Skip to main content

Archieven: Nieuws

Angst en depressie in de palliatieve zorg: hoe ga je hiermee om?

Angsten en depressies komen vaak voor bij patiënten die ongeneeslijk ziek zijn. Maar hoe gaat de zorgverlening hiermee om? Patiëntenverenigingen, wetenschappelijke- en beroepsverenigingen buigen zich momenteel over nieuwe richtlijnen. Deze richtlijnen zitten in de commentaarfase en de verwachting is dat deze eind 2022 officieel worden uitgerold.

Angst

Als een patiënt in de palliatieve fase van het leven komt, is het logisch dat dit gepaard kan gaan met angsten. Angst is een volstrekt normale reactie op dreigend gevaar. Als duidelijk wordt dat een ziekte niet meer geneest, spelen angsten over het naderend lijden en het verlies van autonomie en waardigheid een grote rol. Deze angsten zijn echter goed behandelbaar. De nieuwe richtlijn bevat informatie over angsten in de palliatieve fase. Het biedt handvatten hoe hiermee om te gaan.

Depressie

Als overlijden op afzienbare termijn onvermijdelijk is, doet dat veel met een patiënt. Het brengt vaak verlies, angst en/ of somberheid met zich mee. Dat ligt voor de hand, maar toch wordt vaak over het hoofd gezien dat dit ook depressieve gevoelens kan geven. Hoe kun je hier als zorgprofessional mee omgaan?

Eind mei zullen de verenigingen hun op- en aanmerkingen geven, waarna de richtlijnen verder geoptimaliseerd worden en eind 2022 dus in werking kunnen treden.

Bron.

Groot onderzoek geeft nieuwe inzichten over schizofrenie

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) kampen wereldwijd zo’n één op de 300 mensen met schizofrenie. Toch is er nog betrekkelijk weinig bekend hoe deze ernstige psychiatrische stoornis tot stand komt en wat het precies doet in de hersenen. Een enorm internationaal onderzoek, uitgevoerd door honderden wetenschappers uit 45 landen (waaronder het VU in Amsterdam), heeft nieuwe inzichten opgeleverd.

De uitkomsten

Het doel was om de genen en biologische processen die aan de aandoening ten grondslag liggen, beter te leren begrijpen. Schizofrenie speelt zich af in 287 regio’s van het menselijk genoom. De risico’s op schizofrenie werd gedetecteerd in genen die voornamelijk tot expressie komen in neuronen, maar niet in bijvoorbeeld weefsel of de celtypes. Hierdoor zijn onderzoekers beter in staat zich te concentreren op specifieke hersenprocessen, zodat er betere en doeltreffende therapieën ontwikkeld kunnen worden.

Er zijn dus grote aantallen genetische varianten betrokken bij schizofrenie, geconcentreerd in de neuronen. De abnormale genen van deze neuronen tasten bij schizofrenie veel hersengebieden aan. Dat verklaart waarschijnlijk ook de diversiteit van symptomen, zoals hallucinaties, wanen en problemen met helder denken.

Lees meer over deze studie op de website van het VU.

Autismeweek ‘Grenzen’: ouders van kinderen met autisme ervaren veel meer stress

Van zaterdag 2 april tot en met zaterdag 9 april vindt de jaarlijkse Autismeweek weer plaats. Dit jaar is het thema ‘Grenzen’.

Want hoe geef je je eigen grenzen aan? Hoe verleg je je grenzen? Voor mensen met autisme is dat nog veel lastiger dan voor mensen zonder autisme. En omdat dat zoveel lastiger is, ligt overprikkeling constant op de loer. Dat levert enorm veel stress op.

Dat geldt niet alleen voor mensen met autisme, maar ook voor hun naasten, zoals hun ouders. Zij moeten constant rekening houden met hun kind(eren) met autisme en daarbij zoveel mogelijk ondersteuning blijven bieden. Dat deze extra verantwoordelijkheid een grote invloed op het leven heeft, is duidelijk. Het levert hen vaak chronische stress op; aanhoudende stress die de levensduur aanzienlijk kan verkorten. Chronische stress kan voor serieuze lichamelijke klachten zorgen. Het sterftecijfer ligt ook hoger bij moeders met kinderen met autisme.

