Skip to main content

Archieven: Nieuws

Onder de loep: rol behandelaars bij online therapie

Over de inhoud van online modules zijn therapeuten wel te spreken, maar ze zouden meer gefaciliteerd willen worden. Dit is een van de conclusies van het promotieonderzoek van Mayke Mol, onderzoeker bij GGZ inGeest. Zij zoomde in op de rol van behandelaars. Hoe kijken zij tegen online therapie aan? Wij stelden haar een aantal vragen over dit onderzoek.

Waar richt uw onderzoek zich precies op?

‘Allereerst maakt mijn onderzoek deel uit van een overkoepelend, internationaal project: MasterMind,’ legt Mol enthousiast uit. ‘Dit is een Europees onderzoeksproject waar elf Europese landen aan deelnamen. Met zijn allen richtten we ons op de invoering van online behandelingen in de reguliere depressiezorg. We zagen namelijk een groot gat tussen onderzoek en praktijk: uit de theorie wisten we dat online therapie heel effectief kan zijn, maar in de praktijk zijn er nog niet zoveel behandelaars die deze therapievorm gebruiken. Waardoor komt dit en wat zijn bevorderende en belemmerende factoren?’

Focus: rol therapeut

‘Ik heb me gefocust op blended therapie en specifiek de rol van de therapeut. Bij de blended variant hebben patiënten real-life gesprekken afgewisseld met online modules. Behandelaars geven de voorkeur aan deze vorm, omdat ze fysiek contact het fijnst vinden. Voor het online gedeelte krijgen de patiënten “huiswerk” mee dat ze thuis op de eigen computer maken. De therapeut geeft er daarna online feedback op. In mijn onderzoek heb ik gekeken naar hoe behandelaars deze therapievorm ervaren. Wat vinden zij plus- en minpunten?’

Hoe was het onderzoek opgezet?

Voor het onderzoek organiseerde Mol focusgroepen met 21 behandelaars vanuit verschillende organisaties. Ook interviewde ze individueel 15 therapeuten. Mol: ‘Hieruit kwam naar voren dat behandelaars in ieder geval heel erg tevreden zijn over de inhoud van de online therapie. Het is heel verleidelijk om iedere keer het brandje van de week te blussen, maar door de online modules kunnen ze zich beter houden aan het protocol. Bovendien hoeven ze geen printjes meer te maken, ze zien vooraf of een patiënt aan de slag is gegaan met het huiswerk en het contact geeft vervolgens een extra boost.’

Welke nadelen zagen behandelaars in online therapie?

‘Zij vinden vooral dat hun organisaties meer moeten sturen op het gebruik van een online platform,’ vat Mol samen. ‘Online therapie is ingevoerd omdat het tijdbesparend en wachttijd verkortend zou zijn. Het vraagt echter ook een tijdsinvestering van therapeuten, met name aan het begin. Ze moeten zich een nieuw, online platform eigen maken, de gebruiksvriendelijkheid laat soms te wensen over en functionaliteiten veranderen continu door updates.

Geen goede integratie

Daarbij komt dat het platform niet geïntegreerd is met bestaande systemen waarmee behandelaars werken; dat is voor hen een groot struikelblok. Bovendien krijgen behandelaars technische training in hoe ze een platform gebruiken, maar niet in hoe ze bijvoorbeeld feedback moeten geven op huiswerk van de patiënt. Of hoe ze de afwisseling van online en real-life gesprekken het beste introduceren en vorm     geven samen met hun patiënt.’

Hoe kunnen organisaties ervoor zorgen dat meer behandelaars online therapie gaan aanbieden?

‘Belangrijkste aandachtspunt is die begeleiding van behandelaars, praktisch en inhoudelijk. Organisaties zouden meer moeten faciliteren, meer uitleg geven over hoe een individuele therapeut zo’n behandeling kan aanbieden, onderling overleg stimuleren en faciliteren. En ze zouden meer met therapeuten rondom de tafel moeten gaan om te kijken naar wat bijvoorbeeld handige functies zijn. Wat moet er geïntegreerd worden? Door samen met behandelaars te ontwikkelen, krijgen zij meer het idee dat die online modules van hen zijn. Waardoor je draagvlak creëert.’

