over haar promotieonderzoek.

‘Over de effectiviteit van de behandeling van angst en depressie bij dialyse-patiënten is nog vrij weinig bekend’, trapt Nadort af. ‘Het herkennen van deze klachten wordt gecompliceerd door de overlap met symptomen die gepaard gaan met de dialysebehandeling. Vandaar dat wij ook hebben gekeken hoe je deze klachten kunt signaleren. Hiervoor hebben we de diagnostische betrouwbaarheid van twee veelgebruikte vragenlijsten voor angstklachten gevalideerd bij dialysepatiënten.’

Online zelfhulp voor dialyse-patiënten

In het beperkte aantal studies die hiernaar zijn gedaan vindt de Amsterdamse onderzoeker wél aanwijzingen dat psychotherapie mogelijk goed werkt tegen depressieve klachten bij patiënten met nierfalen. Daarom besloot de onderzoeksgroep een interventiestudie op te zetten. Nadort: ‘We hebben een online zelfhulpbehandeling onderzocht voor dialysepatiënten met somberheidsklachten. Deelnemers konden de behandeling volgen tijdens de dialysebehandeling op een tablet of laptop. Ze werden hierbij online begeleid door een psycholoog op afstand.’

Waarom E-Health?

‘We kozen voor online zelfhulp, omdat dialyse-patiënten al drie keer per week naar het ziekenhuis moeten komen’, legt Nadort uit. ‘Dan hebben ze vaak geen tijd en energie om nog een keer extra te komen om naar een psycholoog te gaan. Online zelfhulp-behandeling zou een mogelijkheid kunnen zijn om de toegang tot deze zorg te verbeteren. Helaas bleek het toch niet dé oplossing. Zo had 60% van de deelnemers hulp nodig bij het gebruik van de tablet of het invullen van de oefeningen. Sommigen konden bijvoorbeeld hun arm niet goed gebruiken, omdat daar de dialysenaald in zat.’

190 deelnemers aan studie in 18 deelnemende dialysecentra

‘Uiteindelijk deden er 190 deelnemers mee uit 18 deelnemende dialysecentra door het hele land. Van Amsterdam tot Nieuwegein en van Den Haag tot Den Bosch. De deelnemers kwamen willekeurig in de behandel- of controlegroep terecht. De ene helft kreeg de online zelfhulp-behandeling aangeboden en de andere groep normale zorg. Na 5 sessies werd vervolgens de stand opnieuw opgemaakt: hoe scoorden de mensen nu op depressie en angst?

Helaas geen effect zelfhulp

Helaas laat het onderzoek geen effect zien van de behandeling. Nadort: ‘Bij beide groepen verminderden de somberheidsklachten met 21%. Dit wijst erop dat de online psychotherapie geen aanvullend effect lijkt te hebben naast de standaardzorg in de dialysecentra. Dat is jammer, want deze groep patiënten heeft een verminderde kwaliteit van leven, veel depressieve en angstklachten en zou mogelijk veel baat hebben bij een effectieve behandeling. Op dit moment is er meer onderzoek nodig om te ontdekken hoe we hen het beste kunnen helpen en bereiken. Er is wel een positieve kanttekening dat de online therapie effect zou kunnen hebben bij jongere patiënten die meer computerskills in huis hebben.’

Invloed van COVID op angst en depressie bij dialysepatiënten

Tenslotte keek de Amsterdamse promovenda nog naar de invloed van de COVID-19 pandemie op angst- en depressiescores in deze groep. Het interessante was dat daaruit naar voren kwam dat de scores níét toenamen door de pandemie, terwijl dat bij de algemene Nederlandse bevolking wél het geval is. ‘Een mogelijk verklaring hiervoor is dat het al een kwetsbare groep was. Ze volgden al een intensieve en zware behandeling die tijdens de pandemie gewoon doorging. Ze hadden vaak al een beperkter sociaal leven. Hierdoor veranderden de lockdowns mogelijk niet veel aan hun dagelijks leven.’

