Skip to main content

Archieven: Nieuws

Bij mensen met depressie ontbreken twee groepen bacteriën in hun darmen

Mensen die lijden aan een depressie missen twee groepen bacteriën in hun darmen, zo blijkt uit grootschalig onderzoek van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) en de KU Leuven. Een volgende stap is het onderzoeken of deze specifieke bacteriën een rol kunnen spelen in de behandeling van depressie.

In het Vlaams Darmflora-project bestudeerden professor Jeroen Raes (VIB-KULeuven) en zijn team bij meer dan duizend mensen het verband tussen bacteriën die aanwezig zijn in de ontlasting en een diagnose depressie. Op basis van hun data konden de onderzoekers specifieke groepen micro-organismen aanduiden die verband hebben met mentale gezondheid.

Twee groepen bacteriën ontbreken

Twee soorten groepen van bacteriën, Coprococcus en Dialister, komen wel voor in de ontlasting van gezonde mensen, maar ontbreken bij mensen met een depressie. Deze resultaten werden bevestigd in een onafhankelijke groep deelnemers aan het Nederlandse Lifelines project, en in een groep depressiepatiënten in het Universitair Ziekenhuis in Leuven.

“De link tussen onze darmflora en onze mentale gezondheid is een controversieel onderwerp in het microbioom-onderzoek”, vertelt prof. Raes op de website van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie. “In ons onderzoek hebben we verschillende groepen bacteriën kunnen identificeren die lijken samen te vallen met depressie en levenskwaliteit in een diverse groep mensen.”

Stoffen die ons brein beïnvloeden

De onderzoekers creëerden ook een computertechniek die bacteriën kunnen identificeren die interactie aangaan met het menselijk zenuwstelsel. Op basis van een analyse van meer dan 500 darmbacteriën, stelden ze een catalogus samen van bacteriën die stoffen produceren die ons brein en zenuwstelsel kunnen beïnvloeden. Sommige van die bacteriën bleken een heleboel van die stoffen aan te maken.

Prof. Raes: “Het idee dat stoffen geproduceerd door de micro-organismen in ons lichaam ons brein – en dus ons gedrag en onze gevoelens – beïnvloeden is intrigerend, maar deze link tussen buik en brein is vooral onderzocht in proefdieren.”

Verband tussen darmbacteriën en de mentale gezondheid

Het onderzoek naar een mogelijk verband tussen darmbacteriën en de mentale gezondheid staat nog in de kinderschoenen. De resultaten van deze analyses moeten dan ook nog bevestigd worden in experimenten, maar helpen nu al met het sturen en versnellen van toekomstig onderzoek naar de links tussen ons microbioom en ons brein. Dit leidt in de toekomst wellicht tot behandelingen die de mentale gezondheid verbeteren of depressieve klachten zelfs helpen voorkomen.

Bron: Vlaams Instituut voor Biotechnologie
Lees de publicatie: The neuroactive potential of the human gut microbiota in quality of life and depression,  Valles-Colomer et al., Nature Microbiology 2019?

Depressie en intertekstualiteit in hedendaagse autobiografische literatuur

Autobiografieën over depressie kunnen een belangrijke rol spelen in het verspreiden van kennis over depressie – vaak volksziekte nummer één in de samenleving genoemd. Daarmee leveren ze een belangrijke bijdrage aan het publiek debat, én bieden ze belangrijke inzichten voor patiëntenorganisaties en het brede publiek. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Anne-Fleur van der Meer.

Verteltechnieken

Bekende voorbeelden van autobiografieën zijn de bestsellers ‘Pil’ van cabaretier Mike Boddé en ‘Kikker gaat fietsen’ van Maarten van Buuren. Met behulp van gedetailleerde tekstanalyses heeft Van der Meer verteltechnieken onderzocht waarmee in deze en andere recente autobiografische boeken over depressie is geschreven. Zij keek dus niet alleen naar wat er over depressie wordt verteld, maar ook hoe dat gebeurt.

Van der Meer: “Het belangrijkste inzicht uit mijn onderzoek is dat de boeken ons met bijzondere verteltechnieken leren wat depressie bij hoofdpersonen en hun omgeving teweegbrengt. Belangrijk is bijvoorbeeld de grote behoefte aan kennis en regie over de eigen gezondheid. Wat je in de boeken ziet zijn de verwoede pogingen deze regie terug te krijgen door bijvoorbeeld het zoeken naar medische informatie. Hoofdpersonen zoeken in medische handboeken, raadplegen zelfhulpliteratuur en websites, informatie die ze vervolgens in de autobiografie een plaats geven.