‘Accent moet meer op kwaliteitsverbetering komen’

De Amsterdamse onderzoeker denkt daarnaast dat er minder weerstand is als het accent meer op kwaliteitsverbetering ligt. ‘Ja, het kan in theorie wachttijden verkorten en geld besparen, maar je kan het beter brengen als een middel om therapie toegankelijker te maken en te verrijken met verschillende werkvormen,’ aldus Mol. ‘Het structureert de behandeling goed. Patiënten lopen sneller door de sessies, waardoor er minder lange behandeltrajecten nodig zijn. En de behandelaar zelf durft sneller de overstap te maken naar modules over depressie-aanverwante klachten zoals een slechte slaap. Hierdoor kan het op termijn zelfs effectiever zijn.

Link proefschrift

Het proefschrift van Mayke Mol is te vinden op de site van de VU: Uptake op Internet Based Therapy for Depression: The Role of The Therapist.

 

 

Meer angst en minder zelfvertrouwen door coronacrisis

Sinds de start van de coronacrisis hebben mannen meer last van angst en jongeren ervaren minder zelfvertrouwen. Dat blijkt uit recent onderzoek van Stichting 113 Zelfmoordpreventie, CWI en de Vrije Universiteit Amsterdam.

Door middel van tekstanalyses met algoritmes zijn de gespreksonderwerpen in de chatservice van 113 onderzocht in de periode van 1 december 2019 tot 1 juni 2020. Het is voor het eerst dat gesprekken met hulpvragers op deze wijze zijn geanalyseerd.

Analyse van chatgesprekken

In het onderzoek zijn 8.589 chatgesprekken geanalyseerd: 5.179 gesprekken voorafgaand aan de coronacrisis en 3.410 gesprekken tijdens de coronacrisis. De gesprekken zijn gevoerd door 1.635 mannen en 6.576 vrouwen. Tachtig procent is van hulpvragers onder de 30 jaar en 20% is van hulpvragers van 30 jaar en ouder.

In veertien procent van de hulpvragen is ‘Corona’ een onderwerp van gesprek. Het gaat dan over ervaren problemen zoals meer eenzaamheid, angst voor besmetting, weinig afleiding, minder hulpverlening, dreigende werkloosheid en middelenmisbruik.

Meer angst en minder zelfvertrouwen door coronacrisis

Mannen ervaren na de invoer van de coronamaatregelen relatief meer angstgevoelens (+24%) en hebben vaker contact met een crisisdienst (+43%). Ook jongeren ervaren meer negatieve gevoelens (+22%) en hebben daarbij minder vertrouwen in zichzelf en de ander (+15%). Tenslotte wordt er bij alleenstaanden een toename gezien bij het maken van concrete plannen voor een suïcide (+52%).

Bekijk alle uitkomsten van het onderzoek op de site van 113 Zelfmoordpreventie of bekijk de factsheet van het onderzoek.
Praten met 113 over zelfmoordgedachten kan anoniem: chat via www.113.nl, bel 113 of bel gratis 0800-0113.

Online videoserie Levensliedjes maakt psychische problematiek onder jongeren bespreekbaar

MIND en de Hersenstichting lanceerden vorige maand de online videoserie Levensliedjes. In de serie gaan jongeren met mentale problemen op stap met een Nederlandse artiest en creëren zij samen een nieuw nummer dat hen helpt het gesprek aan te gaan over hun mentale gezondheid.

Steeds meer jongeren hebben te maken met mentale problemen. Maar liefst 1 op de 7 Nederlandse jongeren ervaart depressieve klachten die vaak gepaard gaan met paniekaanvallen, slaapproblemen en mindere (school)prestaties. Dit blijkt uit onderzoek dat in opdracht van onder meer MIND en de Hersenstichting is uitgevoerd.

Online videoserie Levensliedjes

Levensliedjes draait om praten en zingen over mentale problemen. Drie jongeren laten zien en horen hoe zij dealen met hun mentale issues, samen met drie Nederlandse artiesten. Rapper Pjotr is gelinkt aan Cindy, zangeres Delany aan Maud en zangeres Naaz aan Lars. De jongeren worstelen met angst, prestatiedruk en depressie.

In elke aflevering gaat de artiest in gesprek met één van de jongeren en gebruikt de artiest hun issue als inspiratie voor een nieuw nummer. Deze nieuwe levensliedjes bieden de jongeren hulp bij het open zijn en het praten over mentale problemen, met vrienden en familie.

Stigma rondom psychische problemen doorbreken

Het doel is om andere jongeren te stimuleren om ook open te zijn over hun mentale issues en het stigma rondom psychische problematiek te doorbreken. Het moet normaal worden om over psychische gezondheid te kunnen praten.

