Skip to main content

Archieven: Nieuws

Nieuw screeningsinstrument voor PTSS na ongeluk kinderen

Een ongeluk bij kinderen heeft vaak gevolgen op psychisch vlak. Een aantal krijgt te kampen met Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). Maar hoe schat je het risico daarop in? En hoeveel kinderen krijgen daadwerkelijk posttraumatische stressklachten? Dat onderzocht Els van Meijel, psycholoog en postdoc onderzoeker bij Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie AMC, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie en bij de Bascule, Academisch centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Wij stelden haar een aantal vragen.

Wat is de aanleiding van het onderzoek?

‘Veel kinderen maken in hun leven op enig moment een ongeluk mee. Een deel van hen loopt lichamelijk letsel op en dat heeft vaak ook impact op hun psychische gezondheid. Hoe stel je vast wie risico loopt op psychische klachten? Hiervoor heb je een risicoscreeningslijst, nodig, waarmee je het risico op blijvende klachten kunt inschatten. In de Verenigde Staten hebben ze al zo’n lijst ontwikkeld: de STEPP. In ons onderzoek hebben we dit instrument eens goed tegen het licht gehouden: zou de STEPP ook in Nederland werken? Daarnaast keken we naar factoren als acute pijn en acute stress. Je kunt je voorstellen dat je pijn en stress ervaart als je een ongeluk hebt gehad en in de traumakamer van de Spoedeisende Hulp wordt onderzocht. Ook ouders ervaren dan vaak veel stress.’

147 deelnemende kinderen

Aan het onderzoek deden 147 kinderen tussen de 8 en 18 jaar en 135 ouders mee. ‘In het systeem van het ziekenhuis konden we zien of er kinderen waren binnengebracht na een ongeluk,’ vertelt Van Meijel. ‘Al die kinderen vroegen we of ze mee wilden doen aan een onderzoek. 147 van hen gingen op die uitnodiging in. Binnen twee weken bezochten we hen en namen we de STEPP-vragenlijst  af. Drie maanden later kregen de ouders en kinderen een follow-up bij ons in het ziekenhuis. Bij beiden, zowel ouders als kinderen, namen we een klinisch interview af over de klachten van de kinderen. En de ouders vulden nog een vragenlijst in over hun eigen klachten. Deelnemers met klachten verwezen we door voor behandeling. Twee tot vier jaar later hebben we 90 kinderen en 69 ouders nog een keer geïnterviewd en hebben de deelnemers vragenlijsten ingevuld.’

Wat is de belangrijkste conclusie van het onderzoek?

‘We hebben in ieder geval een screeningsinstrument ontwikkeld waarmee we het risico op posttraumatische stressklachten kunnen vaststellen,’ lacht Van Meijel. ‘In Nederland is de STEPP namelijk ook bruikbaar, weliswaar met een aangepast afbreekniveau. In de oorspronkelijke Amerikaanse lijst liepen ze een risico bij vier punten; in Nederland is dat twee punten. De vragen zijn wel hetzelfde gebleven. Het verschil is mogelijk te verklaren doordat wij de lijst afnamen op een kortere termijn: binnen twee weken na het ongeluk. In Amerika zat er meer tijd tussen.’

11,6% van kinderen last van PTSS

Uit het onderzoek kwam onder meer naar voren dat na drie maanden 11,6% van de kinderen PTSS had en 9,6% van de ouders ernstige posttraumatische stressklachten. Op de lange termijn bleef dat bij de kinderen ongeveer hetzelfde: 11,4%. ‘Sommige kinderen hadden therapie gehad en hadden geen klachten meer terwijl anderen met ernstige symptomen die geen behandeling kregen juist nog meer last kregen van PTSS-klachten. Kinderen die ernstige pijn rapporteerden bleken significant vaker PTSS te ontwikkelen. Ook hadden kinderen met blijvende lichamelijke beperkingen door het letsel op de lange termijn vaker PTSS. Bij hen zag je ook dat het ongeluk een negatieve impact had op relaties, school en sociale leven. Ouders die acute stress hadden ervaren, hadden op de korte en lange termijn vaker PTSS dan andere ouders. Op de lange termijn hadden ouders van kinderen met blijvende lichamelijke beperkingen ook vaker PTSS dan andere ouders. Belangrijke conclusies, want zo weet je dat je deze subgroepen in de gaten moet houden en helpen.’

Wat wordt er gedaan met de resultaten?