Autobiografie als zelfhulpgids

Van der Meer vond in de autobiografieën veel quotes van psychiaters, citaten uit handboeken, zinnen uit wetenschappelijke artikelen, kopieën van gezondheidswebsites, enzovoort en ook andere onverwachte bronnen. “Je vindt in de autobiografieën trouwens ook veel verwijzingen naar films en grote literaire werken van bijvoorbeeld Dante, Sartre en Couperus.” Met behulp van zogeheten intertekstualiteitsonderzoek heeft Van der Meer deze referenties onderzocht: op welke manier komen deze bronnen in de autobiografieën terecht?

Ze ontdekte dat deze bronnen vaak niet letterlijk worden overgenomen, maar aanpassingen en verdraaiingen ondergaan en dat ze door de hoofdpersonen ook worden becommentarieerd. Zo geven de boeken op hun beurt unieke antwoorden aan patiënten, hun naasten en het brede publiek op de vele vragen waarmee depressie in de samenleving omringd is. “De boeken worden eigenlijk zelf een soort zelfhulpgidsen.”

Depressie in Nederland

Volgens het Trimbos Instituut hebben op dit moment zo’n 800.000 Nederlanders een depressie. Een serieus probleem voor de volksgezondheid. Het onderwerp krijgt dan ook enorm veel aandacht. Van depressiequizzen met BN’ers, feestelijke depressiegala’s en overheidscampagnes op radio en televisie, tot gezondheids-apps en zelftests op het internet.

Van der Meer: “Er wordt tegenwoordig veel gedaan om onze kennis over depressie te vergroten én om het taboe weg te nemen dat op depressie rust. Patiënten laten zelf ook van zich horen. Ze delen hun ervaringen met het brede publiek. Opvallend vaak via – goed verkopende – autobiografische boeken waarin ze hun ziekte-ervaringen openbaar maken. Daarmee leveren ze een belangrijke bijdrage aan het publieke debat.”

Boeken Top 5

“Het lezen van literatuur kan iemand met een depressie helpen”, zegt letterkundige Anne-Fleur van der Meer. Zij las voor haar promotieonderzoek tientallen boeken over het onderwerp en deelt haar absolute top 5 met EenVandaag.

Interview met Anne-Fleur van der Meer

Zorgethiek interviewde de onderzoekster over haar proefschrift.

 

Het proefschrift van Anne-Fleur van der Meer, “Ladders naar het licht”, is verkrijgbaar als boek (Eburon, Delft).

 

 

 

 

 

 

Bron: VU, EenVandaag, Zorgethiek

Onderzoek doen met patiënten met een verstandelijke beperking

Patiënten werken steeds vaker mee aan wetenschappelijk onderzoek naar hun aandoening. Maar hoe doe je dat bij mensen met een verstandelijke beperking? Tessa Frankena van het Radboudumc zocht het uit. En ze deed dat met twee collega’s die zelf een verstandelijke beperking hebben. Frankena is gepromoveerd op haar onderzoek op basis waarvan zij een richtlijn opstelde voor het doen van inclusief gezondheidsonderzoek.

Met het doen van gezondheidsonderzoek met mensen met een verstandelijke beperking is nog nauwelijks ervaring, zo schrijft het Radboudumc. ‘Het idee dat onderzoek niet alleen ‘over’ patiënten, maar ook ‘met’ patiënten moet worden gedaan, is al langer bekend. Een patiënt is immers ervaringsdeskundig in zijn of haar eigen aandoening en kan vanuit die rol bijdragen aan onderzoek naar een ziekte. Door het oordeel van patiënten mee te nemen in de opzet en de uitvoering van het onderzoek, is de kans groter dat de uitkomsten ervan ook bijdragen aan de behoeften van patiënten.’

Tessa Frankena werkte tijdens haar promotieonderzoek daarom samen met twee co-onderzoekers uit deze doelgroep. Met Anneke van der Cruijsen en Henk Jansen deed zij een literatuurstudie, vragenlijstenonderzoek, Delphi-studie en een bespiegelende studie onder mensen met en zonder een verstandelijke beperking, waaronder onderzoekers.