Els Nadort & proefschrift

Els Nadort studeerde Medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Na haar studie heeft ze als arts-assistent gewerkt op de afdeling psychiatrie van het OLVG en in 2017 is ze gestart met een PhD-positie bij het OLVG en de Vrije Universiteit van Amsterdam. En afgelopen 19 januari kwam de kers op haar universiteitsloopbaan: ze promoveerde op haar proefschrift ‘Depression and Anxiety in Dialysis Patients

 

 

 

Exposure-therapie helpt bij PTSS na kindermishandeling

‘Voor veel mensen stond het leven stil; exposure-therapie maakte echt verschil.’ Zo vertelt promovendus Chris Hoeboer onder de indruk. In zijn promotieonderzoek nam de jonge, Leidse promovendus de effectiviteit van drie varianten van exposure-therapie onder de loep. Dit is een vorm van cognitieve gedragstherapie voor PTSS na kindermishandeling. Aan ons de eer om hem een aantal vragen te stellen over zijn studie.  

Om gelijk af te trappen: waar richt uw onderzoek zich precies op? ‘Ik onderzocht in welke mate exposure-therapie mensen met PTSS ten gevolge van kindermishandeling helpt’, legt Hoeboer uit. Het gaat dan om volwassenen die in hun vroege jeugd een heftig trauma hebben meegemaakt: seksueel misbruik of fysiek geweld. Vaak spelen er bij deze mensen naast de PTSS nog meer problemen zoals: emotie-regulatieproblemen, depressie, angsten en persoonlijkheidsstoornissen. Kortom, er is vaak veel aan de hand.’

Hoe ziet de behandeling voor hen eruit?

Hoeboer: ‘De richtlijn behandeling voor PTSS is EMDR of traumagerichte cognitieve gedragstherapie zoals exposure-therapie, maar in het veld is er niet zoveel bekend over traumagericht behandelen van deze groep patiënten. Therapeuten werken vaak om de trauma’s heen, omdat ze bang zijn dat patiënten juist meer last krijgen van hun klachten als ze met het jeugdtrauma worden geconfronteerd. Hierdoor lopen sommige patiënten al ruim 15 jaar rond met ernstige PTSS.’ Hoeboer vertelt dat mensen soms wanhopig zijn: “Dit is het laatste wat ik qua therapie probeer. Dit is mijn laatste strohalm”, hoorde hij deelnemers aan het onderzoek zeggen. Sommige denken ook dat ze niet geholpen kunnen worden. Het leeuwendeel van de 149 deelnemers vond het dan ook spannend om mee te doen.’

Opzet onderzoek

De deelnemers werden ingedeeld in drie groepen en kregen één variant van exposure-therapie, langdurige en herhaalde (denkbeeldige) blootstelling aan de herinnering. De ene groep kreeg de standaardvorm, met één sessie per week, een andere groep kreeg een extra intensieve variant met drie sessies exposure-therapie per week. Het idee achter intensieve exposure-therapie bij deze populatie is dat mensen zoveel last hebben van de PTSS-klachten, dat iemand daar zo snel mogelijk vanaf helpen heel belangrijk is. Hoe eerder iemand verlichting heeft van de klachten, hoe beter.

Gefaseerde exposure-therapie

De derde groep kreeg een “gefaseerde” variant. ‘Deze laatste variant is speciaal ontwikkeld voor mensen met PTSS na kindermishandeling’, vertelt Hoeboer. ‘Zij krijgen eerst acht sessies waarin ze vaardigheden aanleren om beter met de emoties om te gaan die tijdens de exposure-therapie opkomen. Hierdoor komt er eerst een focus op bijkomende klachten. Daarna volgde dan de exposure-therapie, met het idee dat ze die vervolgens beter aankunnen.’

Waren de behandelingen effectief?