‘Nu krijgen kinderen meestal geen psychische hulp aangeboden,’ vertelt van Meijel. ‘Dit onderzoek laat zien dat een ongeluk wel psychische gevolgen heeft, dus dat die kinderen de juiste hulp geboden moet worden. Dat is een aanbeveling in het proefschrift. De eerste stap is screenen op risico en vervolgens moeten de kinderen en de ouders die risico lopen in de gaten worden gehouden. Ik doe ook de aanbeveling om pijn en stressniveaus te minimaliseren en traumasensitieve zorg in te voeren. Bij deze zorg is elke behandelaar zich ervan bewust dat medische handelingen en gebeurtenissen psychotraumatische stress kunnen veroorzaken. Dat is het uitgangspunt van zorg. Zo dragen we bij aan betere zorg voor deze doelgroep en kunnen we zoveel mogelijk chronische PTSS-klachten voorkomen.’

Bron proefschrift

Els van Meijel promoveerde op 13 november 2019. Haar proefschrift ‘Invisible injuries: posttraumatic stress in children, adolescents and their parents following accidents’is te downloaden via Publication online.

Subsidie voor traumabehandeling bij huiselijk geweld

Sabine van der Asdonk en Lenneke Alink van Universiteit Leiden hebben een forse subsidie gekregen om effectenonderzoek te gaan doen naar traumabehandeling bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit onderzoek maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘Geweld hoort nergens thuis’ van de Rijksoverheid.

Het meemaken van geweld tussen ouders kan zeer schadelijk zijn voor kinderen. Dit soort ervaringen leidt vaak tot traumasymptomen bij zowel het kind als de ouder die het slachtoffer is van het geweld.

Traumabehandeling bij huiselijk geweld

Er is momenteel nog weinig kennis beschikbaar over effectieve elementen en mechanismes van interventies voor getraumatiseerde gezinnen na huiselijk geweld.

Dit onderzoek heeft als doel hieraan bij te dragen door een systeemgericht interventieprogramma te ontwikkelen en op effectiviteit te toetsen. Hierbij staat de vraag centraal wanneer welke interventiecomponenten moeten worden ingezet om uiteindelijk structurele veiligheid te bereiken in gezinnen na huiselijk geweld.

 Lees meer over het onderzoeksprogramma Geweld hoort nergens thuis.

Derde aflevering documentaireserie ‘Een beetje OCD’

“Op mijn twaalfde merkte ik dat ik heel obsessieve gedachten kreeg. 10x naar het raam, anders ga je dood. Ik voelde wel aan dat het niet gewoon was, maar gaf er toch gehoor aan,” vertelt Anja openhartig in documentaireserie ‘Een beetje OCD.’

Deze serie is gemaakt door filmmaker en ervaringsdeskundige Rosemarie Hugill. Zij heeft zelf een lang gevecht met dwang achter de rug en hoopt met de documentaires het stigma rondom OCD te doorbreken. ‘Er is niet genoeg bekend over OCD in de maatschappij. Vaak zeggen mensen als grap “Ik heb ook een beetje OCD”, maar eigenlijk weten ze niet waar ze het over hebben. OCD is voor degene die het echt hebben zeker geen grap.’

Geen grap

Hugill wilde de verhalen van deze mensen vertellen. “Want: hoe opener we zijn over psychische aandoeningen, hoe meer begrip er zal groeien.” Ze hoopt dat de mensen die deze documentaires zien tenminste nooit meer voor de grap zullen zeggen dat zij ook een beetje OCD hebben.

Afleveringen

De eerste drie, indrukwekkende afleveringen zijn nu af en vertellen de verhalen van Joyce, Marcelline en Anja. In totaal zullen er sowieso vier afleveringen verschijnen. “Maar het lijkt mij heel erg leuk om hierin door te zetten en er meer te maken,” vertelt Hugill enthousiast. “Dus mochten er lezers/kijkers zijn die hun verhaal willen delen in een documentaire, dan kunnen ze contact met me opnemen via de website.” De afleveringen kun je bekijken via Hugills Vimeo-kanaal.

Positieve reacties

De reeds bestaande afleveringen vielen in goede aarde. “Wauw! Super van Joyce om dit te delen,” vindt een van de kijkers. GGZ Connect, de community voor de geestelijke gezondheidszorg schrijft: “Ik vind deze eerste documentaire oprecht, integer en informatief. En een absoluut pluspunt dat het verhaalt van de worstelingen van een jong meisje!”