Op basis hiervan ontwikkelde Frankena samen met 17 experts zonder en 40 experts met een verstandelijke beperking een consensus statement on inclusive health research. Deze richtlijn moet het voor andere onderzoekers makkelijker maken gezondheidsonderzoek te doen met mensen met een verstandelijke beperking. De aanbevelingen zijn ook bruikbaar voor andere groepen, zoals bijvoorbeeld mensen met dementie.

Co-onderzoeker
“Deze manier van onderzoek doen is uniek in de wereld,” zegt Frankena. “We hebben gewerkt met een functie als co-onderzoeker. Dat betekent dat Anneke, Henk en ikzelf gezamenlijk bijvoorbeeld onderzoeksformulieren, interviewvragen en data verzamelden en interpreteerden. Vooral dat laatste is cruciaal in het bepalen van de waarde van data.” Het samenwerken met mensen met een verstandelijke beperking is een uitdaging, schrijft Frankena in haar proefschrift: “Het is moeilijk om de controle uit handen te geven. Samen met de co-onderzoekers moet je in schatten welke taken ze wel en niet zien zitten.”

Participatiewet
Kwetsbare groepen worden geacht actief deel te nemen aan de maatschappij. De Participatiewet die in 2015 van kracht is gegaan is hier onderdeel van. Deze wet schrijft voor dat iedereen die kan werken, maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt, werk moet kunnen vinden. Werkgevers die zich niet aan de Participatiewet houden, kunnen sinds 1 januari 2019 hiervoor een boete krijgen. “Ik wil een pleidooi houden om deze betaalde boetes in de sector zelf te investeren,” zegt Frankena. “Denk bijvoorbeeld aan een beloning voor organisaties die extra tijd en middelen investeren voor het in dienst nemen van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt.”

Inspectie over suïcides in de jeugdzorg: vaak geen passende zorg

Er is meer onderzoek nodig naar passende zorg voor jongeren die al lang met hulpverlening te maken hebben, concludeert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd na onderzoek naar zelfdodingen van jongeren in de jeugdhulp.

Er zijn al lange tijd grote zorgen over het groeiend aantal suïcides onder jongeren in Nederland. Het dieptepunt was in 2017, met 81 suïcides bij jongeren tussen de 10 en 20 jaar. Ongeveer een kwart van hen ontving jeugdhulp. Zes zaten ten tijde van hun zelfmoord in een gesloten jeugdzorginstelling. Zo meldt de NOS. 

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd onderzocht onlangs 26 zelfdodingen van jongeren in de jeugdhulp in 2016 en 2017 en concludeert dat passende zorg in veel gevallen ontbrak. Het ging om jongeren met complexe problematiek. De meesten waren al jaren bekend met hulpverlening.

Uit de onderzochte dossiers blijkt dat de jongeren vaak geen perspectief hadden in de instelling en dat ze zich onvoldoende gehoord voelden. Bij 10 van de 26 jongeren was er naast suïcidaliteit en andere problematiek ook sprake van autisme.

Het ministerie van Volksgezondheid laat in een reactie weten dat een belangrijk actiepunt in het programma ‘Zorg voor de Jeugd’ is dat deze kinderen wel passende zorg gaan krijgen. Hiervoor zijn 42 regionale expertteams ingericht.

Handreiking Suïcide en Media geeft handvatten voor preventie zelfdoding

Berichtgeving over suïcide hangt geregeld samen met een stijging in het aantal suïcides. Woordvoerders, journalisten en andere mediaprofessionals kunnen bijdragen aan het voorkomen van suïcides, zeggen het Trimbos-instituut en 113Zelfmoordpreventie. Zij beschrijven in een handreiking voor mediaprofessionals hoe.

De handreiking bevat een combinatie van praktische tips, met achtergrondinformatie over de relatie tussen berichtgeving over suïcide en zelfdodingsaantallen. De basis voor de handreiking is het onderzoek Suïcidepreventie via massamedia: het zoeken naar hulp stimuleren.

Imitatiegedrag voorkomen en stigma verminderen

In de handreiking wordt beschreven hoe imitatiegedrag voorkomen kan worden en wat bijdraagt aan het zoeken en vinden van hulp. Maar ook welke informatie het stigma rondom suïcide vermindert. Ook is er aandacht voor het omgaan met reacties van publiek op berichtgeving over suïcide, en wat je kunt doen als je er mogelijk sprake is van een acute suïcidepoging.

