Skip to main content

Archieven: Nieuws

Aantal psychisch ongezonde jongeren stijgt

Het aantal psychisch ongezonde jongeren (12-25 jaar) steeg de afgelopen 10 jaar van 7% naar 8%. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek vorig jaar al. Deze stijging zit vooral bij meisjes tussen de 14 en 17 jaar op havo, vwo en mbo. Ook bij jonge mannen vanaf 22 jaar vond een stijging plaats. Dat blijkt uit een inventarisatie van de mentale gezondheid van jongeren door RIVM, Trimbos-instituut en Amsterdam UMC. Deze is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VWS.

De onderzoekers geven een overzicht van beschikbare cijfers over de mentale gezondheid van jongeren. Ze schetsen ook de eerste resultaten van zeven focusgroepgesprekken met jongeren over hun ervaringen met stress. De gevonden cijfers beschrijven maar een deel van de problematiek en zijn vaak niet goed met elkaar te vergelijken. Deze factsheet is daarom een eerste stap om meer zicht te krijgen op het veelbesproken onderwerp mentale gezondheid.

Psychisch ongezonde jongeren

Bij meisjes op havo, vwo en mbo lijken de psychische problemen op jongere leeftijd te beginnen dan 10 jaar geleden. Bij jongens is de stijging gelijkmatiger verdeeld over opleidingsniveaus en leeftijdsgroepen. Rond 25 jaar is er geen verschil in psychische ongezondheid tussen mannen en vrouwen, daarvoor en daarna wel. In de groepen hoog- en middelopgeleiden ligt het hoogtepunt in psychische ongezondheid rond 20 en 30 jaar. Daarna lijkt het percentage te dalen. Vanaf ongeveer 30 jaar zijn er juist in de groep laagopgeleiden meer mensen die psychisch ongezond zijn.

De laatste tijd is er veel aandacht geweest voor de mentale gezondheid van jongeren. Verschillende maatschappelijke ontwikkelingen spelen een rol in de discussie. Onderwerpen als prestatiedruk, de rol van sociale media en het leenstelsel komen hierbij ter sprake. Of deze ontwikkelingen ook echt van invloed zijn op hoeveel jongeren psychische problemen hebben, is op basis van de huidige cijfers niet te zeggen.

Bevorderen ontwikkeling mentale gezondheidsvaardigheden

De tussentijdse resultaten van deze inventarisatie zijn gepresenteerd aan bestuurders van het Rijk en gemeenten. Daar werd geconcludeerd dat er vervolgonderzoek nodig is. Door het Ministerie van VWS uit te zetten vervolgonderzoek zal mede gericht zijn op een handelingsperspectief voor gemeenten om te bevorderen dat kinderen en jongeren mentale gezondheidsvaardigheden ontwikkelen.

Daarnaast zal ook het Ministerie van OCW binnenkort opdracht geven voor een vervolgonderzoek. Hierbij gaat het om een grootschalige, kwantitatieve nulmeting van psychische problemen onder studenten in het hoger onderwijs.

Download de factsheet Mentale gezondheid van jongeren.
Bron: RIVM

Nieuwe website gelanceerd over PCT tegen terugval depressie

Preventieve cognitieve therapie (PCT) kan het risico op terugval van depressie sterk verminderen, zo bleek uit onderzoek van het Amsterdam Universitair Medisch Centrum. Uit een nieuwe publicatie van het onderzoeksteam van Bockting blijkt ook dat de inzet van PCT kosteneffectief is. Om patiënten en zorgprofessionals met de methode in aanraking te brengen is in samenwerking met de Depressie Vereniging de website www.voorkomdepressie.nl ontwikkeld.

Op de website zijn praktische tips en achtergrondinformatie te vinden over het voorkomen van terugval van depressie. Ook is er een kaart gemaakt waarop patiënten kunnen zien of er in de buurt therapeuten beschikbaar zijn die PCT geven.