De online videoserie Levensliedjes wordt vanaf 3 december wekelijks uitgezonden op 2K40, dé jongerencommunity van de Gezonde Generatie. Alle content op 2K40 is voor en dóór jongeren gemaakt met als doel elkaar te stimuleren een gezonde lifestyle te kiezen. Met Levensliedjes worden niet alleen stigma’s doorbroken, ook worden er concrete tips en tricks gedeeld op 2K40.nl/mentaal.

Deelnemers gezocht voor onderzoek naar gepersonaliseerde exposure bij de obsessief-compulsieve stoornis

Het 3D-onderzoek: Doorbreek Dwang Digitaal

De afdeling Angststoornissen van Psyq Den Haag voert een onderzoek uit naar de behandeling van een obsessief compulsieve stoornis (OCS) met een smartphoneapplicatie. Op deze wijze kan de therapie meer flexibel aangeboden worden in uw eigen omgeving: waar en wanneer u het meeste last heeft van de dwang. Dit wordt vergeleken met een traditionele face-to-face behandeling in de spreekkamer.

Achtergrond van het onderzoek

Exposure is de voorkeursbehandeling voor OCS, in deze behandeling wordt u uitgenodigd u bloot te stellen aan datgene waar u bang voor bent, en de dwanghandelingen achterwege te laten. Zo wordt het patroon van dwanggedachten en handelingen doorbroken. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat hoewel veel patiënten met OCS opknappen van deze behandeling, er helaas ook een grote groep patiënten is die onvoldoende reageert op deze behandeling of terugvalt. Wij denken dat een van de redenen hiervan is dat de behandeling soms onvoldoende aansluit op de persoonlijke situatie van patiënten. OCS klachten zijn heel gevarieerd: zij spelen in verschillende situaties, in verschillende vormen en op verschillende momenten op. De onderzoekers van het 3D-onderzoek verwachten dat exposure via een app flexibeler is en beter aansluit op uw persoonlijke situatie waardoor zij effectiever is dan de traditionele behandelvorm. Zo kunt u met uw therapeut beeldbellen of chatten tijdens exposuremomenten die u in uw dagelijks leven opzoekt, of die zich spontaan voordoen.
Ook kunt u de voortgang van uw behandeling goed bijhouden door uw emoties, gedrag en verschillende omgevingsfactoren te registreren in de app. Deze informatie wordt tevens gedurende het behandelproces gebruikt om samen met u te kijken hoe deze factoren van invloed zijn op het beloop van uw klachten. Deze exposure op maat wordt vergeleken met traditionele exposure. In de traditionele exposure conditie krijgt u wekelijks exposure bij PsyQ locatie Lijnbaan Den Haag.

Wilt u deelnemen aan het onderzoek?

U kunt deelnemen aan het onderzoek wanneer u:
– een diagnose obsessief-compulsieve stoornis heeft;
– ouder bent dan 18 jaar;
– de Nederlandse taal goed genoeg beheerst om vragenlijsten in te kunnen vullen;
– bereid bent om eventuele medicatie gedurende het onderzoek niet te verhogen of te wisselen.

Algemene opzet

Als u meedoet, duurt de onderzoeksbehandeling in totaal 20 weken.
U wordt 20 weken behandeld met exposure. De helft van de proefpersonen krijgt exposure via de smartphone applicatie, de andere helft traditionele exposure. Loting bepaalt welke behandeling u krijgt.
Voor het onderzoek is het nodig dat u een keer per week een behandelafspraak heeft. Een afspraak duurt 45 minuten tot 1 uur. In de traditionele exposure conditie komt u elke week naar de polikliniek voor behandeling. Tussen de afspraken door oefent u thuis door middel van huiswerkopdrachten. Als u exposure via de smartphoneapp doet gaat u wekelijks beeldbellen en chatten met uw therapeut, Indien u dat wilt, kunt u twee keer in de behandeling de afspraak op de poli plaats laten vinden. Tussen de afspraken door oefent u thuis met huiswerkopdrachten die u in de app registreert. Ook kunt u de voortgang van uw behandeling goed bijhouden door uw emoties, gedrag en verschillende omgevingsfactoren te registreren in de app.
Als onderdeel van het onderzoek wordt er op verschillende momenten informatie over uw klachten verzameld.
In totaal wordt u 9 keer thuis opgebeld. U krijgt dan vragen over uw dwangklachten. Een telefoongesprek duurt 20 tot 30 minuten. U krijgt daarnaast 9 keer een digitale vragenlijst toegestuurd. De vragen gaan over het verloop van uw klachten. Het invullen van de eerste vragenlijst kost u ongeveer 1 uur, de andere vragenlijsten kosten u 10-30 minuten. De vragenlijsten kunnen in gedeeltes worden ingevuld op uw eigen computer.