Aantal suïcides gestegen

Het aantal suïcides in Nederland is de laatste jaren gestegen: van 1.353 in 2007 naar 1.917 in 2017. Onder jongeren was er in 2017 bijna een verdubbeling van het aantal suïcides. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat het aantal suïcides geregeld toeneemt na het verschijnen van media-uitingen, bijvoorbeeld na nieuwsberichten over bekende personen die zijn overleden na een suïcide. Aan de andere kant kunnen media-uitingen mensen met suïcidale gedachten juist ook weerhouden van suïcide. Media-uitingen over het overleven van crises en het afzien van suïcideplannen hebben een daling van het aantal suïcides tot gevolg.

Tips voor voorkomen zelfdoding

Positieve rolmodellen, verhalen van mensen die herstelden van hun suïcidaliteit door hulp te zoeken, positieve framing van hulpzoekgedrag en informatie bieden over waar en hoe hulp beschikbaar is kunnen bijdragen dat mensen met suïcidaal gedrag hulp zoeken.

Het doel van de handreiking is om mediaprofessionals bewust te maken dat (hun) berichtgeving effect heeft op suïcides. De handreiking is gratis te downloaden.

De handreiking en het onderzoek zijn in opdracht van ZonMw, programma Suïcidepreventie, uitgevoerd. 

Congres All Inclusive – destigmatisering en sociale inclusie

Stigmatisering van mensen met een psychische aandoening belemmert hun herstel. Het congres All Inclusive – destigmatisering en sociale inclusie dat aanstaande vrijdag plaatsvindt, geeft een overzicht van de actuele stand van zaken rond destigmatisering en sociale inclusie in Nederland, vanuit het wetenschappelijk perspectief, ervaringsperspectief en het praktijkperspectief.

Dit congres is een activiteit van het Kennisconsortium Destigmatisering en sociale inclusie en is bedoeld voor iedereen die (beroepsmatig) te maken heeft met psychische problemen en stigma, van cliënt tot bestuurder. Sprekers, workshopleiders én deelnemers brengen tijdens All inclusive samen in kaart wat we weten, wat nodig is en wat gedaan kan worden om een inclusieve samenleving te bereiken.

Denk daarbij aan ambtenaren, ondernemers, onderzoekers, theatermakers, ambassadeurs van Samen sterk zonder Stigma, ervaringsdeskundigen, hulpverleners/professionals en communicatiespecialisten.

Inclusie in het onderwijs

Destigmatisering en sociale inclusie is voor velen in de ggz, in het bedrijfsleven en in het onderwijs een belangrijk doel. We willen bijvoorbeeld graag inclusief ondernemen, of dat alle kinderen op school erbij horen en niet buiten de boot vallen als ze anders zijn. Voor die laatste groep ontwikkelde Samen Sterk zonder Stigma een breed schoolprogramma Binnenstebuiten! Eline Kolijn, projectbegeleider Jeugd en Onderwijs en Jaap-Jan Boer, projectmanager Jeugd en onderwijs, beiden werkzaam bij Samen sterk zonder Stigma, geven tijdens het Congres All inclusive op 1 februari hierover een workshop.

De urgentie van inclusie

Keynotespreker Irene van de Giessen, consulent/directeur Stichting HerstelTalent, adviseur afdeling EPA NVvP en bestuurslid van Kenniscentrum Phrenos vertelt deze dag over waarom het onderwerp zo urgent is, wat we kunnen doen en wat het congres hieraan bij kan dragen.
Lees meer over het congres. 

Daan Roovers: Blue Monday is slechts pr-stunt

Deze week begon met Blue Monday, de meest deprimerende dag van het jaar. Volgens filosoof Daan Roovers een verzinsel en slechts een uit de hand gelopen pr-stunt. Zo vertelde hij in een interview aan de humanistische omroep HUMAN.

PR-bureau Porter Novelli riep de dag in 2005 uit om reisbureau Sky Travel te helpen meer vakanties te verkopen. Psycholoog Cliff Arnall beweerde vervolgens dat hij alles met een formule had uitgerekend. Roovers kan zich hier niet in vinden. “Blue Monday is een willekeurig uitgekozen dag (de derde maandag van januari)”, stelt hij. “Die zou zo deprimerend zijn vanwege net mislukte voornemens en vakanties die nog ver weg lijken.”