Terugvalpreventie en interventies

Bockting heeft het ontwikkelen en onderzoeken van terugvalpreventie en interventies voor depressie en angst tot haar levenswerk gemaakt. Inmiddels zijn er vijf landelijke studies afgerond naar PCT waarin een duidelijk beschermend effect gevonden wordt tegen terugval bij mensen met terugkerende depressies.

Nieuwe website over PCT tegen terugval depressie

Het doel van voorkomdepressie.nl is om zowel onder patiënten als zorgprofessionals meer bewustzijn te creëren over het belang van terugvalpreventie. Zowel ten aanzien van antidepressivagebruik als psychologische interventies.

De inhoud van de website is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met een van de onderzoeksvrijwilligers van de Depressie Vereniging.

Voor meer informatie ga naar: www.voorkomdepressie.nl 

“Meer aandacht nodig voor PTSS bij mensen met laag IQ”

Er is meer aandacht nodig voor PTSS bij mensen met laag IQ. Mensen met een lichtverstandelijke beperking (LVB) die langdurend in zorg zijn in de ggz, ervaren meer traumatische ervaringen in hun leven dan mensen met een gemiddeld IQ. Dit blijkt uit recent onderzoek van VGGNet, een onderdeel van GGNet, de Gelderse ggz-zorgorganisatie voor mensen met psychische problemen en hun naasten.

Het onderzoek vond plaats onder 570 patiënten van GGNet en GGZ Oost Brabant, die langer dan 2 jaar in de zorg verbleven. Er werd duidelijk dat 86 procent van hen ooit een trauma heeft meegemaakt. Daarvan is er bij 239 mensen (42 procent) aanwijzing voor een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Dit terwijl slechts 8 procent gediagnosticeerd is met PTSS.

Maar liefst 61 procent van de vrouwen met LVB in deze groep heeft (ook) te maken gehad met seksueel geweld. Bij 228 mensen (40 procent) blijkt verder dat er vermoeden is van een licht verstandelijke beperking.

Meer aandacht nodig voor PTSS bij mensen met laag IQ

Onderzoeker en psychiater Jeanet Nieuwenhuis van VGGNet pleit ervoor dat zorgprofessionals meer oog hebben voor PTSS en een laag IQ. En zeker voor de combinatie ervan.

Nieuwenhuis: “Wanneer het dossier van een patiënt onvoldoende of geen informatie bevat over vroeger, dan moet dat als eerste verzameld worden. Het is erg belangrijk aandacht te hebben voor iemands ontwikkeling, schooltijd, familie en sociale omstandigheden.”

Onnodig lang verblijf in de zorg

Esther van Gaalen, directeur bij GGNet: “Wanneer we onvoldoende aandacht hebben voor iemands verleden, lopen mensen een verhoogd risico langdurend in de psychiatrie verzeild te raken. Wanneer de diagnose niet klopt, dan slaat de behandeling ook niet aan. En wanneer de diagnose wel juist is, maar het IQ is lager dan de zorgprofessionals denken, heeft de behandeling ook onvoldoende effect. Waardoor iemand onnodig lang in zorg kan blijven.”

Lees de publicatie in European Psychiatry.

Doelbestendigheid en optimisme gekoppeld aan verminderde angst en depressie

Mensen met een positieve kijk op het leven, die volhardend in de richting van hun doelen kijken, hebben over het algemeen minder last van angst en depressie na verloop van tijd, aldus de uitkomsten van een nieuwe studie. De studie werd gepubliceerd in het Journal of Abnormal Psychology .

“Doorzettingsvermogen cultiveert een gevoel van doelgerichtheid dat veerkracht kan creëren tegen de bestaande niveaus van een depressieve stoornis, gegeneraliseerde angststoornis of paniekstoornis, zodat deze kan verminderen ,” zegt hoofdauteur Nur Hani Zainal, MS aan de Pennsylvania State University. “Hetzelfde effect geeft het kijken naar de meer positieve kant van ongelukkige gebeurtenissen. Dit omdat mensen vinden dat het leven betekenisvol, begrijpelijk en beheersbaar is.”

Invaliderend

Depressie, angst en paniekstoornissen komen vaak voor en kunnen chronisch en invaliderend zijn, waardoor iemands lichamelijke gezondheid en levensonderhoud in gevaar komen.

