Skip to main content

Archieven: Nieuws

Podcast over dwangstoornissen

De VGCt,  Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën, maakt een serie podcasts over psychische aandoeningen en de behandeling hiervan. Onlangs verscheen de zesde aflevering van de VGCt-podcast waarin Henny Visser, psycholoog en onderzoeker bij GGZ Centraal, uitleg geeft over dwangstoornissen, ook wel OCD (Obsessive Compulsive Disorder) genoemd.

Verschillende uitingsvormen van OCD

We kennen OCD vooral van voorbeelden als het dwangmatig handen wassen en het gas controleren. Maar OCD kent veel meer vormen, en juist daarom duurt het vaak onnodig lang voordat een diagnose wordt gesteld. Henny Visser, psycholoog en onderzoeker bij GGZ Centraal vertelt in de podcast over de verschillende uitingsvormen van OCD.  Hoe past angst om homoseksueel te zijn in het OCD-plaatje? Hoe pak je dwangmatige gedachten aan in CGt? Wat doe je als cliënten te angstig zijn voor exposure? Ook de behandelvorm Inference Based Approach (IBA) komt aan bod.

Bonustrack

Wil je weten hoe Henny Visser denkt over OCD in tijden van COVID-19? Luister dan ook de bonustrack!

Naar de podcasts

Wil je meer weten over dwangstoornissen_ Kijk dan op OCDnet.nl

 

Meer inzicht effecten SSRI’s tijdens zwangerschap dankzij proefdieronderzoek

Naar schatting gebruikt 2,5 tot 5,5% van alle zwangere vrouwen SSRI’s, selectieve serotonine heropname remmers om de depressieve klachten te verminderen. Antidepressiva die als vrij veilig voor een ongeboren baby worden gezien, maar de effecten werken lange tijd door, misschien zelfs tot in de volwassenheid. Over deze langetermijneffecten is vrijwel niets bekend, daarom zoomde Anouschka Ramsteijn tijdens haar promotieonderzoek in op dit onderwerp. Zij is promovenda neurobiology in het lab van professor Jocelien Olivier aan de Universiteit van Groningen en wij mochten haar een aantal vragen stellen over haar onderzoek.

Wat hebben jullie precies onderzocht?

‘Ons onderzoek richtte zich op het gebruik van een specifiek soort antidepressiva tijdens zwangerschap,’ begint Ramsteijn haar uitleg. Meer dan 2% van alle zwangere vrouwen wordt behandeld met SSRI’s. Dit veelgebruikte antidepressivum kan bij gebruik tijdens de zwangerschap tot in de late jeugd gedragseffecten hebben bij nakomelingen. We weten alleen nog niet exact welke. Wel weten we dat SSRI’s aangrijpen op het serotonine-systeem in onze hersenen. Dat speelt weer een grote rol bij de ontwikkeling en rijping van de hersenen. In ons onderzoek hebben we gekeken welk effect SSRI-gebruik heeft op ratten.’

Waarom dierexperimenten?

‘Er wordt veel onderzoek gedaan naar kinderen die zijn blootgesteld aan SSRI’s. Deze studies kennen echter een aantal grenzen. Zo is het lastig om een controlegroep te vinden. Om het pure effect van SSRI’s te vinden, wil je de kinderen die zijn blootgesteld aan antidepressiva vergelijken met kinderen waarvan de moeders geen middelen gebruikten. Maar deze moeder zijn waarschijnlijk ook minder ernstig depressief, waardoor je vervolgens niet met zekerheid weet of de verschillen komen door de SSRI’s of de ernstigere depressie. Depressieve klachten bij de moeder kunnen namelijk soortgelijke effecten hebben op een kind. Een goede controlegroep vinden is in onderzoek bij mensen daarom een haast onmogelijke opgave; een dierexperiment kun je nauwkeurig controleren.’