‘Alle drie de behandelingen waren heel effectief, zonder significante verschillen tussen de behandelingen’, stelt de onderzoeker. ‘De PTSS-klachten maar ook bijkomende klachten zoals de emotie-regulatieproblemen, interpersoonlijke problemen en het zelfbeeld verbeterden aanzienlijk bij alledrie de therapievormen. Bij de intensieve therapie hadden mensen na vier weken al een enorme afname in de klachten. Bij de eerste paar sessies zag je dat er mensen niet alleen durfde te komen en werden gebracht. En bij de laatste sessies zag je ze dan zelf komen. Echt mooi om de impact van de therapie zo snel te zien!

 

Ongeveer 60% van de deelnemers kwam helemaal van de PTSS af en nog eens 15% heeft er echt baat bij gehad. Een kwart merkte helaas geen relevante klachtenafname. Het blijft dus belangrijk om voor die mensen te kijken hoe we de behandeling verder kunnen verbeteren. Een manier om dit te bereiken zou personalisatie van de behandeling kunnen zijn.’

 

Kunnen we behandeling nog personaliseren?

‘Kunnen we mensen op basis van hun klachten voorafgaand aan de behandeling misschien indelen bij de behandeling die de meeste kans heeft om te werken? Op deze vraag hebben we Machine Learning losgelaten. We vonden bijvoorbeeld dat mensen met meer emotie-regulatieproblemen minder profiteerden van de gefaseerde behandeling en dat mensen met meer depressieve klachten minder profijt hadden van de standaard en intensieve exposure-behandelingen. Wanneer we achteraf bekeken of mensen op basis van dit soort kenmerken hun ‘voorkeurstherapie’ hadden gekregen, profiteerden ze meer van de behandeling dan mensen die in waren gedeeld in de ‘suboptimale’ therapievorm. Interessante bevindingen, maar met deze conclusies moeten we voorzichtig omgaan. Het is aan toekomstige onderzoekers om deze resultaten te repliceren in een volledig gerandomiseerde studie.’

Kosteneffectiviteit

De drie exposure-behandelingen bleken dus even effectief. Dit betekent dat het belangrijk is dat het bekend wordt dat ook mensen met PTSS door kindermishandeling exposure-therapie moeten krijgen. Hoeboer: ‘Het is echt zonde als mensen geen therapie krijgen en daardoor jarenlang met deze klachten lopen terwijl ze er met enkele weken therapie vanaf kunnen komen’. Alleen voor wat betreft de kosteneffectiviteit is de onderzoekswereld er nog niet over uit. ‘Dat zijn we nu aan het uitzoeken. We dachten dat de twee innovaties minder zouden kosten en meer opleveren, onder andere omdat ze allebei iets minder tijd kosten dan de standaard exposure-therapie conditie. We zagen echter dat veel mensen eerder klaar waren met de standaard exposure-behandeling. Dus het gaat erom spannen. Over een paar maanden publiceren we een artikel hierover.’

Chris Hoeboer en proefschrift

Chris Hoeboer voerde zijn promotieonderzoek uit bij PsyQ en werkte daarbij nauw samen met collega-onderzoeker Daniëlle Oprel. Zijn proefschrift draagt de titel ‘Choosing the right track: improving PTSD treatment outcomes for patients with childhood abuse-related posttraumatic stress disorder.’

Deelnemers gezocht voor onderzoek naar communicatie en sociale angst

Wat gebeurt er in je hersenen als je met iemand communiceert? Dat willen we weten zodat we mensen kunnen helpen die hier moeite mee hebben, zoals mensen met sociale angst of autisme. Dit onderzoeken we door twee mensen met elkaar te laten communiceren en hun hersenactiviteit op hetzelfde moment te meten. Meer inzichten hierin kunnen uiteindelijk leiden tot nieuwe of verbeterde behandeling van communicatieproblemen.