Onderzoeksteam

Hoofdonderzoeker: Elena Hoogerwerf (Msc) Afdeling Angststoornissen Psyq Den Haag/Universiteit Leiden
Onderzoeksassistent: Patrick Imanse (Msc) Afdeling Angststoornissen Psyq Den Haag
Senior onderzoeker: Dr. Anja Greeven Afdeling Angststoornissen Psyq Den Haag/Universiteit Leiden
Senior onderzoeker: Dr. Rutger Goekoop Afdeling Angststoornissen Psyq Den Haag
Senior onderzoeker: Prof. Dr. Philip Spinhoven Universiteit Leiden

Interesse?

Neem voor meer informatie contact op met Elena Hoogerwerf (elena.hoogerwerf@psyq.nl) of met Patrick Imanse (p.imanse@psyq.nl).
Meer informatie en de volledige proefpersoon informatiefolder is te vinden op:
https://3donderzoek.wordpress.com/

Zeeuwse podcast ‘Doordrenkt’ moet taboe op praten over zelfdoding doorbreken

Zeeland is de provincie waar relatief de meeste zelfdodingen voorkomen. In de vierdelige podcast ‘Doordrenkt’, gemaakt voor GGD Zeeland, vertellen drie Zeeuwse mannen hun verhaal aan podcastmaker en journalist Maarten Dallinga. Inmiddels zijn de eerste afleveringen verschenen.

Zeeuwen Alfons, Jeroen en Roland zijn of waren zelf suïcidaal. Ze vertellen hun verhalen over worstelen met het leven, over eenzaamheid en het niet meer weten. En tegelijkertijd over hulp zoeken, hulp vinden en naar elkaar omkijken.

podcast 'Doordrenkt'Zeeland Zonder Zelfmoord

Onder de naam Zeeland Zonder Zelfmoord werken GGD Zeeland, Emergis, de Zeeuwse gemeenten, 113 Zelfmoordpreventie, de politie intensief samen met allerlei partners om het aantal suïcides in Zeeland terug te dringen.

De afgelopen jaren zijn onder andere veel huisartsen, docenten en andere (zorg)professionals getraind in het praten over en vragen naar (mogelijke) zelfmoordgedachten. Ook zijn er campagnes gehouden om het taboe op praten over zelfmoord te doorbreken.

Luisteren naar de podcast ‘Doordrenkt’

Doordrenkt is gemaakt door journalist Maarten Dallinga (maker van meerdere prijswinnende podcastseries, waaronder Verstrikt) en vanaf 1 december 2020 te beluisteren via www.ggdzeeland.nl/doordrenkt en podcastapps als Apple Podcasts, Spotify, Google Podcasts en Stitcher. Abonneren is gratis.

Een overzicht van de afleveringen:

  • Aflevering 1 – 1 december 2020
    Hoe is het om suïcidaal te zijn? Je leert drie mannen en hun verhaal kennen.
  • Aflevering 2 – 8 december 2020
    Hoe word je suïcidaal en waarom is het belangrijk er open over te zijn?
  • Aflevering 3 – 15 december 2020
    Wat je het beste kunt doen als je suïcidaal bent, en welke hulp je kunt bieden als naaste.
  • Aflevering 4 – 22 december 2020
    Wat de drie mannen op deze wereld houdt en hoe ze de toekomst zien.

Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem via de chat op www.113.nl of bel 113 (gebruikelijke telefoonkosten) of 0800-0113 (gratis).

Veel winst te behalen bij herkennen en behandeling angst en depressie bij dialyse-patiënten

Mensen met ernstig nierfalen zijn afhankelijk van dialyse-therapie om hun bloed te zuiveren. Bij deze groep ernstig, zieke patiënten komen angst en depressie vaak voor. ‘We zien zelfs een duidelijke relatie tussen deze klachten en ziekenhuisopnames en vroegtijdig overlijden,’ zegt Robbert Schouten, arts-onderzoeker en internist in opleiding bij het OLVG in Amsterdam. Hij onderzocht in zijn proefschrift de rol van angst en depressie bij dialyse-patiënten. Wij stelden hem een aantal vragen over dit onderzoek.

Waarom dit onderzoek?