Hersenonderzoek geeft details bloot

‘Bovendien kun je dierenhersenen tot in detail onderzoeken. Ratten zijn erg sociale dieren en reageren ongeveer hetzelfde als mensen op medicijnen en ziekten. Hun hersenen verschillen wel wat van die van een mens – al is het maar vanwege de grootte en complexiteit. Toch zijn alle belangrijke basiselementen er. We weten uit eerdere studies dat hun hersenontwikkeling eigenlijk hetzelfde verloopt als bij ons. De timing is ietsje anders: qua hersenontwikkeling zijn de eerste twee levensweken van ratjes vergelijkbaar met het derde trimester van een zwangerschap bij mensen.’

Opzet onderzoek

Hoe was jullie onderzoek opgezet? ‘Allereerst hebben we met een meta-analyse in kaart gebracht tot welke conclusies eerdere onderzoeken kwamen,’ antwoordt Ramsteijn. Ze vervolgt: ‘Vervolgens verdeelden we in ons eigen experiment de moeder-ratten onder in vier groepen; ratjes mét depressie-achtige symptomen die behandeld zijn met antidepressiva of juist met een placebo, en ratjes zónder depressie-achtige symptomen die behandeld zijn met antidepressiva of juist met een placebo. Alle moeder-ratten hebben het zogeheten heterozygote serotonine transporter (SERT) genotype. Een genotype bestaat uit al het celmateriaal dat een ratje erft van zijn ouders. Vrouwtjes met het heterozygote SERT-genotype hebben een kwetsbaarheid voor depressie. Door stress bij hen te veroorzaken, kregen ze depressie-achtige symptomen.

Wat waren de belangrijkste conclusies?

‘De belangrijkste is wel dat ratten ander gedrag vertonen bij blootstelling aan antidepressiva. Mannelijke nakomelingen lieten sterkere gedragseffecten zien dan vrouwtjes: zij werden minder actief, speelden minder met andere baby-ratjes en kwamen soms angstiger over. Hoe die gedragseffecten precies tot stand komen, hebben we geprobeerd uit te zoeken door het microbioom, de placenta en de hersenen te onderzoeken. Wel ontdekten we dat antidepressiva de bacteriën in darmen (het microbioom) van de moeder beïnvloeden. Die bacteriën produceren metabolieten die de ontwikkelende foetus kunnen bereiken.”. Of en hoe dit de hersenontwikkeling beïnvloedt is voer voor toekomstig onderzoek.’

Placenta-afwijkingen en hersenonderzoek ratjes

‘Daarnaast hebben we de placenta’s en hersenen van de ratjes onder de loep genomen. Met name de hersenafwijkingen konden we mooi linken aan het gedrag. We vonden dat ratjes, vooral mannetjes, na blootstelling aan antidepressiva afwijkingen hadden in twee hersengebieden, namelijk de prefrontale cortex en basolaterale amygdala. Twee gebieden die een rol spelen bij emotioneel en cognitief gedrag. In de prefrontrale cortex werd meer genexpressie van myeline, witte stof, gevonden en in de basolaterale amygdala juist minder. Ons vermoeden is dat dit komt doordat antidepressiva effect hebben op hoe snel de hersenen ontwikkelen.

Welke toepassingen ziet u voor de klinische praktijk?

‘In de klinische praktijk is het niet direct toepasbaar,’ stelt Ramsteijn. ‘Wel biedt het handvatten voor nader onderzoek bij mensen. ‘Zo kun je bij mensen ook het microbioom onder de loep nemen door de ontlasting te vergelijken. De inzichten over de mogelijk versnelde hersenontwikkeling is ook te gebruiken bij mensen. Zo kun je bij hen ook hersenscans nemen vanaf de kindertijd. En dan over langere tijd een aantal keer, bijvoorbeeld één keer per jaar.’

Onderzoek moet afbouw antidepressiva verbeteren: TAPER-AD

Hoe bouw je het gebruik van antidepressiva veilig af en zonder al te grote problemen? Dat is een vraag die veel patiënten en behandelaars bezighoudt. Met de subsidie van ZonMw van anderhalf miljoen euro gaan Amsterdam UMC en Radboudumc hiernaar onderzoek doen. Dit TAPER-AD onderzoek is wereldwijd de eerste robuuste studie die direct twee methodes van afbouwen met elkaar vergelijkt.