Ook mensen met autisme zelf hebben een kortere levensverwachting. Liefst 50% van hen heeft psychische problemen, zoals depressies, dwanghandelingen en burn-outs.

De Autismeweek wordt georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA). Op de website autismeweek.nl lees je meer informatie over activiteiten die door het gehele land worden georganiseerd.

Lunchwebinar over stoornis in de lichaamsbeleving (Body Dysmorphic Disorder, BDD)

OCDnet organiseert op 20 april van 12.00-13.00 uur een lunchwebinar over BDD (Stoornis in de lichaamsbeleving, Body Dysmorphic Disorder). Het doel van de bijeenkomst is kennis vergroten over de diagnostiek, differentiaaldiagnostiek en behandeling van BDD.

Voor wie?

Deze bijeenkomst is bedoeld voor ggz-professionals, huisartsen en POH-GGZ. Deelname is gratis.

Sprekers

Dr. Nienke Vulink,  psychiater  van de afdeling Angststoornissen van Amsterdam UMC – locatie AMC, gespecialiseerd in BDD. Zij zal ingaan op de diagnostiek en behandeling van BDD.

Rachel van Loenen, GZ–psycholoog, van de afdeling Angststoornissen van het Amsterdam UMC – locatie AMC, behandelaar van de tweedaagse CGT dagbehandeling voor BDD. Zij zal ingaan op de behandeling van BDD middels Cognitieve Gedragstherapie (CGT).

Aanmelden

Aanmelding is na 19 april niet meer mogelijk.

 

Dagboekmethode wijst uit: stemmingswisselingen signaal voor ommekeer bij depressieve patiënten

Welke impact hebben wisselingen in stemming op behandeluitkomsten? Deze vraag nam de Groningse promovenda Marieke Helmich met behulp van de dagboekmethode onder de loep. Ze focuste op mensen met een depressie die in behandeling gingen. Wij stelden haar een aantal vragen over haar promotieonderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich precies op?

“Binnen mijn proefschrift zijn er eigenlijk meerdere onderzoeken”, begint Helmich haar verhaal. “Voornaamste thema was: de invloed van wisselingen in stemming bij depressieve personen. Het ene moment kan een persoon bijvoorbeeld moe en somber zijn, een ander moment juist sterk en opgewerkt. Beïnvloeden deze wisselingen het effect van een therapie? Daar heb ik op detailniveau naar gekeken met behulp van de dagboekmethode.”

Meer inzicht in stemming dankzij dagboekmethode

Bij de dagboekmethode krijgen de deelnemers, patiënten, op verschillende momenten per dag een sms’je. Daarin wordt ze gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden over hun stemming. Helmich: “Per moment kan dit heel erg verschillen. Wat je misschien niet zou verwachten, want aan de buitenkant is het beeld dat mensen met een depressie zich áltijd somber voelen. Voor de persoon zelf kan dit ook zo voelen, maar door het herhaald stilstaan bij hun stemming bemerken mensen vaak toch wisselingen gedurende de dag. Je zit niet in een monotone staat. Er zijn gebeurtenissen die je uit het veld doen slaan, maar ook gebeurtenissen die positieve gevoelens naar boven halen. Wat voor informatie zit er in de stemmingswisselingen? Vertellen die iets over de kans dat mensen herstellen?”

Hoe meer wisselingen, hoe ontvankelijker voor therapie?

De Groningse onderzoeker onderzocht of een toename van die stemmingswisselingen een signaal is dat er een omslag aan zit te komen. “We verwachtten dat een patiënt meer extremen ervaart vlak voor een transitie ”, legt ze uit. “Zowel negatieve als positieve ervaringen blijven langer hangen. Een belangrijk signaal, want dit wijst erop dat er mogelijk een moment van opknappen aan zit te komen. Het voelt misschien instabiel en zelfs alsof de therapie averechts werkt, maar je bent dan óók ontvankelijker voor positieve ervaringen. Het laat zien dat er iets verandert, vaak de goede kant op.”