Wij zoeken

– Mensen die zich wel eens angstig voelen in sociale situaties
– Tussen 18 en 40 jaar oud
– Nederlandstalig
– Zonder metalen in het lichaam, dyslexie of het gebruik van antidepressiva of antipsychotica

Deelname

Het onderzoek bestaat uit één bezoek aan het Donders Instituut in Nijmegen (duur: 5,5 uur). Tijdens dit bezoek zal je een communicatiespel en codewoordspel in de MRI-scanner spelen en een taaltest doen. Daarnaast vragen we je een online vragenlijst in te vullen (duur: 60 min).

Wij bieden

– € 66,- vergoeding voor deelname
– Een 3D plaatje van je eigen brein
– Reiskostenvergoeding

Interesse in deelname of vragen?

Mail dan je naam en telefoonnummer naar:  communicatie@donders.ru.nl

Of laat hier je contactgegevens achter: https://questions.socsci.ru.nl/index.php/441833?lang=nl

Wij nemen dan zo snel mogelijk contact met je op!

Verband depressie, eenzaamheid en sociale isolatie bij ouderen onder de loep

Wist je dat eenzaamheid en sociale isolatie vaak voorkomen bij ouderen? Depressie is een risicofactor hiervoor, maar ook andersom. Eenzaamheid en sociale isolatie dragen bij aan het ontstaan van een depressieve stoornis. Een interessant verband waar Natasja Schutter, geriatrische psychiater bij Arkin, zich verder over buigt. Wij stellen haar een aantal vragen over haar promotieonderzoek.

Waar richt uw onderzoek zich op?

‘Ik heb onderzoek gedaan naar eenzaamheid en sociale isolatie onder ouderen. En de impact die deze sociale componenten hebben op het verloop van een depressie  en de uiteindelijke sterfte. Op dit onderwerp kwam ik doordat ik opleider werd voor ouderenpsychiatrie bij Arkin. De eis was dat ik wetenschappelijk actief werd; overigens ook wens van mij. Een collega onderzocht deze thema’s bij de algemene bevolking. Ik wilde weten hoe het zit voor psychiatrische patiënten. Geleidelijk groeide dit uit tot een promotieonderzoek! 3 februari aanstaande promoveer ik na zeven jaar op dit onderwerp.’

Werkwijze

Hoe was uw onderzoek opgezet? ‘Aan de ene kant heb ik een observationele studie gedaan onder 180 ambulante oudere patiënten; aan de andere kant ook een meta-analyse en cross-sectioneel onderzoek met bestaande data’, trapt Schutter af. ‘Bij de meeste sub-onderzoeken maken we gebruik van datasets die komen uit de NESDO-studie. Dit is de Nederlandse Studie voor Depressie bij Ouderen. Ook data van de Nederlandse Studie Depressie en Angst (NESDA) namen we mee. Om die te vergelijken met gegevens over ouderen.’

Eenzame mannen hebben ernstigere depressies

Eén van de aspecten waar zij zich over boog: de rol van depressie bij het verband tussen eenzaamheid, sociale isolatie en sterfte onder ouderen. Zijn er bepaalde risicogroepen die meer kans lopen om (vroegtijdig) te overlijden? Schutter: ‘Uit de meta-analyse bleek dat zowel eenzaamheid als een klein sociaal netwerk een verband lieten zien met een verhoogde kans op sterfte. Verder zagen we,  dat vooral bij eenzame mannen de depressie ernstiger verloopt na twee jaar. Mensen die in een huishouden wonen van drie of meer personen hebben na twee jaar juist een minder ernstige depressie. En mensen die veel negatieve sociale steun ervaren, herstelden minder makkelijk van een depressie.’