Onderzoeker en psychiater Christiaan Vinkers, Amsterdam UMC: “Veel patiënten stoppen op een gegeven moment met hun antidepressivum. Bijvoorbeeld omdat het al een tijd goed gaat of omdat ze last hebben van bijwerkingen”. Mede-onderzoeker en psychiater Eric Ruhé, Radboudumc voegt toe: “Er is nauwelijks onderzoek gedaan hoe stoppen het beste kan. Dat is eigenlijk best vreemd als je bedenkt hoeveel mensen deze medicatie gebruiken.”

Meer dan een miljoen

In Nederland krijgen jaarlijks meer dan een miljoen mensen antidepressiva voorgeschreven. Niet iedereen hoeft deze medicijnen langdurig te gebruiken. Een groot deel van de patiënten stopt daarom op een gegeven moment met het slikken van antidepressiva. Bij een deel van de patiënten die willen afbouwen, gaat dit niet zonder problemen. Vooral bij lagere doseringen krijgen patiënten ontwenningsverschijnselen die lijken op een terugval van de depressie.

Gebrek aan kennis om het beste af te bouwen

“Deze afbouwproblemen komen veel voor bij de veelgebruikte antidepressiva paroxetine en venlafaxine”, zegt Vinkers, “Bij artsen en patiënten ontbreekt echter de kennis om op een goede manier af te bouwen en bij patiënten kan het idee om met medicatie te stoppen onzekerheid en angst voor verslechtering oproepen.” Via een recent verschenen multidisciplinair document zijn er wel aanbevelingen voor antidepressiva-afbouw, maar echt wetenschappelijke ondersteuning ontbreekt tot op heden.

Twee manieren, twee medicijnen

Onderzoekers gaan nu samen met onder andere de Depressie Vereniging kijken naar de beste manier om af te bouwen. Ruhé: “We vergelijken de gebruikelijke en langzamere afbouw bij paroxetine en venlafaxine. Deze twee veelgebruikte antidepressiva zijn het lastigst af te bouwen. We onderzoeken bijvoorbeeld of de ene manier van afbouwen meer ontwenningsverschijnselen geeft dan de andere. Maar ook of de kans groter is dat bij een van de twee afbouwstrategieën de depressie op langere termijn terugkeert. Verder kijken we naar de effectiviteit, de kwaliteit van leven en de kosteneffectiviteit. Met deze kennis zijn patiënten, artsen én beleidsmakers straks zeer geholpen.”

Grote lacune

De Depressie Vereniging is blij met deze studie. Ook bij hen is er verbazing dat er zo opvallend weinig bekend is over de afbouw van antidepressiva. Woordvoerder Bart Groeneweg: “Er is echt meer kennis nodig over de beste manier van afbouwen. We weten dat het bij een groep patiënten nu problematisch verloopt. Zo melden zij klachten als duizeligheid, misselijkheid, lethargie, tremor, anorexie en hoofdpijn. Dit onderzoek kan een grote lacune in de kennis over afbouw vullen. Veel patiënten kunnen hiervan straks profiteren.” Ook Zorgverzekeraars Nederland is verheugd over dit unieke onderzoek. Hierdoor kunnen artsen en patiënten straks op basis van wetenschappelijk onderzoek samen de juiste zorg kiezen bij het afbouwen van antidepressiva, stellen zij.

Brede samenwerking

De TAPER-AD studie maakt gebruik van de infrastructuur die de landelijke OPERA studie al heeft opgebouwd. OPERA onderzoekt wie er wanneer kan stoppen met antidepressiva, terwijl TAPER-AD kijkt naar hoe je moet stoppen. Via de samenwerking met OPERA zijn ook UMCG, LUMC en Erasmus MC bij TAPER-AD betrokken. Daarnaast ondersteunen het NHG, de NVvP, de KNMP en NedKAD het onderzoek.

De SAM studie: onderzoek naar een nieuwe behandeling voor depressie na jeugdtrauma

Na een jeugdtrauma zorgen aanpassingen in het DNA voor veerkrachtige reacties op stress in de toekomst. Maar bij mensen met jeugdtrauma die depressies ontwikkelen, blijken deze genetische aanpassingen niet plaats te vinden. De genen die belangrijk zijn voor onze veerkracht zijn bij hen minder actief.