‘Ik word opgeleid vanuit de interne geneeskunde,’ trapt Schouten af. ‘Daarnaast ben ik  geïnteresseerd in de psychiatrie, maar heb ik niet de ambitie om psychiater worden. Vanuit het OLVG liep er al een mooie onderzoekstrein en ik ben ingestapt. Dit is echt een onderzoek, waarbij ik over de muren van mijn eigen vakgebied heen kijk. Dit onderzoek zweeft tussen soma en psyche in: het lichamelijke en het mentale. Tegelijkertijd is het een heel relevant onderwerp. Dialyse-patiënten hebben een grote ziektelast en hebben naast hun nierziekte vaak ook andere ziekten, zoals neurologische en hartproblemen. Hierdoor kun je het onderzoek mogelijk nog wat breder trekken naar de somatisch zieke patiëntengroep.’

Wat onderzoekt u in uw onderzoek?

‘Wij hebben specifiek gekeken naar patiënten die eindstadium nierfalen hebben. Hoe vaak kampen zij met depressie en angst? Wat is de impact daarvan? We volgden de patiënten  maximaal drie jaar, waarin we een hoge sterfte zagen van ongeveer 30%. Iedere zes maanden maten we de angst- en depressieklachten. 687 patiënten deden er in totaal mee, voornamelijk uit Amsterdam en Den Haag. Opvallend was dat de helft een migratieachtergrond had. Zij hadden vaker depressie- en angstklachten, maar de relatie met het aantal ziekenhuisopnames en sterfte lijkt paradoxaal juist minder sterk.’

Relatie angst/depressie en ziekenhuisopnames/vroegtijdig overlijden

‘Depressie en angst vergroot waarschijnlijk de kans op vroegtijdige sterfte en ziekenhuisopnames,’ concludeert Schouten voorzichtig. ‘De gevonden resultaten lijken erop te wijzen dat die klachten een rol spelen. Tegelijkertijd zien we dat die klachten bij dialyse-patiënten nauwelijks worden behandeld. Om die reden zijn we gestart met het tweede deel van ons onderzoek, een interventiestudie waarbij we de angst- en depressieklachten proberen te verlagen. Als het aantal ziekenhuisopnames na behandeling lager ligt, dan zou er echt sprake zijn van een oorzakelijk verband. Het is nu nog te vroeg om harde conclusies te trekken.’

Welke behandeling zouden dialyse-patiënten moeten krijgen voor angst/depressie?

‘Hier zien we een gat in de literatuur. Er zijn een paar kleine studies naar behandelingen onder deze patiëntgroep. Zij laten vooral een effect zien van cognitieve gedragstherapie (CGT); antidepressiva lijkt minder effectief te zijn. Op dit moment is ons onderzoek naar de effectiviteit van CGT in volle gang. Hiervoor zijn 200 patiënten, vanuit 12 verschillende ziekenhuizen, geïncludeerd. Dus het is een vrij grote studie.’

Symptoomgerichte benadering

In uw proefschrift pleit u voor een symptoomgerichtere behandeling. Kunt u hier iets over meer over vertellen? ‘Ja, angst en depressie uiten zich op verschillende manieren,’ antwoordt Schouten. ‘De ene patiënt heeft veel lichamelijke angst- en depressieklachten en de ander juist meer stemmingsproblemen zoals somberheid. Lastig is om die klachten eenduidig toe te schrijven aan angst/depressie of juist nierfalen: er is heel veel overlap. Daarom is het denk ik zinvoller om naar de afzonderlijke symptomen te kijken. CGT kan bijvoorbeeld goed helpen tegen moeheid en of dit dan komt door de nierziekte, angst of depressie is misschien minder relevant. Dus ik pleit ervoor om meer holistisch naar een patiënt te kijken, op symptoomniveau.’

Wat zijn de klinische implicaties van uw onderzoek?

‘Mijn proefschrift toont aan dat er echt ruimte is om psychiaters en psychologen actiever te betrekken bij de behandeling van dialyse-patiënten. Dit gebeurt nu nog te weinig. Een volgende stap is een patiëntgerichte behandeling die als doel heeft om een bepaald symptoom aan te pakken. Dan hoeven we niet in hokjes te denken en kunnen we gewoon aan de patiënt vragen waar die last van heeft.

Proefschrift

Anxiety, depression and adverse clinical outcomes in dialysis patients: Should we do more? Als onderdeel van de DIVERS studie (OLVG). Verdedigd op 4 november 2020. Het proefschrift is digitaal gepubliceerd via de VU.

Veel verbetering mogelijk bij monitoring angststoornissen

Mensen die een angststoornis hebben en antidepressiva slikken, zouden meer gemonitord moeten worden door de huisarts. Zo betoogt, Renske Bosman, promovendus bij GGZ inGeest en de afdeling psychiatrie van het Amsterdam UMC, locatie VUmc, in haar proefschrift. Wie, wat en waarom? Deze vragen en meer stelden wij aan Bosman naar aanleiding van haar onderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich precies op?