NVP publiceert factsheets Systeemtherapie en Psychodynamische psychotherapie

De Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie heeft twee wetenschappelijke factsheets over psychotherapie samengesteld. De factsheets Psychodynamische psychotherapie en Systeemtherapie zijn onderdeel van een serie en geven een overzicht van de bewijskracht ten aanzien van de effectiviteit, onderbouwd met recente onderzoeken, feiten en cijfers. Beide factsheets staan op www.psychotherapie.nl

 Psychodynamische psychotherapie bij volwassenen
Deze factsheet geeft een omschrijving van psychodynamische psychotherapieën. Op basis van beschikbaar wetenschappelijke onderzoek biedt het een overzicht van de huidige bewijskracht ten aanzien van de effectiviteit ervan bij volwassenen. Het geeft antwoord op de vraag welke psychodynamische behandelingen voldoen aan de eisen voor wetenschappelijk bewijs die het Zorginstituut Nederland hanteert voor de werkzaamheid van behandelingen. De werkzaamheid van psychodynamische behandelingen is recent ook met feiten en cijfers onderbouwd in een overzichtsartikel. Dit document is samengesteld door de wetenschapsraad van de NVP in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie.

Systeemtherapie bij kinderen, jeugdigen en volwassenen
Deze factsheet geeft een omschrijving van systeemtherapie, een vorm van psychotherapie die gericht is op relaties tussen mensen. Op basis van beschikbaar wetenschappelijke onderzoek biedt het een overzicht van de huidige bewijskracht ten aanzien van de effectiviteit ervan bij specifieke (DSM- geclassificeerde) psychische stoornissen en bij andere problematiek die vaak gepaard gaat met psychische problemen, zoals relatieproblemen. Het geeft antwoord op de vraag welke systemische behandelingen voldoen aan de eisen voor wetenschappelijk bewijs die het Zorginstituut Nederland hanteert voor de werkzaamheid van behandelingen. Ook biedt het een overzicht van gezinsbehandelingen die zijn opgenomen in de database van erkende effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. Deze factsheet is samengesteld door de wetenschapsraad van de NVP in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Relatie- en gezinstherapie therapie.

Overige factsheets
De NVP-wetenschapsraad werkt onder voorzitterschap van prof. dr. Ton van Balkom verder aan de factsheets Cognitieve gedragstherapie, Groepspsychotherapie, Common Factors en Klinische psychotherapie.

Naar de factsheets

‘Gezonde voeding zorgt voor lagere kans op depressie’

Gezonde voeding zorgt voor lagere kans op depressie. Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat omega3-vetzuren een positief effect kunnen hebben in de behandeling van depressieve klachten bij volwassenen. Dit blijkt uit het onderzoeksrapport ‘Voeding en psychische gezondheid gedurende de levensloop’ van het Maastricht UMC+, de Universiteit Maastricht en de Open Universiteit in Heerlen.

De onderzoekers bundelden systematisch alle beschikbare wetenschappelijke literatuur op het gebied van voeding en psychische gezondheid. In totaal zijn 11 meta-analyses en systematische reviews gevonden waarin de relatie tussen verschillende voedingspatronen en het risico op het ontstaan van een depressie of depressieve klachten bij volwassenen werd onderzocht.

Gezonde voeding zorgt voor lagere kans op depressie

Uit de onderzochte studies blijkt een gezond voedingspatroon samen te hangen met een lagere kans op depressie of depressieve klachten. “Het aanhouden van een gezond voedingspatroon is belangrijk, niet alleen om fysieke klachten te voorkomen, maar ook voor je psychische gezondheid”, verelt dr. Anke Oenema, die het onderzoek leidde, op de website van het MUMC.

Bovendien is er  zeer zwak tot matig sterk bewijs dat bij een klinische populatie met of zonder comorbiditeit het aannemen van een gezonder voedingspatroon kan leiden tot een verbetering van de depressie of depressieve klachten.

Omega-3 vetzuren verminderen depressie

Verder zijn er positieve effecten waarneembaar van omega3-vetzuren in het verminderen van klachten bij een depressieve stoornis. Suppletie van omega3-vetzuren is het meest effectief in het verminderen van depressieve klachten, wanneer dit wordt gegeven als aanvulling op de behandeling met antidepressiva en wanneer EPA dominante samenstellingen van omega3-vetzuren worden gebruikt.