SAM studie

De SAM studie onderzoekt of deze genetische aanpassing alsnog te maken is door behandeling met het medicijn SAMe samen met traumatherapie (EMDR). De verwachting is dat hierdoor depressieve klachten afnemen en veerkracht duurzaam bevorderd wordt. Hiermee wordt een nieuwe behandeling onderzocht voor mensen met een jeugdtrauma, die veel last hebben van depressieve episodes.

Meedoen met dit onderzoek?

Het onderzoek richt zich op volwassenen tussen 18 en 65 jaar oud die op het moment van deelname last hebben van een depressieve episode en een jeugdtrauma doorgemaakt hebben.
Heeft u interesse, bent u benieuwd of u in aanmerking komt voor deelname, of bent u verwijzer?
Neem contact op met de onderzoekers via SAM@umcutrecht.nl of kijk op de website.

Looptijd en onderzoekers

De SAM studie loopt van juni 2019 t/m juni 2022 in het UMC Utrecht.
Studiecoördinator: drs. Anne Alkema, psychiater in opleiding
Hoofdonderzoeker: dr. Marco Boks, psychiater

Meer informatie

https://www.umcutrecht.nl/nl/ziekenhuis/wetenschappelijk-onderzoek/de-sam-studie

Suïcide bij jongeren in 2019: duiding van de cijfers

In 2019 overleden in Nederland 1.811 mensen door suïcide, 18 (1%) minder dan in 2018 (CBS). Hoewel het aantal zelfdodingen het grootst is onder mensen van middelbare leeftijd, overlijden jaarlijks in Nederland rond de 50 tieners door zelfdoding. Op verzoek van het Ministerie van VWS heeft 113 Zelfmoordpreventie suïcide bij jongeren in 2019 nader geanalyseerd en vergeleken met de cijfers in 2018.

113 Zelfmoordpreventie heeft toegang tot de microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek met gegevens van alle Nederlandse ingezetenen.

Duiding van de cijfers

Met deze data heeft 113 Zelfmoordpreventie een bestand gemaakt van iedereen die aan zelfdoding is overleden, met een koppeling met geslacht van de overledene, de leeftijd, het jaar van overlijden, land van herkomst, locatie van zelfdoding en woonprovincie. Het betreft een duiding van de cijfers bekend bij het CBS en niet een uitgebreide analyse onder nabestaanden zoals gedaan onder jongeren overleden in 2017.

Suïcide bij jongeren in 2019

Uit de duiding blijkt dat zelfdoding onder jongeren vooral gebeurt onder oudere tieners en toeneemt onder jongeren met een migratieachtergrond. Iets meer dan de helft van de in 2019 door zelfdoding overleden jongeren woonde in de provincies
Gelderland, Noord-Holland of Zuid-Holland.

Bron: 113 Zelfmoordpreventie

Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem via de chat op www.113.nl of bel 113 (gebruikelijke telefoonkosten) of 0800-0113 (gratis).

Nederlandse kinderen vaker last van angst en somberheid door coronamaatregelen

Nederlandse kinderen voelen zich minder gezond en hebben vaker last van angst en somberheid door de coronamaatregelen. Dat blijkt uit onderzoek van het Emma Kinderziekenhuis Amsterdam UMC tijdens de eerste lockdown.

Arne Popma, hoogleraar Kinder- en jeugdpsychiatrie, pleit ervoor om van de mentale gezondheid van de Nederlandse jeugd een gezamenlijke maatschappelijke prioriteit te maken.

Angst en somberheid door coronamaatregelen

Circa 1000 kinderen en jongeren tussen de 8 en 18 jaar deden in april 2020 mee aan het onderzoek. De voorlopige resultaten laten zien dat, vergeleken met 2018, deze kinderen aangeven dat ze zich minder gezond voelen en minder contact hebben met leeftijdgenoten.