Dagboekmethode op zichzelf werkt ook tegen depressieve klachten

In totaal deden er 41 deelnemers mee aan het Transities in Depressie (TRANS-ID) Herstelonderzoek die voor 4 maanden lang 5 keer per dag vragenlijstjes hebben ingevuld. “Dat zijn dus wel zo’n 600 metingen per persoon”, vat Helmich samen. “Mooie aan de dagboekmethode is dat de patiënten zelf ook de patronen leren herkennen. Een deelnemer merkte bijvoorbeeld op dat diens stemming ’s ochtends vaak het slechtst was, door alle geluidsprikkels van de kinderen. Die deelnemer koos ervoor om voortaan oordopjes te dragen, en dat werkte goed. Die wisselingen herkennen zorgt er dus ook voor dat je er iets aan kunt doen. Hierdoor lijkt de dagboekmethode op zichzelf al effectief te zijn.”

Aansturen op gebruik dagboekmethode

Ze wil daarom ook heel erg aansturen op het gebruik van de dagboekmethode in de klinische praktijk. “Het is goed als behandelaars het onderdeel maken van de toolbox”, aldus Helmich. “In had kader daarvan is het mooi om het PETRA-project te noemen waar mijn collega’s in Groningen nu mee bezig zijn. Dat project is erop gericht om de dagboekmethode van vooraf aan mee te nemen. Dus je vraagt al aan het begin van de behandeling de stemming en context uit. Een heel waardevolle manier om inzicht te krijgen in hoe iemand zich voelt, zowel voor cliënt als voor clinicus.”

Kritisch over gecompliceerde, statistische methoden

Hoe vol lof ze is over de dagboekmethode, zo kritisch is Helmich op de complexe, statistische methoden die ze losliet op de gegevens. “Van tevoren brachten die veel beloften met zich mee. Je zou al maanden van tevoren de toenemende instabiliteit kunnen detecteren bij mensen die antidepressiva afbouwden. Deze voorspelling hebben we toegepast op mensen die opknappen: kun je vooraf voorspellen wanneer dé transitie naar verminderde klachten komt? Om kort te zijn: nee, dat kunnen we niet. Bij de ene patiënt konden we het wel, bij de ander niet.

Om bij de start van behandeling te kunnen zeggen voor wie die voorspelling werkt, spelen er nog teveel factoren een rol. Je moet dan de voorspellers gaan voorspellen; dat is complex en in de praktijk niet haalbaar.” Daarom kijkt Helmich ernaar uit om vervolgonderzoek te doen waarin ze het algehele beloop van psychische klachten simpel maar diepgaand kan beschrijven.  “Heel intensief symptomen en stemming meten tijdens behandeling doen we nog niet zo heel lang. Uit die vele herhaalde metingen valt nog veel te leren over de manier waarop mensen opknappen en hoe dit samenhangt met behandeluitkomsten.”

Proefschrift

Marieke Helmich schreef haar proefschrift ‘What’s in a mood’ voor de Rijksuniversiteit Groningen. Inmiddels heeft ze haar grenzen letterlijk verlegd en werkt ze als postdoctoraal onderzoeker voor de University of Oslo in Noorwegen.

 

Jonge vrouwen ervoeren meer depressieve gevoelens en angsten in 2021

Jongvolwassenen gingen in 2021 vaker naar de huisarts, dan in de twee jaar vóór de coronacrisis. Dat blijkt uit onderzoek van Nivel.  Vooral jonge vrouwen hadden dit jaar meer last van depressieve gevoelens en angsten, wat hoogstwaarschijnlijk met de coronamaatregelen te maken had. Ook meisjes in de leeftijdscategorie 15-19 hadden aanmerkelijk meer mentale klachten.

Bij jonge mannen was er weinig verschil. In de leeftijdscategorie 20-24 was enige toename waarneembaar, maar lang niet zo opvallend als bij vrouwelijke leeftijdsgenoten. ,,Hierbij willen wij huisartsen oproepen ook juist alert te zijn bij jongens en jonge mannen, die zich mogelijk minder snel tot de huisarts wenden bij psychische problemen”, zegt onderzoeker Huisartsgeneeskunde Tessa Jansen.

Het onderzoek werd uitgevoerd door Nivel. De resultaten zijn berekend op basis van een steekproef bij 390 huisartspraktijken. Het hele onderzoek lees je op de website van het Nivel.   