“Vaak zitten mensen met deze stoornissen vast in een cyclus van negatieve denkpatronen en gedragingen waardoor ze zich slechter kunnen voelen”, zegt co-auteur Michelle G. Newman, PhD. “We wilden begrijpen welke specifieke coping-strategieën nuttig zouden kunnen zijn bij het verlagen van het aantal depressies, angsten en paniekaanvallen.”

De onderzoekers keken naar gegevens van 3.294 volwassenen (met een gemiddelde leeftijd van 45 jaar) die werden gevolgd over een periode van ruim achttien jaar.

Gegevens werden driemaal verzameld, in 1995-1996, 2004-2005 en 2012-2013. Bij elke interval werd de deelnemers gevraagd hun doelgerichtheid te beoordelen (bijvoorbeeld: “Wanneer ik problemen ondervind, geef ik niet op totdat ik ze heb opgelost.”), Zelfbeheersing (bijvoorbeeld: “Ik kan alles doen waar ik echt naar op zoek ben “) en positieve herwaardering (bijvoorbeeld: “ Ik kan iets positiefs vinden, zelfs in de slechtste situaties”). Diagnoses voor ernstige depressieve, angst- en paniekstoornissen werden ook verzameld bij elk interval.

Bevindingen

De bevindingen laten zien dat deelnemers die tijdens de eerste beoordeling -in het midden van de jaren negentig- meer doelgerichtheid en optimisme vertoonden, in de afgelopen achttien jaar een grotere afname van depressie, angst en paniekstoornissen hadden.

Gedurende die jaren vertoonden degenen die de studie begonnen met minder psychische problemen meer doorzettingsvermogen in de richting van levensdoelen en waren ze beter in het focussen op de positieve kant van ongelukkige gebeurtenissen, aldus Zainal.

“Onze bevindingen suggereren dat mensen hun mentale gezondheid kunnen verbeteren door het verhogen of behouden van een hoge mate van vasthoudendheid, veerkracht en optimisme,” zegt ze. “Door te streven naar persoonlijke en carrièredoelen kunnen mensen het gevoel krijgen dat hun leven zinvol is. Aan de andere kant kan het loskomen van het streven naar die doelen of het hebben van een cynische houding hoge kosten voor de geestelijke gezondheid veroorzaken. ”

Anders dan in eerder onderzoek, vond het nieuwe onderzoek niet dat zelfbeheersing of het gevoel dat je je lot onder controle hebt een effect had op de mentale gezondheid van deelnemers.

“Dit zou kunnen zijn omdat de gemiddelde deelnemers na verloop van tijd geen veranderingen in hun gebruik van zelfbeheersing vertoonden,” zegt Newman. “Het is mogelijk dat zelfbeheersing een relatief stabiel deel is van iemands karakter dat niet gemakkelijk verandert.”

De onderzoekers hopen dat hun bevindingen gunstig zullen zijn voor psychotherapeuten die werken met cliënten die te maken hebben met depressie, angst en paniekstoornissen.

Wasdom

“Clinici kunnen hun cliënten helpen de vicieuze cirkel te begrijpen die wordt veroorzaakt door het opgeven van professionele en persoonlijke ambities. Opgeven kan tijdelijke emotionele opluchting bieden maar kan het risico op tegenslagen vergroten, omdat spijt en teleurstelling zich voordoen, ” volgens Zainal.

“We moeten het optimisme en de veerkracht van een patiënt stimuleren, die zich daardoor kan richten op het tot volle wasdom brengen van zijn dromen, en ondanks alle obstakels een meer positieve stemming en een gevoel van doelgerichtheid genereren.”

Bron: American Psychological Association

‘Zenuwprikkeling in het oor kan zorgen voor minder angstklachten’

Mensen lijken sneller hun angst af te leren tijdens therapie wanneer de hersenzenuw nervus vagus wordt gestimuleerd met een apparaatje in het oor. Andreas Burger onderzocht in zijn promotieonderzoek bij Klinische psychologie aan de Leidse Universiteit nieuwe mogelijkheden voor behandeling van angstklachten.