‘Mijn onderzoek richt zich op verbetering van de langetermijnprognose van angststoornissen, legt Bosman uit. ‘Deze focus is essentieel als we de levens van mensen met een angststoornis willen verbeteren. We hebben namelijk te maken met een discrepantie: (onderzoek naar) behandeling is vooral gebaseerd op de korte termijn, terwijl het voor patiënten veel relevanter is om in te steken op de langere termijn. Zij willen immers langdurig klachtenvrij blijven.’

Langetermijnbeloop van angststoornissen voorspellen

Als iemand nieuw binnenkomt in de behandelkamer, kunnen we dan het langetermijnbeloop voorspellen? Helaas bleek dat we het beloop niet met voldoende zekerheid kunnen voorspellen. We kunnen patiënten dus geen gepersonaliseerde zorg bieden afgestemd op het vermoedelijke langetermijnbeloop. Groot aandachtspunt is ook de rol van antidepressiva in het verbeteren van het langetermijnbeloop. Blijf je ze wel of niet slikken om terugval te voorkomen?’

Hoe was uw onderzoek opgezet?

‘Ik heb diverse studies gedaan. Een deel epidemiologisch onderzoek, een aantal vergelijkende literatuuronderzoeken en een meta-analyse, maar ook kwalitatief onderzoek. Voor de laatste hebben we 26 huisartsen en 38 patiënten geïnterviewd die een depressie of angststoornis hadden en langdurig antidepressiva slikten. Onder hen waren 20 koppels: 20 patiënten met hun eigen huisarts. Ze werden geïnterviewd over de interactie met elkaar rondom langdurig antidepressivagebruik. Centraal stonden redenen voor het wel of niet afbouwen van de antidepressiva die patiënten gebruikten als behandeling voor hun stoornis.’

De rol van antidepressiva

Waarom ze zo naar de rol van antidepressiva kijkt? ‘Omdat veel mensen met een angststoornis langdurig medicatie gebruikt en het aantal langgebruikers stijgt,’ antwoordt Bosman. ‘Dan hebben we het echt over jaren. De huisarts schrijft ze voor, maar vervolgens vindt er nauwelijks monitoring meer plaats. Huisartsen gaan ervan uit dat patiënten bij hen aankloppen als ze iets willen veranderen aan bijvoorbeeld de dosis, terwijl de patiënt juist verwacht dat de huisarts het aankaart als er iets kan veranderen. Het gevolg: ze zitten op elkaar te wachten. Vandaar mijn aanbeveling om deze groep patiënten beter te monitoren.’

Hoe kan de huisarts deze langetermijnmonitoring aanpakken?

‘1x per jaar een belletje naar de patiënt met de vraag hoe het met hem of haar gaat en of er wensen zijn wat betreft de medicatie, zou een goede eerste stap zijn. Bij mensen met een somatische aandoening zien we dat al gebeuren: diabetespatiënten moeten bijvoorbeeld 4x per jaar gezien worden in de huisartsenpraktijk. Dat staat in echt zo in het huisartsen-protocol. Het is eigenlijk raar dat er niet zo’n protocol is voor bij psychische klachten. Ook krijgen huisartsen vaak niets mee over het langetermijnbeleid bij overdracht vanuit de GGZ. Dit zie ik graag veranderen.’

Monitoring bij antidepressiva-gebruik essentieel

‘Monitoring is belangrijk bij antidepressiva-gebruik,’ benadrukt Bosman. ‘Bij sommigen is de stoornis zo aanwezig dat het nodig kan zijn om pillen te blijven slikken. Voor anderen is het misschien minder nodig, terwijl de medicatie wel bijwerkingen geven. Wel of niet afbouwen blijft echter wel een lastige vraag. We weten dat antidepressiva de kans op terugval verlagen, maar tegelijkertijd valt maar 1/3 van de gestopte patiënten terug binnen één jaar nadat ze klachtenvrij zijn. Dit aantal ligt wel 3x zo hoog als bij mensen die wél medicatie blijven slikken.’

Bezint eer gij begint

‘Bovendien vinden we in de literatuur en vanuit de praktijk aanwijzingen dat antidepressiva bij sommige patiënten niet meer hetzelfde effect hebben als de patiënt na een stopperiode er weer mee begint. Maar er is erg weinig bekend over dit fenomeen. Aan antidepressiva-gebruik zitten dus een aantal haken en ogen, daarom pleit ik: bezint eer gij begint. Voor een deel van de patiënten kan het een goede behandeling zijn, maar kijk ook naar de langere termijn. En bespreek dit samen met de patiënt. Misschien is het wel verstandiger om te beginnen met bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie voordat medicatie wordt overwogen.