Ze hebben vijf procent meer slaapproblemen, zeven procent meer boosheid, een stijging van tien procent aan somberheid en maar liefst vijftien procent meer angstklachten. Het percentage kinderen met dusdanig ernstige angstklachten dat er op zijn minst hulp aangeboden zou moeten worden, verdubbelde van acht naar zestien procent.

Veerkrachtig blijven ontwikkelen

Volgens Popma is het een randvoorwaarde dat de hulpverleners voldoende snel getest kunnen worden en voldoende beschermingsmaterialen hebben. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft samen met partners in Zorg voor de Jeugd adviezen opgesteld voor professionals, ouders en beleidsmakers die erop gericht zijn dat jongeren zich zo veerkrachtig mogelijk blijven ontwikkelen.

Lees het hele artikel op de website van Amsterdam UMC.

Posterprijs NedKAD/OCDnet-conferentie naar Depressie Connect!

Ieder jaar wordt tijdens de NedKAD-conferentie een prijs uitgereikt aan posters die tijdens de conferentie op de postermarkt getoond worden. Dit jaar ging de prijs naar Dorien Smit voor haar poster over het onderzoek naar Depressie Connect, een project en onderzoek door Radboud UMC, Pro Persona en de Depressie Vereniging.

Onderzoek naar Depressie Connect

Depressie Connect is een digitaal forum voor (naasten van) mensen met een depressie. Het is een digitale plek waar mensen (eventueel anoniem) veilig en afgeschermd in contact kunnen komen met anderen. Depressie Connect bestaat uit twee van elkaar afgescheiden community’s; één voor mensen met een depressie(verleden) en één voor naasten van mensen met een depressie.
Depressie Connect is binnen een jaar uitgegroeid tot een levendig forum van meer dan 1300 gebruikers, waar mensen elkaar ondersteuning bieden in het omgaan met depressie. De  kracht van het forum zit in een hecht team van ervaringsdeskundige moderatoren.
Momenteel worden twee onderzoeken uitgevoerd naar Depressie Connect. Een kwalitatief onderzoek naar effecten voor gebruikers. Hiervoor zijn 15 gebruikers van het forum geïnterviewd. Uit de resultaten blijkt o.a. dat mensen zich meer verbonden voelen en de inzichten die zij opdoen op het forum inzetten om op hun eigen leven met depressie te reflecteren.  Tevens wordt er een kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar empowerment.

Bekijk de poster voor details over het onderzoek.

Depressie Connect is tot stand gekomen door samenwerking tussen Radboud UMC, Pro Persona en de Depressie Vereniging. Het is het resultaat van onderzoek naar ervaringskennis bij depressie: De Kracht van Depressie. Meer informatie over Depressie Connect kunt u vinden  de website van de Depressie Vereniging.

 

 

Start onderzoek naar therapievorm met paarden bij veteranen met PTSS

Op 1 oktober jl. is het onderzoek Horse Power van start gegaan naar een therapievorm met paarden bij veteranen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Horse Power is een initiatief van de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht met advies van de Militaire Geestelijk Gezondheidszorg (MGGZ) van Defensie en wordt uitgevoerd op Stal Groenendaal in Bunschoten.

Menig militair beleeft ingrijpende gebeurtenissen tijdens een uitzending. Soms zijn deze ervaringen zo traumatisch, dat ze er ook na afloop van de missie onder lijden en PTSS ontwikkelen. Dit belemmert terugkerende veteranen in hun dagelijkse leven en het is een zware belasting voor hun familie en directe omgeving.

Therapievorm met paarden

Er zijn inmiddels veelbelovende aanwijzingen dat de interactie met dieren gunstige effecten heeft op het welbevinden van veteranen met PTSS. Er is echter nauwelijks harde data beschikbaar over de effecten van deze therapie.

Met Horse Power wil het onderzoeksteam op een meetbare manier inzicht verkrijgen in de effectiviteit van de inzet van paarden op de mentale gezondheid van de veteraan. Daarom willen de onderzoekers de effecten van de interactie met honden en met paarden bij veteranen met PTSS meetbaar maken en onderbouwen, zodat deze therapieën erkend gaan worden.