Burger weet dat het mensen met epilepsie en depressie helpt om de hersenzenuw te prikkelen. Daarvoor is een chirurgische ingreep noodzakelijk bij patiënten die resistent zijn voor de standaardbehandeling. Sinds kort wordt gezocht naar andere manieren om deze zenuw te prikkelen zonder zo’n chirurgische ingreep. Een apparaatje ter grootte van een mobiele telefoon geeft elektrische schokjes aan het oor, vergelijkbaar met kleine naaldenprikjes.

Sneller uitdoven van angst

De deelnemers aan Burger’s onderzoek kregen herhaaldelijk twee plaatjes te zien, waarbij een vervelende elektrische schok op de pols volgde bij een van beide figuren. Na een tijdje vertonen mensen een verhoogde angst voor dat plaatje, ook zonder schok: een klassieke Pavlov-reactie. Wanneer de onderzoekers vervolgens dat plaatje meerdere keren lieten zien zonder de schok erbij te geven, nam die angst langzamerhand weer af. Burger: ‘Dat is in principe ook wat er gebeurt tijdens veel psychologische behandelingen van angst: de patiënt herhaaldelijk blootstellen aan waar deze bang voor is. We noemen het daarom exposure therapie.’

Wanneer Burger tijdens de afnemende angst tegelijkertijd de nervus vagus van de proefpersonen stimuleert met kleine schokjes in het oor, verloopt het proces van angstuitdoving sneller.

‘Door de zenuwstimulatie leer je dus sneller om het plaatje niet meer te associëren met de schok’, vat Burger zijn bevindingen samen. ‘Al weten we nog niks zeker, hoopvol is het wel. Ook vanwege de makkelijke manier om de nervus vagus te prikkelen.’

Geen fysiologische reacties

Het onderzoek van Burger suggereert dat de zenuwprikkeling bij het oor mogelijk van toegevoegde waarde zou kunnen zijn bij de behandeling van angst. Daarmee zet hij een belangrijke eerste stap naar deze ‘non-invasieve’ zenuwstimulatie bij de behandeling van angstklachten. Hij vermoedt dat er daardoor meer mogelijkheden komen voor behandeling. Tegelijk wil hij geen overspannen verwachtingen wekken: ‘We hebben dan wel gevonden dat de angst sneller uitdooft bij zenuwprikkeling, maar we zagen het effect niet terug op de hartslag en huidgeleiding. Deze fysiologische reacties hebben we ook gemeten tijdens de angsttaak, waarbij mensen met elektrodes achter de computer in het lab zitten.’

‘Stepping stone’

Het onderzoek staat nog in de kinderschoenen, beseft Burger terdege. Want wat is het achterliggende werkingsmechanisme? En met welke frequentie en intensiteit moet je de zenuwstimulatie toepassen? Hij ziet zijn onderzoek eerder als een ‘stepping stone’. ‘Het is belangrijk dat nu goed uitgezocht wordt of deze methode werkt en wat dan de mechanismen achter deze zenuwstimulatie zijn.’ Burger gaat verder met zijn onderzoek als postdoc aan de KU Leuven, waarmee hij al samenwerkt sinds het begin van zijn PhD-traject.

Bron: Universiteit Leiden

 

 

 

Deelnemers gezocht voor onderzoek naar gebruik psilocybine bij therapieresistente depressie

Hardnekkige, therapieresistente depressie is een groot probleem voor patiënten, daarom is het belangrijk om nieuwe behandelingen te ontwikkelen. Men spreekt van een therapieresistente depressie wanneer eerdere behandelingen, bijvoorbeeld met medicijnen, niet of weinig hebben geholpen.

Uit onderzoek is gebleken dat psychedelica een goed effect hebben op depressieve klachten. Psychedelica zijn middelen die het bewustzijn en de waarneming tijdelijk veranderen, waardoor dingen er tijdelijk anders uit kunnen zien, voelen of horen. Voordat we weten of psychedelica werkzaam zijn bij mensen met een depressie is het van groot belang om goed onderzoek te doen naar de werkzaamheid van psychedelica.

