Nieuw screeningsinstrument voor PTSS na ongeluk kinderen
Een ongeluk bij kinderen heeft vaak gevolgen op psychisch vlak. Een aantal krijgt te kampen met Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). Maar hoe schat je het risico daarop in? En hoeveel kinderen krijgen daadwerkelijk posttraumatische stressklachten? Dat onderzocht Els van Meijel, psycholoog en postdoc onderzoeker bij Amsterdam Universitair Medische Centra, locatie AMC, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie en bij de Bascule, Academisch centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Wij stelden haar een aantal vragen.
Wat is de aanleiding van het onderzoek?
Veel kinderen maken in hun leven op enig moment een ongeluk mee. Een deel van hen loopt lichamelijk letsel op en dat heeft vaak ook impact op hun psychische gezondheid. Hoe stel je vast wie risico loopt op psychische klachten? Hiervoor heb je een risicoscreeningslijst, nodig, waarmee je het risico op blijvende klachten kunt inschatten. In de Verenigde Staten hebben ze al zon lijst ontwikkeld: de STEPP. In ons onderzoek hebben we dit instrument eens goed tegen het licht gehouden: zou de STEPP ook in Nederland werken? Daarnaast keken we naar factoren als acute pijn en acute stress. Je kunt je voorstellen dat je pijn en stress ervaart als je een ongeluk hebt gehad en in de traumakamer van de Spoedeisende Hulp wordt onderzocht. Ook ouders ervaren dan vaak veel stress.
147 deelnemende kinderen
Aan het onderzoek deden 147 kinderen tussen de 8 en 18 jaar en 135 ouders mee. In het systeem van het ziekenhuis konden we zien of er kinderen waren binnengebracht na een ongeluk, vertelt Van Meijel. Al die kinderen vroegen we of ze mee wilden doen aan een onderzoek. 147 van hen gingen op die uitnodiging in. Binnen twee weken bezochten we hen en namen we de STEPP-vragenlijst af. Drie maanden later kregen de ouders en kinderen een follow-up bij ons in het ziekenhuis. Bij beiden, zowel ouders als kinderen, namen we een klinisch interview af over de klachten van de kinderen. En de ouders vulden nog een vragenlijst in over hun eigen klachten. Deelnemers met klachten verwezen we door voor behandeling. Twee tot vier jaar later hebben we 90 kinderen en 69 ouders nog een keer geïnterviewd en hebben de deelnemers vragenlijsten ingevuld.
Wat is de belangrijkste conclusie van het onderzoek?
We hebben in ieder geval een screeningsinstrument ontwikkeld waarmee we het risico op posttraumatische stressklachten kunnen vaststellen, lacht Van Meijel. In Nederland is de STEPP namelijk ook bruikbaar, weliswaar met een aangepast afbreekniveau. In de oorspronkelijke Amerikaanse lijst liepen ze een risico bij vier punten; in Nederland is dat twee punten. De vragen zijn wel hetzelfde gebleven. Het verschil is mogelijk te verklaren doordat wij de lijst afnamen op een kortere termijn: binnen twee weken na het ongeluk. In Amerika zat er meer tijd tussen.
11,6% van kinderen last van PTSS
Uit het onderzoek kwam onder meer naar voren dat na drie maanden 11,6% van de kinderen PTSS had en 9,6% van de ouders ernstige posttraumatische stressklachten. Op de lange termijn bleef dat bij de kinderen ongeveer hetzelfde: 11,4%. Sommige kinderen hadden therapie gehad en hadden geen klachten meer terwijl anderen met ernstige symptomen die geen behandeling kregen juist nog meer last kregen van PTSS-klachten. Kinderen die ernstige pijn rapporteerden bleken significant vaker PTSS te ontwikkelen. Ook hadden kinderen met blijvende lichamelijke beperkingen door het letsel op de lange termijn vaker PTSS. Bij hen zag je ook dat het ongeluk een negatieve impact had op relaties, school en sociale leven. Ouders die acute stress hadden ervaren, hadden op de korte en lange termijn vaker PTSS dan andere ouders. Op de lange termijn hadden ouders van kinderen met blijvende lichamelijke beperkingen ook vaker PTSS dan andere ouders. Belangrijke conclusies, want zo weet je dat je deze subgroepen in de gaten moet houden en helpen.
Wat wordt er gedaan met de resultaten?
Nu krijgen kinderen meestal geen psychische hulp aangeboden, vertelt van Meijel. Dit onderzoek laat zien dat een ongeluk wel psychische gevolgen heeft, dus dat die kinderen de juiste hulp geboden moet worden. Dat is een aanbeveling in het proefschrift. De eerste stap is screenen op risico en vervolgens moeten de kinderen en de ouders die risico lopen in de gaten worden gehouden. Ik doe ook de aanbeveling om pijn en stressniveaus te minimaliseren en traumasensitieve zorg in te voeren. Bij deze zorg is elke behandelaar zich ervan bewust dat medische handelingen en gebeurtenissen psychotraumatische stress kunnen veroorzaken. Dat is het uitgangspunt van zorg. Zo dragen we bij aan betere zorg voor deze doelgroep en kunnen we zoveel mogelijk chronische PTSS-klachten voorkomen.
Bron proefschrift
Els van Meijel promoveerde op 13 november 2019. Haar proefschrift Invisible injuries: posttraumatic stress in children, adolescents and their parents following accidentsis te downloaden via Publication online.