Kunnen zelflerende algoritmes suïcidaal gedrag voorspellen? Ja, maar nu nog onvoldoende

Is suïcidaal gedrag te voorspellen met behulp van zelflerende algoritmes? Jazeker, hoewel het nog toekomstmuziek is. Op dit moment is er nog te veel kans op fouten. Volgens een overzichtsstudie in The Lancet Psychiatry, blijkt dat suïcidepreventie middels machine learning nog echt in de kinderschoenen staat.

De zorg

Zelflerende algoritmes zijn in opmars in de zorg en de verwachting is dat het een belangrijk middel wordt voor suïcidepreventie. Momenteel maken de beste algoritmes echter nog teveel (vals positieve) fouten. Het daadwerkelijk voorkomen van suïcide is nog moeilijk.

Zelflerende algoritmes

Deze machine learning zijn complexe rekenregels die voorspellingen kunnen maken en patronen kunnen herkennen aan de hand van heel veel data, zonder dat een mens daar sturing in heeft. Hierdoor kunnen auto’s bijvoorbeeld zelfstandig rijden en kunnen bedrijven gepersonaliseerde aanbiedingen doen.

Dat blijkt uit een overzichtsstudie van het Trimbos-instituut, Altrecht, de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en de universiteiten van Manchester en Leuven. Meer informatie over dit onderzoek en over machine learning vind je op de website van het Trimbos- Instituut.

Resource-groepen voor mensen met ernstige psychische aandoening belangrijk

Resource-groepen verbeteren de zorg voor mensen met een ernstige psychische aandoening. Zo vond Cathelijn Tjaden, promovendus aan Tilburg University; ze schreef er haar thesis ‘Better Together’ over. In dit interview praat ze ons bij over de scope en resultaten van haar promotieonderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

‘Op het verbeteren van de zorg voor mensen met een ernstig psychische aandoening, ook wel EPA genoemd’, begint Tjaden haar uitleg. In haar proefschrift valt de definitie hiervan te lezen: van een EPA is sprake als iemand langer dan twee jaar lijdt aan een psychische stoornis, zoals angst of depressie, die ervoor zorgt dat mensen niet meer mee kunnen draaien in de maatschappij. Op verschillende gebieden van hun leven ervaren ze ernstige beperkingen: werk, familie, sociaal of relationeel. Meestal zijn er meerdere hulpverleners betrokken.

Hoe kunnen resource-groepen daarbij helpen?

De resource-groep zet in op integratie van de zorg. Tjaden: ‘De resource-groep is een methodiek, waarbij we de omgeving structureel betrekken bij de behandeling. Het gaat dan bijvoorbeeld om de moeder, een goede vriendin, betrokken hulpverleners. Deze groep komt eens in de 2-3 maanden samen. Wie kan wat doen om de cliënt te ondersteunen? is de grootste vraag die bij zo’n bijeenkomst op tafel ligt. Mooie is dat de cliënt zelfregie en eigenaarschap houdt: hij of zij bepaalt wie er in de resource-groep zitten, wie de voorzitter is. Zo blijft de persoon om wie het draait eigenaar van het herstelproces.’

Herstelgericht werken: wat is dit?

Dat eigenaarschap is een belangrijk onderdeel van herstelgericht werken, een benaderingswijze voor het behandelen van onder meer EPA’s. Wat houdt herstelgericht werken precies in? ‘Hoe iemand ondanks de beperkingen een betekenisvol bestaan kan opbouwen’, legt Tjaden uit. ‘Het gaat dus niet zozeer over de vraag of symptomen afnemen: maar meer of hij of zij een leefbaar leven heeft, een leven dat zinvol voelt. De resource-groepen zijn een vorm van herstelgericht werken.’

Kunt u meer vertellen over de resource-groepen methodiek?

‘Het is een nieuwe methodiek die z’n oorsprong vindt in Zweden. We hebben ‘m vertaald naar de Nederlandse praktijk en vervolgens geïntegreerd in 20 GGZ-teams. De methodiek luistert ook naar cliënten. Zij hebben er vaak moeite mee dat anderen bepalen hoe het met ze gaat. Het is heel erg beperkend als aan de hand van symptomen wordt bepaald hoe goed jij je voelt. Hierdoor hebben ze niet het gevoel zélf een rol te hebben in hun herstel. Herstelgericht werken geeft ze juist wél – grote – zeggenschap in hún behandeling.’