Paddestoelen

Het psychedelicum psilocybine is de werkzame stof in bepaalde paddenstoelen en truffels. In deze nieuwe studie wordt de effectiviteit, veiligheid en de optimale dosering onderzocht. Dit gebeurt bij mensen met een depressie, bij wie in de huidige depressieve periode minimaal twee antidepressiva niet of weinig hebben gewerkt. De studie vindt plaats op verschillende locaties in Europa, waaronder het LUMC, het UMC Groningen en het UMC Utrecht.

Wie kan er deelnemen aan de studie?

Dit onderzoek wordt gedaan bij mensen vanaf 18 jaar, die een hardnekkige, therapieresistente depressieve stoornis hebben. Deelname aan het onderzoek is mogelijk wanneer:

  • U voor de huidige depressieve periode minstens twee verschillende medicijnen voor depressie (antidepressiva) geprobeerd heeft, waarbij er weinig of geen effect was, of het antidepressivum onvoldoende werd verdragen.
  • Bij u geen sprake is geweest van een psychiatrische stoornis die gepaard gaat met psychose, zoals schizofrenie of bipolaire stoornis.
  • Er in het afgelopen jaar geen sprake is geweest van verslavingsproblematiek.
  • U geen ernstige medische aandoening heeft.
  • U niet zwanger bent en/of borstvoeding geeft.

Er zijn nog een aantal situaties waarin u niet deel kunt nemen. Een onderzoeker van de studie kan u hier meer over vertellen.

Hoe ziet deelname eruit?

Deelnemers krijgen een intake bij een psychiater. Dan volgt een screening middels vragenlijsten, bloedafname, urinecontrole (op drugs en zwangerschap) en een hartfilmpje. De dosis psilocybine die u krijgt is 25 mg, 10 mg of 1 mg. Deelnemers worden door loting over deze drie groepen verdeeld. Deelnemers krijgen eenmalig psilocybine toegediend onder begeleiding van speciaal getrainde professionals tijdens een studiebezoek in het ziekenhuis. Tijdens de sessie luistert de deelnemer naar muziek en wordt aangemoedigd om het effect van de psilocybine te ervaren. Deze eenmalige sessie duurt 6 tot 8 uur.

Geen antidepressiva

Voorafgaand aan de psilocybinesessie bouwt de deelnemer zijn of haar medicijnen tegen depressie (antidepressiva) volledig af. Dit gebeurt in overleg en onder begeleiding van een arts. Dit is nodig omdat antidepressiva mogelijk een wisselwerking met psilocybine kunnen hebben. Na afloop van de psilocybinesessie volgen een aantal afspraken met de begeleider om over de psilocybine-ervaring te praten.

Tot minimaal 3 weken na de psilocybinesessie gebruikt de deelnemer geen antidepressiva (voor zover mogelijk).  Zo kunnen wij het volledige effect van psilocybine meten. Na deze periode kan de deelnemer, zo nodig, het antidepressivum weer opbouwen. Alle metingen van de studie vinden binnen circa 18 weken plaats. Afhankelijk van de duur van afbouw van antidepressiva moet de deelnemer in totaal gemiddeld 10 keer naar het ziekenhuis komen. De studie wordt gefinancierd door Compass Pathways.

Contact

Worstelt u met een depressieve stoornis en bent u geïnteresseerd in deelname aan deze nieuwe studie? Neem dan contact op met het studieteam:

Leiden

Leiden Universitair Medisch Centrum, o.l.v. professor Nic van der Wee

E-mail: PsiloTRD@lumc.nl, telefoon 06-16713032/071-5263785

Utrecht

Bij interesse in deelname in Utrecht kunt u mailen met het studieteam via PTRD@umcutrecht.nl of bellen met het aanmeldteam van de afdeling Psychiatrie van het UMC Utrecht: 088-7555888

Groningen

Bij interesse in deelname in Groningen kunt u mailen met Jeanine Kamphuis of Maartje Hofman via psilocybinestudie@umcg.nl of bellen met nummer 050-3610930.