Drempelverlaging voor delen depressieve gevoelens

Wel zitten er volgens hem positieve kanten aan de dag. “Depressies zijn nog altijd een taboe en zo’n dag geeft aanleiding om het onderwerp te bespreken, wat mensen ertoe kan aanzetten om hulp te zoeken,” meent de filosoof. “En het is een goed moment om met elkaar te beseffen dat we af moeten van de extreme individualisering van de somberheid.” We zouden immers allemaal individueel slachtoffer zijn van een systemisch probleem: de prestatiesamenleving, waarin we van onszelf steeds alle kansen moeten grijpen en mogelijkheden zien. Door die houding creëren we ook ons eigen falen, vindt Daan Roovers.

Systemisch probleem

“Ook al is het (depressie) een persoonlijk gevoel, dan wil het nog niet zeggen dat het een persoonlijk probleem. We moeten ook kijken naar de omgeving, de werksituatie en de structuur waarin iemand functioneert.” Volgens Roovers hebben we depressie te veel gericht op het individu: de persoon met depressieve gevoelens heeft een probleem. Dit, terwijl de problemen systematische van aard zijn. Zo meent de filosoof. Depressie is niet voor niets volksziekte nummer 1.

Lees het hele interview met Daan Roovers op human.nl.

Sekseverschillen spelen belangrijke rol bij relatie slaap en depressie

Psychiater Birit Broekman van het Amsterdam UMC doet onderzoek naar de relatie tussen slaap en de geestelijke gezondheid. Recent ontving ze een prestigieuze Veni beurs. Daarmee gaat ze onderzoek doen naar sekseverschillen in slapeloosheid (insomnia) en depressie.

Beiden komen meer voor bij vrouwen dan bij mannen. Met haar onderzoek probeert Broekman op te helderen wat de rol van geslachtshormonen hierin zijn. Ze wil daarmee een behandeling voor insomnia en depressie ontwikkelen die rekening houdt met de verschillen tussen man en vrouw.

Karin van den Boogaert van Wetenschap.nu sprak erover met Birit Broekman. Luister hier naar de podcast.

Birit Broekman is een van de vier sprekers tijdens Soul & Brains over slaapwetenschap in Almere op 24 januari 2019.

Bron: Wetenschap.nu

 

Met je smartphone een terugval eerder herkennen?

Het SMARD-programma moet terugval depressie voorkomen!

Met een slimme combinatie van smartphone-applicaties wil SMARD (SmartPhone Monitoring Against Recurrence of Depression) in de toekomst voorkomen dat mensen die depressief zijn geweest, een terugval krijgen. Een groot probleem, want bij meerderheid keert de depressie terug. Onderdeel van SMARD is de app BeHapp. BeHapp scant 24/7 de omgeving van de patiënt en registreert kleine veranderingen in individueel gedrag en sociale activiteiten. Deze app gaan de onderzoekers gebruiken om een zich aandienende terugval te voorspellen. Om de lancering van de SMARD-applicatie te realiseren, werven de onderzoekers deelnemers die meerdere depressies hebben gehad om te helpen de applicatie te testen.

Dr. Eric Ruhe, psychiater bij het Radboud UMC en hoofdonderzoeker: “De meerderheid van patiënten die een depressie heeft gehad, krijgt helaas te maken met een terugval. Bij een naderende terugval gaat je stemming geleidelijk achteruit. Met de juiste interventie is een depressie dan nog te voorkomen. De uitdaging is dus om dreigende terugvallen vroegtijdig te herkennen en te behandelen. SMARD gaat daaraan bijdragen. Patiënten komen nu vaak pas weer in beeld als de volgende depressieve episode zich weer volledig heeft ontwikkeld. De prognose is dan veel ongunstiger.”

Luister naar meer informatie over SMARD via het Radio-interview bij Nieuws & Co (Radio 1): https://bit.ly/2HnaSTc .

Twee applicaties

Er wordt gebruikgemaakt van twee applicaties die met elkaar communiceren. De app BeHapp registreert de communicatie- en gedragspatronen van de patiënt en zal zo het risico op een terugval moeten gaan voorspellen. Een tweede app, de SMARD app, zorgt er vervolgens voor dat er op tijd kan worden ingegrepen. Deze app meet de stemming en lichamelijke symptomen met een zogenaamde dagboekmethode, meerdere keren per dag en biedt daarnaast trainingen die de kans op terugval moeten verminderen.