Resource-groepen effectief

Een belangrijke pijler van haar onderzoek was om te kijken naar hoe effectief zo’n resource-groepen-benadering nou is. Hoe pakt het uit voor de persoon met een ernstig psychische aandoening? Daarbij zag de Tilburgse onderzoeker positieve uitkomsten. ‘Weliswaar niet op symptoomniveau, maar wel in belangrijke, herstelgerichte uitkomstmaten’, aldus Tjaden. ‘Mensen hebben meer het gevoel grip op hun leven te hebben. Ze kunnen beter beslissingen maken, de kwaliteit van sociale contacten verbeterde. Al met al hadden we betere behandeluitkomsten dan bij de standaardzorg.’

Omgeving ook gehoord

‘Een belangrijk aspect van de resource-groepen was dat de mensen om een cliënt heen ook werd gehoord’, meent Tjaden. ‘Bij moeders, vaders en andere betrokkenen kan ook heel veel pijn zitten. Hiervoor is in de methodiek ook ruimte. Doordat de sociale omgeving beter gehoord wordt ontstaat er meer rust in het dagelijks leven. Er komt vertrouwen. Juist doordat de cliënt zelf de regie oppakt. Iedere drie maanden contact helpt ook daadwerkelijk om doelen te behalen, het fungeert als een soort stok achter de deur. Bovendien gingen de verschillende hulpverleners beter samenwerken. ’

Better Together

Cathelijn Tjaden deed haar promotieonderzoek bij het Trimbos Instituut, in samenwerking met de Tilburg Universiteit en het Erasmus Medisch Centrum. Benieuwd naar alle conclusies? Lees het proefschrift ‘Better Together; On Meaning, Effectiveness and Costs of Resource Grouups for People with Severe Mental Illness.’een groep

Lichaamsbeweging kosteneffectief bij depressie ten gevolge van coronaire hartziekten

Lichaamsbeweging is de meest kosteneffectieve methode om depressies als gevolg van coronaire hartziektes te behandelen. Zo vond het Ierse Healthcare Outcomes Research Center van het Royal College of Surgeons in Ireland (RCSI).

Dit centrum onderzocht vier methodes. Naast lichaamsbeweging keek ze ook naar antidepressiva, psychotherapie en collaboratie zorg. Eerder werd al vastgesteld dat lichaamsbeweging ook in kwaliteit de meest effectieve methode is om de depressie te behandelen.

Wat zijn coronaire hartziekten?

Coronaire hartziekten zijn aandoeningen die ontstaan door een vernauwing of verstopping kransslagaders, de bloedvaten die zuurstofrijk bloed naar het hart vervoeren. Het is een aandoening die niet kan worden genezen, maar waarvoor wel een goede behandeling voorhanden is. Te denken valt aan verandering in levensstijl, medicijnen en / of chirurgie. Veel mensen met coronaire hartziekten ervaren matige tot ernstige acute depressies. Deze vereisen (mogelijk) behandeling.

Gezonde levensstijl goedkoopste behandeling

De resultaten werden gedurende een behandeling van acht weken berekend. Een groepsbehandeling waarin lichaamsbeweging centraal staat, kost €526 per patiënt. Kort daarop volgt antidepressiva, dat in totaal €589 per patiënt kost. Individuele psychotherapie kost over een periode van acht weken €3117 per patiënt en collaboratieve zorg kent een prijsplaatje van €4954. Bij ieder onderzoek werd gekeken naar de frequentie tussen patiënt en personeel en de kosten van personeelstijd.

RCSI University of Medicine and Health Sciences is een toonaangevende, Ierse universiteit voor goede gezondheid en welzijn.

Bron voor hele bericht: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0022399922000320

E-Health behandeling voor depressie niet effectief bij dialysepatiënten

25-50% van de dialyse-patiënten heeft last van symptomen van depressie en angst. Zorgelijke cijfers die medici graag met beide handen aanpakken. Om die reden onderzocht Els Nadort of online zelfhulp psychotherapie soelaas kan bieden. Wij stelden haar een aantal vragen over haar promotieonderzoek.