N.B. Psilocybine is de werkzame stof in truffels en sommige paddenstoelen. We raden patiënten ten zeerste af om in de thuissituatie psilocybine als therapeutisch middel te gebruiken.

Bron: www.lumc.nl/ptrd-studie

 

 

 

Inventarisatie van depressiepreventie bij aanstaande en pas bevallen moeders

Jaarlijks krijgen 20.000 vrouwen die zwanger of pas bevallen zijn een depressie. Om dit te voorkomen inventariseert GGD-GHOR ervaringen op het gebied van depressiepreventie van zorgprofessionals in de geboorteketen.

De enquête is onderdeel van het project ‘Depressiepreventie bij aanstaande- en pas bevallen moeders’. Het heeft als doel het verkrijgen van inzicht in de huidige ervaring van professionals op dit gebied. Op basis van de uitkomsten kan er gericht worden gewerkt aan verbetering.

De enquête is met name bedoeld voor JGZ-professionals (bij GGD’s en thuiszorgorganisaties), verloskundigen, kraamverzorgenden, POH-GGZ en huisartsen. Aan hen wordt gevraagd ervaringen te delen, ook als de ervaring beperkt is.

Meerjarenprogramma depressiepreventie

Aanleiding voor deze enquête is de ambitie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om het aantal mensen met een depressieve stoornis fors te laten afnemen. Om dat te bereiken is het ministerie een publiekscampagne en een meerjarenprogramma Depressiepreventie gestart.

Het meerjarenprogramma heeft zes kwetsbare doelgroepen gedefinieerd, waarvan de doelgroep aanstaande- en pas bevallen moeders er één is. GGD GHOR Nederland is door het Ministerie van VWS gevraagd om onder andere deze inventarisatie voor de doelgroep aanstaande- en pas bevallen moeders uit te zetten.

Bekijk de test

Bron: www.trimbos.nl

 

Zorgstandaard voor angststoornissen gepubliceerd in een beeldverhaal

Sander Pronk, directeur van de Angst, Dwang en Fobie Stichting ontwikkelde op basis van de zorgstandaard voor angstklachten en angststoornissen een beeldverhaal dat op heldere wijze  uitgebreid het proces van hulp zoeken, het stellen van de diagnose, het kiezen voor het juiste behandelplan en de nazorg beschrijft. 

Deze zorgstandaard is niet uitsluitend bestemd voor professionals, maar ook voor patiënten en hun naasten. Zo leren zij de voor- en nadelen van de verschillende behandelmethoden kennen.

Pronk: ‘Patiënten met diabetes krijgen in veel gevallen dezelfde behandeling, maar dat is voor patiënten met mentale stoornissen absoluut niet het geval. Daarom is het zo belangrijk dat de zorgstandaard gehanteerd wordt: van de huisartsenzorg tot en met de gespecialiseerde gezondheidszorg.’

Gezamelijke besluitvorming

De zorgstandaard dient een raamwerk te zijn met meerdere opties voor het herstel van psychische ziekten. De patiënt bepaalt zelf hoe het aanbod van de geestelijke gezondheidszorg past in zijn of haar eigen leven.

Pronk vervolgt: ‘Een van de belangrijkste punten is een gezamenlijke besluitvorming. Zo vormt de klik die er is met een therapeut een belangrijk mechanisme van de therapie. De behandelaar moet er voor de patiënt zijn, oog hebben voor hun leefwereld en weten wat er voor de patiënt allemaal op het spel staat.’

Toegankelijk stripverhaal

De zorgstandaard is in eerste instantie opgesteld voor huisartsen en behandelaars. De Angst, Dwang en Fobie Stichting nam het initiatief om van de huidige zorgstandaard een beeldverhaal te maken, speciaal voor alle patiënten.

De ADF stichting schakelde voor de strip tekenaar Stijn Schenk in, die met zijn werk zichtbaarheid wil geven aan de meer serieuze stripverhalen.