80% van de psychiatrische patiënten is eenzaam

Eenzaamheid komt veel voor bij ouderen met psychische klachten zoals depressie. Maar liefst 80% is eenzaam. Volgens Schutter een percentage dat in de lijn der verwachting ligt. ‘Het is te vergelijken met de cijfers die anderen in eerder onderzoek vonden onder jongeren die aan schizofrenie lijden. We vonden geen verband met de diagnose, maar wel met de ernst van de depressie. In z’n algemeenheid geldt: hoe ernstiger de depressie hoe eenzamer de mensen.’

Waarom neemt de sterftekans toe als ouderen eenzamer zijn?

‘Daar ligt deels een biologische oorzaak aan ten grondslag’, legt Schutter uit. ‘Eenzame mensen bleken in de ochtend een lagere cortisol-uitstoot te hebben. Hoe dit komt? Eenzaamheid is een soort van chronische stress. Door de aanhoudende stress raakt het cortisol-regulerende mechanisme uitgeput. Deze verstoring kan allerlei lichamelijke aandoeningen teweeg brengen en heeft zo mogelijk indirect invloed op de sterfte.’

Klinische implicaties

Bij een behandeling goed in kaart brengen hoe het ervoor staat met de sociale componenten eenzaamheid en sociale isolatie. Dat is in Schutters ogen de belangrijkste klinische implicatie ‘De sociale aspecten van het bio-psycho-sociale model worden nog niet altijd volledig uitgevraagd, terwijl we dit in mijn ogen wel moeten opnemen in de richtlijnen voor depressie. We hebben heel goed oog voor metabole gevolgen van ziekten, maar we zouden dat meer mogen hebben voor sociale factoren.’ Ook pleit ze voor integratie van de depressiebehandeling met de aanpak van eenzaamheid en sociale isolatie.

Proefschrift

Benieuwd naar het volledige proefschrift? Lees Schutter, N. (2022). Loneliness and social isolation in older adults: consequences, vulnerability and the role of depression. GVO drukkers & vormgevers.

Door coronapandemie vaker ernstige PTSS na heftige incidenten

Heeft de coronapandemie invloed op de mentale gezondheid en zelfredzaamheid van slachtoffers van heftige incidenten, zoals fysieke agressie of bedreigingen? Volgens onderzoekers van Centerdata, het Fonds Slachtofferhulp, International Psychoanalytic University Berlin en Tilburg University wel degelijk.

Het onderzoek onder 750 slachtoffers en 3.245 niet-slachtoffers is verschenen in het vooraanstaande wetenschappelijke tijdschrift British Journal of Psychiatry. Hier enkele bevindingen op een rijtje, waarin slachtoffers van tijdens en van vóór de pandemie vergeleken worden:

Slachtoffers vóór en tijdens corona

Volwassenen die tijdens de coronapandemie slachtoffer werden van fysieke agressie, ongevallen en serieuze bedreigingen, hebben vaker ernstige PTSS-symptomen (28,1% versus 19,9%) en angst- en depressieve klachten (37,6% versus 26,4%) dan volwassenen die vóór deze pandemie hiervan slachtoffer werden. Zij kampen ook vaker met algemene psychische klachten (30,4% versus 18,8%) en een geringe zelfredzaamheid (19,0% versus 11,6%).

Bij niet-slachtoffers, waar angst- en depressieve klachten en algemene psychische klachten veel minder voorkomen (respectievelijk circa 14,5% en circa 9,5%), was niet of nauwelijks sprake van een toename van deze klachten.

Hoewel slachtoffers meer last hebben van psychische klachten en ernstige PTSS, zijn er geen aanwijzingen gevonden voor een verdere afname van emotionele steun en erkenning aan slachtoffers door de coronapandemie. Slachtoffers ervaren wel tweemaal zo vaak een gebrek aan emotionele steun dan niet-slachtoffers (circa 17,5% versus circa 8.5%).

Lees meer informatie op de website van Fonds Slachtofferhulp. In deze PDF staan maar cijfers.