Link proefschrift

‘Mensen met psychische stoornis meer last van coronapandemie’

Mensen die eerder een psychische stoornis hebben gehad, ervaren meer last van de coronacrisis dan mensen zonder een psychische stoornis. Zij rapporteren meer depressie, angst en eenzaamheidsklachten. Toch is de ernst van deze klachten niet toegenomen in vergelijking met de periode voor de covid-19-pandemie. Ook bij personen die eerder geen psychische stoornis hadden, is een lichte toename waarneembaar van depressieve symptomen, angst, zorgen en eenzaamheid. Dit blijkt uit onderzoek van Amsterdam UMC. 

De impact van de covid-19-pandemie op de mentale gezondheid van mensen met bestaande psychische aandoeningen was onduidelijk. Om dit te onderzoeken werden deelnemers van drie lopende studies (NESDA, NESDO en NOCDA) benaderd. Hen werd gevraagd naar veranderingen in depressieve symptomen, angst, piekeren, eenzaamheid en naar de vaardigheden om met stressvolle situaties om te gaan. In totaal namen ruim 1500 mensen deel aan de studie.

Met psychische stoornis meer last van coronapandemie

Mensen die in het verleden psychische stoornissen hebben gehad ervaren meer invloed van de coronacrisis op hun mentale gezondheid. Ze melden meer angst voor een infectie en vinden zich minder vaardig om met deze stressvolle situatie om te gaan.

Maar als hun algemene depressie-, angst- of eenzaamheidsklachten aan het begin van de covid-19-pandemie worden vergeleken met het niveau van klachten voor de pandemie, wordt er gemiddeld geen verslechtering van de psychische klachten gevonden. Bij deelnemers met de zwaarste psychische stoornissen neemt de ernst van de symptomen gemiddeld zelfs enigszins af.

Vanwege het aanhouden van de crisis is waakzaamheid geboden, benadrukken de onderzoekers.

Bron: Amsterdam UMC
Het onderzoek is gepubliceerd in Lancet Psychiatry

Factsheet Psychotherapie bij angst- en dwangstoornissen

NedKAD heeft een factsheet gemaakt over psychotherapie bij volwassenen met een angst- of dwangstoornis. Het gaat om de paniekstoornis, agorafobie (pleinvrees), de sociale angststoornis, de gegeneraliseerde angststoornis, specifieke fobieën, de obsessieve compulsieve stoornis (OCS, of dwangstoornis) en de morfodysfore stoornis (stoornis in de lichaamsbeleving). Een mooi overzicht van wetenschappelijk kennis over behandeling van angst- en dwangstoornissen.

Psychotherapie effectief?

In deze uitgave wordt ingegaan op de effectiviteit van de verschillende therapieën. Het geeft antwoord op de vraag welke therapie het beste werkt bij de verschillende stoornissen. Het blijkt dat sommige stoornissen veel beter met psychotherapie te behandelen zijn dan andere.  Ook beschrijft de factsheet onze kennis op het gebied van de individuele therapie en groepstherapie, wanneer je start met de therapie en wanneer je ermee stopt, de combinatie van psychotherapie en medicatie. Ten slotte wordt kort ingegaan op  wat te doen om te voorkomen dat klachten terugkomen als je met de therapie stopt.

Bronnen

Uitgangspunten voor deze factsheet zijn de laatste versie van de Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen (2013) en de Zorgstandaard Angststoornissen (2017)aangevuld met gegevens waarvoor bewijs is gevonden in meta-analyses (tot begin 2020), dat wil zeggen in onderzoek waarin de gegevens uit meerdere onderzoeken zijn samengenomen.

Download de Factsheet  Psychotherapie bij angst- en dwangstoornissen 

Naar de NedKAD Factsheets 

 

Vertraging en psychotische kernmerken goede voorspellers voor effectiviteit van ECT bij ernstige depressie

Elektro-convulsietherapie (ECT) wordt vaak gezien als laatste redmiddel bij depressieve patiënten. Mede vanwege het grote stigma dat erop rust. Volgens Willemijn Heijnen, psychiater bij Erasmus MC, deels onterecht: bij een deel van de mensen die ernstig depressief zijn, is ECT vaak juist erg effectief. Het gaat dan om patiënten bij wie vertraging en/of psychotische kenmerken onderdeel uitmaken van hun depressie. Zo bewijst Heijnen in haar proefschrift, waar wij haar een aantal vragen over stelden.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

‘Zijn er voorspellers voor de effectiviteit van ECT bij mensen die ernstig depressief zijn? Deze vraag liep als een rode draad door mijn onderzoek(en). We weten dat ECT als behandeling goed werkt bij mensen met een ernstige depressie. Alleen niet bij iedereen even goed. Daarom keken we onder andere naar twee specifieke symptomen: het hebben van psychotische kenmerken en vertraging. Waarom we deze twee hebben genomen? Omdat eerdere studies lieten zien dat wat oudere mensen goed opknappen na elektro-convulsietherapie en zij hebben vaak juist die symptomen.’