Bekijk het beeldverhaal

Bron: Akwa GGZ

“Slapeloosheid belangrijkste voorspeller voor depressie, angststoornis of PTSS”

Slapeloosheid is de belangrijkste voorspeller voor het ontwikkelen van een depressie, angststoornis of posttraumatische stressstoornis (PTSS). Dit blijkt uit onderzoek van het Nederlands Herseninstituut. Er wordt gesuggereerd dat slapeloosheid een stoornis is in het hersengebied voor emotionele regulatie.

Slaap helpt niet alleen bij het onthouden van belangrijke dingen, maar ook bij het vergeten van de eventueel bijbehorende stress, emoties en spanningen. Tijdens slaap veranderen de verbindingen tussen hersencellen: waar sommige verbindingen sterker worden zodat je dingen kunt onthouden, worden andere juist zwakker, waardoor de bijbehorende spanning wordt afgeschud.

Slecht slapen heeft averechts effect

Nu blijkt echter dat het nachtelijk afschudden van spanning voorbehouden is aan goede, maar niet aan slechte slapers. “Sterker nog, bij mensen met rusteloze nachten kan slaap zelfs een averechts effect hebben op stress, emoties en spanningen”, vertelt onderzoeker Rick Wassing op de website van het Nederlands Herseninstituut.

Slapeloosheid belangrijkste voorspeller depressie, angststoornis of PTSS

Terwijl de onderliggende mechanismen van slapeloosheid tot voor kort werden onderzocht in hersengebieden die betrokken zijn bij slaap, lijkt slapeloosheid voornamelijk een stoornis te zijn van de emotionele regulatie. De hersenen van slechte slapers beleven vervelende herinneringen van jaren geleden alsof ze op dit moment plaatsvinden. Hierbij wordt vooral het emotionele netwerk in de hersenen actief.

De wetenschappers tonen hiermee aan dat slechte slapers niet goed in staat zijn om vervelende ervaringen een plek te geven. Hiermee hebben ze een grotere kans op het ontwikkelen van een depressie, angststoornis of PTSS.

Lees de publicatie in Brain, a journal of neurology.

“Infectie met parasiet verhoogt risico op suïcide”

Een infectie met de parasiet die toxoplasmose veroorzaakt, lijkt het risico te verhogen op een poging tot suïcide of een verkeersongeluk. Dat blijkt uit een studie van psychiater Arjen Sutterland, psychiater in het Amsterdam UMC.

De parasiet die toxoplasmose veroorzaakt heet Toxoplasma gondii, kortweg Toxo. Je kunt ermee besmet raken als je in contact komt met ontlasting van katten (kattenbak, openbare zandbak of tuin) of via rauw of onvoldoende verhit vlees. Mensen merken de infectie vaak niet op omdat die zelden tot ziekteverschijnselen leidt en als dat wel zo is, zijn het vage symptomen als moeheid, lusteloosheid of soms koorts. Voor zwangere vrouwen is het een beruchte parasiet omdat een besmetting kan leiden tot een miskraam, aangeboren afwijkingen of het overlijden van het kind.

Infectie met parasiet verhoogt kans op suïcide

Sinds enkele jaren zijn er aanwijzingen dat Toxo ook een rol speelt bij zelfmoorpogingen en verkeersongelukken. Diverse onderzoeken maken melding van een verband tussen antistoffen in het bloed en een verhoogde kans op deze gebeurtenissen.  Sutterland legde samen met Franse onderzoekers al deze studies en hun uitkomsten naast elkaar.

14 van deze onderzoeken keken naar het verband tussen zelfmoord en Toxo, en 11 namen de relatie met verkeersongelukken onder de loep. Toxo lijkt het risico te verhogen op een poging tot suïcide of een verkeersongeluk.

“Mogelijk reageren geïnfecteerde personen vaker impulsief. Het is niet zo dat je geïnfecteerd raakt en dan meteen aan zelfmoord denkt. Maar als je al depressief bent en met de gedachte rondloopt dat je niet meer wil leven, dan handel je wellicht eerder daarnaar omdat je impulsiever gedrag vertoont”, vertelt Sutterland op de website van het Amsterdam UMC.

Lees het volledige interview.

Bekijk de publicatie in Psychological Medicine.