Studenten vaker suïcidaal sinds scherpe coronamaatregelen

Het aantal suïcides onder jongeren tot 30 jaar is in 2021 gestegen met 15%, blijkt uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Volgens de nieuwe minister van het departement, Ernst Kuipers, hebben de lockdowns en verscherpte coronamaatregelen een negatieve invloed op het mentale welzijn onder deze groep. Het heeft het risico op suïcidaal gedrag vergroot, blijkt uit de cijfers. Hogescholen en universiteiten heropenen hun deuren inmiddels weer. De minister denkt dat deze heropening bijdraagt aan een verbetering in het mentale en sociale welbevinden van studenten. Het Trimbos is het hier mee eens, maar ziet een grote rol voor hogescholen en universiteiten om de studenten hierin te begeleiden.

Landelijke studie onder studenten

Het Trimbos-Instituut, het RIVM en GGD GHOR Nederland deden vorig jaar een landelijke studie naar de mentale gezondheid van studenten. De helft van de 30-minners heeft last van depressies, angsten en overige internaliserende gevoelens. 12% ervaart dat in ernstige mate. 30% heeft sinds de coronacrisis meer last van angst en depressie. Het merendeel van de studenten is emotioneel uitgeput; ruim een kwart geeft aan soms of vaker levensmoe te zijn. Bijna 80% voelt zich eenzaam. 29% ernstig eenzaam.

Alle uitkomsten van het onderzoek zijn te lezen op de website van het Trimbos-Instituut. Eerder stonden ook andere cijfers uit het onderzoek op deze website. Volgens het instituut is alleen het heropenen van de universiteiten en hogescholen niet voldoende om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren. De scholen zelf zullen werk moeten maken om hun studenten te ondersteunen in hun mentale gezondheid.

Prolonged Exposure helpt patiënten met jeugdtrauma

Volwassenen die in hun jeugd zijn misbruikt of mishandeld en daardoor met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) kampen, kunnen veel baat hebben bij de cognitieve gedragstherapie Prolonged Exposure. Dat blijkt uit een studie van de Universiteit van Leiden, waaraan 149 patiënten hebben meegedaan.

Door een trauma onder begeleiding van een therapeut levendig her te beleven, gaan de scherpe kantjes van het trauma af. Dit gebeurt herhaaldelijk, totdat de patiënt het herbeleven van het trauma zonder problemen aan kan. De patiënt hanteert tijdens deze therapie de ik-vorm en de tegenwoordige tijd; de therapeut vraagt naar geuren, geluiden en beelden van de gebeurtenis.

Prolonged Exposure

Deze gedragstherapeutische techniek heet Prolonged Exposure (PE). PE wordt vooralsnog niet vaak toegepast bij trauma’s uit de kindertijd, omdat het te kwetsbaar zou zijn voor de patiënt. Volgens onderzoeker en promovendus aan de Universiteit van Leiden Chris Hoeboer blijkt dat niet uit het onderzoek, waar meer dan de helft van de patiënten helemaal van de klachten af was. Een kwart merkte duidelijke verbetering.

Lees hier meer over het onderzoek van Hoeboer, op de website van de Universiteit van Leiden.

Therapie gericht op autonomie helpt angststoornissen te verminderen

Een belangrijke ontdekking van promovenda Laura Kunst (Tilburg University): therapie gericht op autonomie is effectief bij het behandelen van angstklachten. Niet alleen de stoornis zelf vermindert, maar het heeft bredere effecten. Zo verbetert het zelfbeeld.

Wat is autonomie?

Autonomie is een psychologisch begrip. Wat verstaan we eronder? Dat je in staat bent om je eigen behoeften, wensen en meningen te voelen, te uiten en af te stemmen met de mensen om je heen. ‘Autonomie bestaat uit drie onderdelen’, aldus Kunst. De eerste is zelfbewustzijn: de beleving van je eigen identiteit. Van wie je bent en wat je doet, denkt, voelt of hebt meegemaakt. De andere twee onderdelen zijn gevoeligheid voor anderen en het vermogen om goed met nieuwe situaties om te gaan.