“Onze studie levert ook nieuwe aanknopingspunten”, zegt Oenema. “Zo wordt het innemen van omega3-vetzuren bijvoorbeeld nog niet als standaard behandeladvies beschreven bij depressie.”

Drie leeftijdscatergorieën onderzocht

Het onderzoeksteam nam in totaal drie leeftijdscategorieën onder de loep: prenataal en kinderleeftijd (tot 12 jaar), adolescenten (12-25 jaar) en volwassenen (>25 jaar). In de jongste categorie zijn er vooral veel studies gedaan naar de relatie tussen voeding en het risico op ADHD en autismespectrum-stoornissen.

Bij adolescenten is nog weinig onderzoek gedaan naar de relatie tussen voeding en psyche, dat terwijl deze groep relatief vatbaar is voor het ontwikkelen van psychische problemen. Volgens Oenema is er nog wel een wereld te winnen: “In de adolescentie komen de meeste psychische stoornissen voor en juist daar ontbreekt het aan voldoende onderzoek.”

Bron:  ‘Voeding en psychische gezondheid gedurende de levensloop’

‘Weinig bewijs voor huidige theorieën van depressie’

Biologische en psychologische theorieën van depressie vertellen waarom en hoe een depressie ontstaat, maar in hoeverre kloppen deze theorieën? De onderzoeksgroep van prof. dr. Claudi Bockting, hoogleraar Klinische psychologie in de psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), zocht het uit met twee meta-analyses van het wetenschappelijk onderzoek tot dusver. Voor alle heersende theorieën blijkt de bewijslast niet groot.

‘De behandeling van depressie kan effectief zijn, maar dat geldt helaas maar voor een deel van de mensen. Ook zijn de behandelingen in de afgelopen jaren niet effectiever geworden’aldus Bockting op de website van de UvA. ‘Dit leidde tot de vraag of de theorieën die ten grondslag liggen aan de gangbare behandelingen voor depressie, wel kloppen en hier onderzoek naar te gaan doen.’

Biologische theorieën van depressie

Met haar onderzoeksteam met Marlies Brouwer en Mitzy Kennis voerde Bockting twee meta-analyses uit: een gericht op biologische theorieën en een gericht op psychologische theorieën. Biologische hypotheses stellen dat veranderingen in de biologie van mensen mogelijk ten grondslag liggen aan het ontstaan van en de terugval naar depressieve stoornissen. In de eerste meta-analyse onderzocht het team of hiervoor hard bewijs is te vinden in de studies die tot dusver zijn uitgevoerd. De onderzoekers richtten zich in de analyse op neuroimaging, gastro-intestinale factoren, immunologie, neurotrofe factoren, neurotransmitters, hormonen en oxidatieve stress.

Wat bleek? Er zijn maar weinig studies gedaan naar de neurobiologische theorieën van depressie. En uit dat weinige onderzoek komt naar voren dat uitsluitend het immuunsysteem en het stresshormoon cortisol een voorspellende waarde hebben voor een depressie. Maar dit resultaat werd alleen gevonden als in de studies gekeken was naar mensen die op dat moment al depressieve klachten hadden. Het immuunsysteem en cortisol hadden geen voorspellende waarde voor het ontstaan van een depressie bij mensen die nog geen depressieve klachten hebben.

Psychologische theorieën van depressie

In de andere analyse ging Bockting’s team op zoek naar bewijs voor de heersende psychologische theorieën en hun factoren in relatie tot terugval naar depressie. De psychologische factoren die verondersteld worden verantwoordelijk te zijn voor een terugval van de depressieve stoornis (MDD), zijn ruwweg afkomstig uit vijf hoofdtheorieën: cognitief, diathesestress (kwetsbaarheid voor stress), gedragsmatig, psychodynamisch en op persoonlijkheid gebaseerd. De onderzoekers zochten naar alle wetenschappelijke publicaties waarin vanuit deze theorieën onderzoek is gedaan naar factoren die aan een klinische depressie voorafgaan.

‘Ook hier bleek dat het aantal studies gering was. Uit deze publicaties blijkt wel dat de cognitieve, gedrags- en persoonlijkheid-gerelateerde theorieën de ontwikkeling van een depressie deels voorspellen’, vertelt Brouwer. Voor de psychodynamische theorie, zoals die van Freud, werd geen bewijs gevonden. En opmerkelijk is dat we geen enkele gepubliceerde studie konden vinden waarin onderzoek is gedaan naar de persoonlijke kwetsbaarheden samen met stress, ondanks dat dit een van de heersende theorieën is.’