Lees ook het interview met onderzoekleiders dr. Nienke Endenburg en prof. dr. Kol. Eric Vermetten op de website van Universiteit Utrecht

Foto: Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Geen toename suïcides sinds start coronacrisis

Zorgen over een mogelijke toename in suïcides zijn aanleiding geweest om in maart de Commissie Actuele Nederlandse Suïcideregistratie op te richten, die inzicht heeft in de wekelijkse en maandelijkse ontwikkelingen. Over de periode tot en met september 2020 is er geen toename van het totaal aantal suïcides in Nederland geweest.

Dit constateren de commissieleden Registratienetwerk Forensische Geneeskunde, Nationale Politie, ProRail, NS, IGJ, de Nederlandse ggz, initiatiefgroep Zero Suicide, FARR, Supranet GGZ, vakgroep Forensische Geneeskunde GGD GHOR NL, LOT-C, landelijk netwerk ziekenhuizen en 113 Zelfmoordpreventie.

Geen toename suïcides, wel alert blijven

De Commissie roept op alert te blijven en oog te hebben voor mensen met wie het mogelijk niet goed gaat. Vraag naar gedachten aan zelfdoding. Daarmee kan je het verschil maken. Leer dit gesprek te voeren met de gratis online training op www.vraagmaar.nl. Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem: chat via www.113.nl, bel 113 of bel gratis 0800-0113.

De Commissie zal suïcides in Nederland blijven monitoren om een mogelijk toenemende trend zo vroeg mogelijk te kunnen signaleren.

Bron: 113 Zelfmoordpreventie

Meer inzicht in relatie depressie en insomnia

Eén op de drie volwassenen heeft last van slapeloosheid: zij hebben moeite met inslapen, doorslapen of worden uren voor de wekker wakker. Voor één op de tien mensen zijn deze problemen chronisch. Zij lijden aan insomnia, een slaapstoornis die op den duur kan leiden tot lichamelijke en psychische klachten. Zo verhoogt insomnia het risico op depressie. Een onderwerp dat Tessa Blanken, promovenda aan de Vrije Universiteit Amsterdam, uitdiepte in haar proefschrift. Wij stelden haar een aantal vragen.

Waar richtte uw proefschrift zich precies op?

‘In grote lijnen was het vooral gericht op slapeloosheid,’ legt Blanken uit. ‘Secundair blijkt dat insomnia een grote risicofactor is voor depressie- en angstklachten. Ik focuste op de eerste. Welke mensen met slaapklachten hebben een vergrote kans op het ontwikkelen van een depressie? Door hen in een vroeg stadium te identificeren kunnen we het eerder voorkomen en beter behandelen.’

Maar is slapeloosheid ook niet een symptoom van depressie?

‘Ja, dat klopt,’ antwoordt de Amsterdamse onderzoeker. ‘Dat was de tweede pijler van mijn onderzoek: hoe interpreteren we deze resultaten in het licht dat insomnia ook een symptoom van depressie is. Bij een diagnose van insomnia horen dagklachten zoals een sombere stemming of zorgen maken om slapen er vaak ook bij. Slapeloosheid en depressie zijn dus nauw met elkaar verweven. Waar houdt de één op en waar begint de ander? Dit lastige vraagstuk onderzochten we door naar de twee ziektebeelden te kijken op het diepere, symptoomniveau en het idee van twee losse entiteiten gedeeltelijk los te laten.’

Eerdere onderzoeken over relatie slapeloosheid en depressie

Blanken borduurt voort op eerdere onderzoeken die verschillende links tussen slapeloosheid en depressie blootlegden. Blanken: ‘Ze laten zien dat insomnia echt een risicofactor is voor het ontwikkelen van een depressie. Daarnaast kampt 80% van de mensen met een depressie ook met slaapklachten. Wanneer mensen voor hun depressie behandeld worden, blijkt dat slaapklachten vaak nog blijven bestaan als residueel symptoom. Zelfs als het eigenlijke probleem waarvoor mensen in behandeling gingen, de depressie, is verdwenen. Bovendien bleek bij mensen die zowel last hebben van slaap als depressie cognitieve gedragstherapie voor slaap ook depressieve klachten aan te pakken.’