Hoe zit het met autonomie en angststoornissen?

Eerdere onderzoeken laten al zien dat mensen met een angststoornis regelmatig autonomie-problemen hebben. Zij vinden het bijvoorbeeld lastig om hun grenzen aan te geven, delen hun mening niet of minder snel en handelen zelden naar hun wensen en behoeften. Kunst: ‘Het komt ook voor dat angstige mensen zich afhankelijk opstellen of vrijwillig vervelende klussen doen voor anderen.’ Er is dus een relatie tussen angst en verminderde autonomie, maar veroorzaakt de één het ander? Daarover valt helaas niets te zeggen; het is nog onduidelijk wat het oorzakelijk verband is. Vandaar dat de promovenda de relatie tussen autonomie en angst nader onder de loep neemt.

Opzet onderzoek

Hiervoor vergelijkt de Tilburgse onderzoeker de resultaten van verschillende studies en voert ze drie laboratoriumonderzoeken uit. Belangrijk doel is om te ontdekken of mensen met autonomie-problemen heftiger reageren op stress dan mensen met een gezonde autonomie. Bovendien nam ze vragenlijsten af bij 5.367 deelnemers over de samenhang tussen autonomie en zelfwaardering. In een klinische trial onder 129 cliënten werd vervolgens het effect van therapie gericht op autonomie vergeleken met de gouden standaard Cognitieve Gedragstherapie (CGT).

Wat waren de belangrijkste resultaten?

Belangrijke conclusie was dat mensen met grote autonomie-problemen vaker last hebben van negatieve gevoelens en gedachten over zichzelf. Zij kampten ook vaak met angsten en depressieve klachten. Opvallend: deze negatieve zelfwaardering hield meestal langer dan tien jaar aan. Het betreffen hier dus langdurige klachten. Mensen die heel autonoom zijn, waarderen zichzelf positief en hebben over het algemeen een betere psychische gezondheid.

Therapie gericht op autonomie nagenoeg even effectief als CGT

Gezonde autonomie lijkt dus samen te gaan met minder angstklachten. De vervolgstap van Kunsts onderzoek was daarom om de effectiviteit van de op autonomie gerichte therapie vast te stellen. De uitkomst: beide behandelingen zijn even (kosten)effectief voor angststoornissen én brede uitkomsten zoals verbeterde autonomie en zelfwaardering. Wél is Autonomy Enhancing Therapy (AET) goedkoper: het deed het iets beter als het aankomt op gezondheidszorg en verlies van productiviteit.

Voor dit deel van haar proefschrift maakt de promovenda gebruik van de studie ‘Treatment effects and cost-effectiveness of Autonomy Enhancing Treatment: A person-centred approach to anxiety disorders.’ Verwachting vooraf was dat therapie gericht op autonomie ‘bredere en meer duurzame effecten zou hebben dan CGT.’ Deze verwachting is niet helemaal waargemaakt: beide therapieën hadden een groot effect, maar de één is niet effectiever dan de ander. ‘Dit gold voo

Op autonomie gerichte therapie goede aanvulling op behandelaanbod

Deze resultaten laten zien dat AET een waardevolle aanvulling is op het bestaande behandelaanbod. Bijvoorbeeld voor de 43.000 mensen in Nederland die lijden aan chronische angst of een stemmingsstoornis, maar een behandeling vermijden. Bijvoorbeeld omdat CGT ze blootstelt aan angst (= exposure). Bovendien slaat CGT bij 49% van de patiënten niet goed genoeg aan. En op dit moment is CGT de enige wetenschappelijke onderbouwde behandeling voor angststoornissen.

Meer weten?

Lees het volledige proefschrift: Kunst, L.E. (2021). Taking charge: The role of autonomy in anxiety and effectiveness of autonomy enhancing treatment. [Proefschrift, Tilburg University].