Minder bewijslast dan gedacht

De algehele conclusie van het team is dat alle bestaande theorieën veel minder bewijslast hebben dan wordt gedacht. Deze conclusie biedt mogelijk een verklaring voor het feit dat een toename in de effecten van behandelingen in de afgelopen decennia zijn uitgebleven. Bockting gaat daarom met het nieuwe Centre for Urban Mental Health van de UvA, waarvan zij codirecteur is, werken aan nieuwe theorievorming. Binnen het centrum gaat zij met collega’s uit verschillende wetenschappelijke disciplines op zoek naar nieuwe aangrijpingspunten om veelvoorkomende psychische klachten en stoornissen – angst, depressie en verslaving – te voorkomen en te behandelen.

‘Daarbij maken we gebruik van complexe dynamische modellen om psychische klachten en stoornissen beter te kunnen begrijpen’, licht Bockting toe. ‘Hiermee willen we nieuwe aangrijpingspunten vinden voor de preventie en behandeling van depressie, angst en verslaving in een stedelijke setting.’

Bronnen:

ScienceDirect
Moleculair Psychiatry

Niveau van psychische problemen onder Nederlandse jeugd sinds 2013 stabiel

Tussen 2009 en 2013 zijn emotionele problemen en psychosomatische klachten onder Nederlandse jongeren toegenomen, en is de levenstevredenheid afgenomen. Dit geldt met name voor meisjes. Na 2013 zijn psychische problemen onder Nederlandse jongeren gestabiliseerd. Dat concluderen jeugdonderzoekers aan de Universiteit Utrecht.

Jeugdonderzoekers Gonneke Stevens en Margreet de Looze werken aan het grootschalige HBSC-onderzoek, een internationaal onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van scholieren.

Ervaren druk onder schoolwerk toegenomen

Stevens laat weten dat sinds 2009 de ervaren druk door schoolwerk enorm toegenomen is. “De sterkste toename van deze ervaren druk is zichtbaar onder VWO-meisjes”, vertelt zij op de website van de Universiteit Utrecht. En jongeren die veel druk door schoolwerk ervaren, rapporteren ook meer emotionele problemen, psychosomatische klachten en minder levenstevredenheid. “We hebben sterke aanwijzingen dat de stijging in ervaren druk door schoolwerk tussen 2009 en 2013 de stijging in emotionele problemen, psychosomatische klachten en de daling in levenstevredenheid in dezelfde periode grotendeels verklaart.”

Niveau psychische problemen onder Nederlandse jeugd nu stabiel

Hoewel de druk door schoolwerk ook tussen 2013 en 2017 is toegenomen, is het niveau van psychische problemen onder de Nederlandse jeugd sinds 2013 stabiel, zowel voor de jongens als de meisjes. Stevens: “Deze stabilisering hangt samen met de toename van steun van ouders, en een afname van pesten op school tussen 2013 en 2017. De steun van ouders en de afname in pesten lijken dus als een buffer te fungeren tegen de toenemende schooldruk in deze periode.”

De bevindingen van deze en andere onderzoekers op het gebied van welzijn van de Nederlandse jeugd worden vandaag  gepresenteerd op het symposium Vroeger was alles beter? Psychische problemen bij jongeren. 

Bron: Universiteit Utrecht

Online training ‘Preventie van depressie’ vernieuwd

Als zorgprofessionals depressieve klachten beter herkennen, kan het aantal mensen met een depressie afnemen. De vernieuwde e-learning ‘Preventie van depressie’ van het Trimbos-instituut moet daar een bijdrage aan leveren.

In deze online training leren wijkverpleegkundigen, praktijkondersteuners huisartsenzorg, maatschappelijk werkenden en ouderenadviseurs hoe zij depressieve klachten bij cliënten kunnen herkennen, bespreekbaar maken en waar mogelijk voorkomen. Tevens leren zij cliënten te adviseren en motiveren om preventieve actie te ondernemen en vrouwen op een goede manier door te verwijzen en monitoren. In zes lessen van dertig minuten volgen deelnemers door middel van korte video’s casussen van cliënten.