‘Over de effectiviteit van de behandeling van angst en depressie bij dialyse-patiënten is nog vrij weinig bekend’, trapt Nadort af. ‘Het herkennen van deze klachten wordt gecompliceerd door de overlap met symptomen die gepaard gaan met de dialysebehandeling. Vandaar dat wij ook hebben gekeken hoe je deze klachten kunt signaleren. Hiervoor hebben we de diagnostische betrouwbaarheid van twee veelgebruikte vragenlijsten voor angstklachten gevalideerd bij dialysepatiënten.’

Online zelfhulp voor dialyse-patiënten

In het beperkte aantal studies die hiernaar zijn gedaan vindt de Amsterdamse onderzoeker wél aanwijzingen dat psychotherapie mogelijk goed werkt tegen depressieve klachten bij patiënten met nierfalen. Daarom besloot de onderzoeksgroep een interventiestudie op te zetten. Nadort: ‘We hebben een online zelfhulpbehandeling onderzocht voor dialysepatiënten met somberheidsklachten. Deelnemers konden de behandeling volgen tijdens de dialysebehandeling op een tablet of laptop. Ze werden hierbij online begeleid door een psycholoog op afstand.’

Waarom E-Health?

‘We kozen voor online zelfhulp, omdat dialyse-patiënten al drie keer per week naar het ziekenhuis moeten komen’, legt Nadort uit. ‘Dan hebben ze vaak geen tijd en energie om nog een keer extra te komen om naar een psycholoog te gaan. Online zelfhulp-behandeling zou een mogelijkheid kunnen zijn om de toegang tot deze zorg te verbeteren. Helaas bleek het toch niet dé oplossing. Zo had 60% van de deelnemers hulp nodig bij het gebruik van de tablet of het invullen van de oefeningen. Sommigen konden bijvoorbeeld hun arm niet goed gebruiken, omdat daar de dialysenaald in zat.’

190 deelnemers aan studie in 18 deelnemende dialysecentra

‘Uiteindelijk deden er 190 deelnemers mee uit 18 deelnemende dialysecentra door het hele land. Van Amsterdam tot Nieuwegein en van Den Haag tot Den Bosch. De deelnemers kwamen willekeurig in de behandel- of controlegroep terecht. De ene helft kreeg de online zelfhulp-behandeling aangeboden en de andere groep normale zorg. Na 5 sessies werd vervolgens de stand opnieuw opgemaakt: hoe scoorden de mensen nu op depressie en angst?

Helaas geen effect zelfhulp

Helaas laat het onderzoek geen effect zien van de behandeling. Nadort: ‘Bij beide groepen verminderden de somberheidsklachten met 21%. Dit wijst erop dat de online psychotherapie geen aanvullend effect lijkt te hebben naast de standaardzorg in de dialysecentra. Dat is jammer, want deze groep patiënten heeft een verminderde kwaliteit van leven, veel depressieve en angstklachten en zou mogelijk veel baat hebben bij een effectieve behandeling. Op dit moment is er meer onderzoek nodig om te ontdekken hoe we hen het beste kunnen helpen en bereiken. Er is wel een positieve kanttekening dat de online therapie effect zou kunnen hebben bij jongere patiënten die meer computerskills in huis hebben.’

Invloed van COVID op angst en depressie bij dialysepatiënten

Tenslotte keek de Amsterdamse promovenda nog naar de invloed van de COVID-19 pandemie op angst- en depressiescores in deze groep. Het interessante was dat daaruit naar voren kwam dat de scores níét toenamen door de pandemie, terwijl dat bij de algemene Nederlandse bevolking wél het geval is. ‘Een mogelijk verklaring hiervoor is dat het al een kwetsbare groep was. Ze volgden al een intensieve en zware behandeling die tijdens de pandemie gewoon doorging. Ze hadden vaak al een beperkter sociaal leven. Hierdoor veranderden de lockdowns mogelijk niet veel aan hun dagelijks leven.’

Els Nadort & proefschrift

Els Nadort studeerde Medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Na haar studie heeft ze als arts-assistent gewerkt op de afdeling psychiatrie van het OLVG en in 2017 is ze gestart met een PhD-positie bij het OLVG en de Vrije Universiteit van Amsterdam. En afgelopen 19 januari kwam de kers op haar universiteitsloopbaan: ze promoveerde op haar proefschrift ‘Depression and Anxiety in Dialysis Patients