Cognitieve gedragstherapie voor slaap en depressie even effectief

‘Bij één onderzoek over langere tijd (3 jaar) bij mensen die gediagnosticeerd waren met zowel insomnia als depressie leek zowel cognitieve gedragstherapie voor slapeloosheid als cognitieve gedragstherapie voor depressie effectief. De therapie voor slaap verminderde echter sterker de slaapklachten, terwijl het voor depressie geen verschil uitmaakte. Bij mensen die beide diagnoses hebben, insomnia én depressie, lijkt therapie voor slaapklachten veelbelovend voor het behandelen van de depressieve klachten. Wel een kanttekening dat dit een wat kleiner onderzoek was, dus er is zeker nog toekomstig onderzoek nodig om het onderzoeksresultaat te bevestigen.’

Hoe was jullie onderzoek opgezet?

‘Eigenlijk bestond ons onderzoek uit verschillende deelonderzoeken. Bij het grootste onderzoek naar insomnia zelf maakten we gebruik van het slaapregister.nl waar we data van in totaal 4.000 mensen verzamelden. Goede en slechte slapers. De slechte slapers werden onderverdeeld in vijf subgroepen op basis van hun karakteristieken zoals persoonlijkheid, ervaren van geluk, en levensgeschiedenis die we bepaalden met vragenlijsten. De andere twee belangrijke onderzoeken waren een prospectieve studie waarin we keken naar insomnia als voorspeller en een klinisch onderzoek naar de behandeling van slaap bij co-morbide slaap en depressieklachten.

Wat waren de belangrijkste bevindingen van jullie onderzoeken?

‘Door de symptomen en hun onderlinge samenhang onder de loep te nemen, konden we een aantal interessante bevindingen doen,’ vertelt Blanken. ‘We vonden bijvoorbeeld dat specifiek de klacht moeite met inslapen voorspellend was voor het ontwikkelen van een depressie. Voor behandelaars is het daarom mogelijk heel waardevol om alert te zijn op dit symptoom.’

Behandeling voor insomnia effect op depressieklachten

‘Dankzij onze netwerkanalyse konden we daarnaast aantonen dat de cognitieve gedragstherapie voor insomnia vooral werkt tegen de slaapklachten vroeg wakker worden en slecht doorslapen. Vervolgens namen ook de depressieklachten aanzienlijk af. Bij deze mensen die zowel slaap- als depressieklachten hadden, bleek de therapie minder te werken op de slaapklacht moeite met inslapen, terwijl we uit meta-analyses weten dat die klacht op zich wel goed is te behandelen. Misschien gaat de weg naar depressie toe wel via moeite met inslapen en de weg naar genezing via moeite met doorslapen en vroeg wakker worden. We zien vaak dat slaapklachten over de tijd veranderen.’

Slaap verbetert eerst

Een ander opvallend resultaat was dat eerst de slaap verbeterde door de cognitieve gedragstherapie voor insomnia. Depressie volgde daarna. ‘Slaapklachten lijken dus één van de oorzaken van een depressie te zijn, in plaats van andersom,’ aldus Blanken. ‘Er zijn meerdere onderzoeken die in deze richting wijzen. Daarbij is het wel belangrijk om op te merken dat dit natuurlijk niet voor iedereen zo zal zijn.’

Hoe kunnen jullie uitkomsten in de klinische praktijk worden gebruikt?

‘Het geeft het startsein aan behandelaars om na te denken over depressie en insomnia als systeem van samenhangende symptomen die elkaar beïnvloeden. Het lijkt er nu op dat mensen die specifiek moeite hebben met inslapen een verhoogd risico hebben op depressie. Het bijhouden van deze klacht kan een sterke screeningstool zijn. Om zo depressie te voorkomen, te behandelen en terugval tegen te gaan.

Over het proefschrift

Tessa Blanken werkt als wetenschappelijk onderzoeker bij het Nederlands Herseninstituut en de Universiteit van Amsterdam. Ze promoveerde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Changing perspectives on insomnia and depression: From symptoms to system.