E-learning Preventie van depressie

De oorspronkelijke training is in 2012 ontwikkeld door het Trimbos-instituut in samenwerking met de GGD Hollands Midden en het Leids Universitair Medisch Centrum. Dit garandeert een combinatie van actuele wetenschappelijke kennis met ervaring uit de praktijk.

De inhoud van de e-learning is nu in een geheel nieuw systeem gezet, waardoor het volgen van de training een stuk gebruiksvriendelijker en leuker is geworden. De e-learning is geaccrediteerd voor verpleegkundig specialisten (VSR, 3 punten), Kwaliteitsregister V&V en Register Zorgprofessionals (3 punten), NVvPO (3 punten) en Registerplein (3 punten).

Voor wie is de e-learning?

De e-learning richt zich wijkverpleegkundigen, praktijkondersteuners huisartsenzorg, maatschappelijk werkenden en ouderenadviseurs. Zij kunnen als zorgverlener een belangrijke bijdrage leveren aan de preventie van depressie, doordat zij direct contact hebben met de doelgroep.

Met een betere herkenning en preventie kan het aantal mensen met depressieve klachten en depressie afnemen. Een belangrijke eerste stap hierin is het tijdig signaleren van (beginnende) depressieve klachten.

Bron: Trimbos-instituut

Nieuw centrum voor onderzoek naar psychische problemen bij mensen die in de stad wonen

Mensen die in de stad wonen, krijgen relatief vaak te maken met psychische problemen en aandoeningen zoals depressie, angst en verslaving. Meer dan 50 procent van de wereldbevolking leeft in stedelijk gebied en naar verwachting stijgt dit aantal in 2050 tot bijna 70%. Het onlangs geopende Centre for Urban Mental Health van de Universiteit van Amsterdam (UvA) wil hier – met een radicaal nieuwe aanpak – verandering in brengen.

Waarom floreert de één in de stad, terwijl de ander vast komt te zitten? Deze vraag vormt het uitgangspunt van het onderzoek van het Centre for Urban Mental Health, waarin de UvA de komende vijf jaar 10 miljoen euro investeert. De focus ligt op angst, depressie en verslaving, de drie meest voorkomende psychische problemen en aandoeningen.

Psychische problemen bij mensen die in de stad wonen

Bij psychische aandoeningen spelen veel aspecten een rol, zoals (neuro)biologische, genetische, cognitieve, aangeleerde en sociaaleconomische- factoren, maar ook familie is van invloed en bijvoorbeeld de buurt waarin iemand woont. Daarnaast zijn er ook nog de factoren die van invloed zijn op iemands kwetsbaarheid, bijvoorbeeld eenzaamheid, slaapproblemen of een slechte lichamelijke gezondheid.

Traditioneel wordt in onderzoek naar psychische aandoeningen meestal gekeken naar één specifieke factor op één moment, waarbij de samenhang tussen deze factoren niet meegenomen wordt. Hierdoor krijgt de wetenschap onvoldoende grip op hoe al die verschillende aspecten elkaar beïnvloeden op verschillende tijdstippen en wordt er onvoldoende vooruitgang geboekt in behandeling.

Zo reageert circa de helft van de patiënten met een depressie niet op behandeling en bij diegenen bij wie het wel werkt, keren de psychische problemen na verloop van tijd vaak terug. Bij middelenverslaving reageren de meeste mensen wel op behandeling, maar valt na een aantal jaar ongeveer de helft (afhankelijk van het middel) terug.

Lees meer over het Centre for Urban Mental Health op de website van de UvA. 

Korte zeer intensieve behandelprogramma’s voor dwangstoornissen

Exposure in vivo met responspreventie is de eerste voorkeur voor behandeling van dwangstoornissen volgens de multidisciplinaire richtlijn angststoornissen. Deze behandeling leidt gemiddeld tot een groot effect van = 2.00. De behandeling duurt gemiddeld 20 sessies, wat vrij veel is. Op diverse plaatsen in Europa wordt sinds kort gewerkt met korte zeer intensieve behandelprogramma’s voor de behandeling van dwangstoornissen.

Noors kort behandelprogramma

Een artikel van dat deze zomer op de website van de VGCt verscheen, geeft een update over de wetenschappelijke evidentie voor een Noorse korte behandeling. Het gaat om de zogenoemde ‘Bergen 4-day treatment methode’.   Daarnaast lees je in het artikel in hoeverre deze intensieve behandelvorm onder andere bij ProPersona, GGZ inGeest en bij de Bascule in Nederland wordt aangeboden.

Naar het artikel