De Depressie Vereniging heeft het voorkomen van terugval als een belangrijk speerpunt gekozen. Daarom ondersteunt de Depressie Vereniging dit project en roept zij op om deel te nemen.

Waarom is voorkomen van terugval zo belangrijk?

Het voorkomen van terugval is belangrijk voor iedereen die aan een depressie lijdt of eerder depressie heeft gehad. Ruim een half miljoen mensen in Nederland lijdt aan een depressie. Vrouwen hebben vaker last van een depressie dan mannen. In de leeftijdsgroep 18-64 jaar krijgt 4,2% van de mannen en 6,2% van de vrouwen jaarlijks een depressie (Bevolkingsonderzoek Nemesis 2016). Het terugkeren van depressieve episodes is een probleem dat bij 50-75% van de mensen met depressie voorkomt. SMARD wil dat percentage met 30% verminderen.

Wat kan een depressie betekenen?

Annemiek (27) is ambassadeur van de Hersenstichting die het onderzoek financieel steunt. Ze lijdt sinds haar vijftiende aan zware depressies: “Als ik een depressie krijg, dat is zo heftig. Het komt het meest in de buurt van hele diepe rouw. En dat dan dagenlang, wekenlang en soms zelfs maandenlang. Fysiek en mentaal ben ik dan tot niets meer in staat. Gelukkig ben ik nu al een tijdje depressievrij. Maar ik ben zo ontzettend bang dat het er weer aankomt. Want dan ben ik verlamd, dan kan ik niets meer.” Bekijk Annemieks documentaire.

Deelnemen?

Mensen die de SMARD-applicaties willen testen kunnen zich aanmelden bij het Radboud UMC. Of een e-mail sturen aan SMARD.psy@radboudumc.nl of eric.ruhe@radboudumc.nl.

Deelnemers voor onderzoek naar herhaalde hersenstimulatie

Brainclinics/neuroCare Group zoekt deelnemers voor een onderzoek naar herhaalde hersenstimulatie. Bij het onderzoek worden variaties in de hartslag gemeten om  rTMS-behandeling te verbeteren. rTMS wordt onder andere gebruikt voor behandeling van depressie.

Achtergrond van het onderzoek

rTMS staat voor ‘repetitieve Transcraniële Magnetische Stimulatie’ ofwel herhaalde magnetische hersenstimulatie en wordt veelvuldig gebruikt bij de behandeling van depressie. In de spoel wordt een sterk magnetisch veld opgewekt. De pulsen kunnen gemakkelijk door de schedel dringen en zo de hersenen bereiken. Hierdoor wordt de communicatie tussen verschillende hersengebieden verbeterd en nemen de bijbehorende depressieve klachten af.

Mensen met een depressie laten vaak een hogere hartslag zien. Dit suggereert dat het hart verbonden is met hetzelfde netwerk dat betrokken is bij depressie. Meerdere studies hebben laten zien dat deze hersenstructuren inderdaad verbonden zijn met het hart. Ook zijn hartslagverlagingen (onmerkbare) gezien als gevolg van rTMS-behandelingen. Je zou dus kunnen bevestigen of rTMS-behandeling werkelijk het depressienetwerk ‘raakt’ door te kijken naar de hartslag. Als deze niet verlaagt, zou het kunnen dat er niet daadwerkelijk in dat netwerk gestimuleerd wordt.

Planning

Het onderzoek bestaat uit 2 metingen. In sessie 1 wordt TMS toegediend op 7 verschillende locaties op het hoofd, terwijl de hartslag wordt gemeten. In sessie 2 wordt op de locatie die tijdens sessie 1 de grootste hartslagverlaging liet zien, langzaam de intensiteit van stimulatie verhoogd, om te zien op welk moment er een omslag in de reactie van de hartslag plaatsvindt. Beide sessies duren maximaal een uur.

Dit onderzoek loopt nog tot mei.

Deelname

Voor meer informatie, stuur een e-mail naar lab_nijmegen@neurocaregroup.com. Het is belangrijk dat u gezond bent, geen depressie heeft, en tussen de 18-60 jaar oud bent.

Vergoeding

Voor het onderzoek geldt een vergoeding van 50 euro.

Locatie

Dit onderzoek vindt plaats bij Brainclinics/neuroCare Group aan de Bijleveldsingel 34, te Nijmegen.