Hoe werkt ECT precies?

‘ECT is een medische behandeling die onder narcose plaatsvindt,’ begint Heijnen haar uitleg. ‘Patiënten krijgen een spierverslappend middel en vervolgens krijgen ze via elektroden een korte stroomstoot toegediend. Deze lokt een soort epileptische aanval, insult, uit, die zich uitbreidt over het hele brein. Het insult duurt minimaal 20 seconden en maximaal 120 seconden (twee minuten), waarna de patiënt na een kwartier wakker wordt op de uitslaapkamer. Hoe ECT precies werkt, is niet bekend. Eén van de hypothesen is dat de hersenen na de behandeling weer nieuwe verbindingen kunnen maken. We weten bijvoorbeeld dat na ECT de neuroplasticiteit toeneemt: het vermogen van de hersenen om zich aan te passen aan veranderingen.’

Opzet onderzoek

‘Voor mijn belangrijkste onderzoek heb ik data van 100 patiënten geanalyseerd. Zij kwamen van onze eigen afdeling van het Erasmus MC en bij hen keek ik of en in welke mate ze opknapten na ECT. Daarnaast heb ik verschillende onderzoeken vergeleken over depressies in het kader van een bipolaire stoornis (manische depressiviteit) en de effectiviteit van ECT. Ook heb ik nog een korte pilot gedaan om te zien of een hoog cortisol-gehalte na ECT-behandeling voorspellend kan zijn voor de kans op terugval in een depressie. Helaas bleek het meten van cortisol op deze manier en in de pilotstudie niet van toegevoegde waarde, mede omdat elektro-convulsietherapie het cortisol-gehalte beïnvloedt.’

Wat waren de belangrijkste resultaten?

‘Dus dat psychotische kenmerken en vertraging inderdaad voorspellers zijn voor de effectiviteit van ECT,’ vat Heijnen samen. Haar onderzoek bewees dat het ook een effectieve behandelmethode kan zijn voor mensen met een bipolaire depressie: Iets meer dan 50% van de onderzochte mensen in de uitgevoerde meta-analyse herstelde volledig. Een heel relevante conclusie, want een bipolaire depressie is moeilijk te behandelen. Antidepressiva kunnen bij een bipolaire depressie namelijk een manie uitlokken.’

Minder effectief bij medicatie-resistentie

Naast een meta-analyse naar bipolaire depressies vergeleek de Rotterdamse onderzoeker ook verschillende studies over de effectiviteit van ECT bij medicatie-resistentie. Veel mensen die in aanmerking komen voor elektro-convulsietherapie hebben al verschillende antidepressiva geslikt, maar reageren daar niet (meer) goed op. Heijnen: ‘Ze blijken resistent ervoor. Mijn vraag was: “Reageren ze dan ook minder goed op ECT?” Bijna 50% van de medicatie-resistente depressieve patiënten bleek tóch volledig te herstellen; bij patiënten zonder medicatie-resistentie lag dit percentage op 65%. Dus het werkt wel minder goed bij patiënten die resistent zijn voor antidepressiva, maar het kan wél effectief zijn. Dit kan juist een reden zijn om niet te lang te wachten met het geven van ECT bij sommige patiënten bij specifieke depressie-symptomen. We weten namelijk ook dat hoe langer een depressie duurt, hoe kleiner de behandelresultaten.’

Wat voor implicaties heeft dit onderzoek voor de klinische praktijk?

‘Ik denk vooral dat het een mooie stap is naar een meer gepersonaliseerde behandeling,’ meent Heijnen. ‘Door goed naar de symptomen van een persoon te kijken, kunnen we beter voorspellen of ECT kan aanslaan. In vervolgonderzoek kun je kijken of je nog meer voorspellers kunt aantonen. Zo kunnen we nog beter mensen behandelen en hen nog beter meenemen in de behandelkeuze. Ik vind het heel belangrijk dat mensen daar meer inzicht in krijgen.