Skip to main content

Archieven: Nieuws

Grotere activiteit in amygdala voorspellend voor trauma-ontwikkeling

Verstijven, vechten of vluchten: we reageren allemaal anders op een dreiging of ramp, zoals een diefstal of een ongeluk. Hoe komt dat? Docent Psychobiologie en promovenda aan de Radboud Universiteit Nijmegen Mahur Melina Hashemi verdiepte zich in de psychofysiologische mechanismen en de rol van primaire reacties op verwerking van stress en trauma. Vandaag deelt ze haar bevindingen met ons.

‘Uit berichten van rampen weten we dat iedereen daar anders op reageert’, introduceert Hashemi haar onderwerp. ‘Maar weinig mensen zijn in staat om adequaat te reageren; anderen verstijven, vluchten of gaan over tot vechten. De verschillen zie je op korte termijn, maar ook op de langere termijn bij de verwerking van een traumatische gebeurtenis. Heeft het verstijven-vechten-vluchten-mechanisme invloed op hoe gevoelig iemand is voor angst en traumaverwerking? En zo ja, hoe dan?

Opzet onderzoek

Voor haar onderzoek volgde de Nijmeegse promovenda een groep van 310 jonge politiemensen die net aan de politieacademie begonnen. ‘We hebben voor deze beroepsgroep gekozen, omdat we jonge mensen wilden die nog niet te veel trauma’s hadden meegemaakt, maar in de nabije toekomst wel potentieel traumatische gebeurtenissen zouden meemaken. Ze kwamen helemaal aan het begin van hun opleiding bij ons in het lab en een tweede keer ongeveer 16 maanden later. Nadat ze al een aantal potentieel traumatische ervaringen meegemaakt, zoals suïcides, overvallen en geweldplegingen.’

Wat onderzocht u bij deze mensen?

‘Vooral de verstijf- en vecht-reactie bij een acute dreiging,’ legt Hashemi uit. Ze vertelt dat iedereen een lichte lichaams’sway’ heeft als we wilstaan: we bewegen altijd lichtjes heen en weer. Mensen die een dreiging zien aankomen, bevriezen vaak. ‘Deze freeze-reactie onderzocht ik bij de politiemensen door ze een schiettaak te geven waarbij ze een schietbeslissing moesten nemen onder dreiging van een elektrische schok. Ze moesten bijvoorbeeld in een computertaak een virtuele tegenstander neerschieten als hij gewapend was. Gedurende de taak maten we allerlei neuro- en fysiologische processen, zoals hersenstructuren die actief worden, hartslag en het stress-cortisolhormoon.’

Hoe werkt het verstijven-vechten-vluchten-mechanisme?

‘Zodra iemand angst detecteert, wordt een diepgelegen hersencircuit geactiveerd. Dit is de amygdala, een amandelvormige kern van neuronen die een centrale rol speelt bij onder andere de regulatie van defensieve reacties. De amygdala is als het ware de controller en stuurt vervolgens andere hersenstructuren aan om over te gaan tot verstijven, vechten of vluchten. Dat heeft weer effect op hartslag. Liet de amygdala een versterkte activiteit zien in reactie op een potentiële dreiging, voordat mensen een traumatische gebeurtenis hadden meegemaakt, dan zouden deze personen mogelijk gevoeliger kunnen reageren op trauma. Zij rapporteerden de tweede keer dan ook meer trauma-symptomen. Mogelijk lopen zij ook een hoger risico op Posttraumatische Stressstoornis (PTSS). Een interessante bevinding!’

Belangrijkste resultaten

Als andere opvallende bevinding noemt Hashemi dat wij mensen een vergelijkbare primaire defensieve reactie van verstijven hebben als muizen, apen en andere dieren. Dezelfde hersenstructuren spelen een rol. ‘Daarnaast vonden we dat verstijven veel meer lijkt te zijn dan passief stilstaan’, vult Hashemi aan. ‘Je komt in een soort staat van hyper-alertheid. Na een sterke verstijving konden de politiemensen sneller beslissingen maken en gingen ze eerder over tot actie. Ook konden we duidelijk aantonen dat mensen met sterke lichamelijke freezing meer angstneigingen hebben; zij lijken mogelijk gevoeliger voor stress en trauma op een lange termijn.’

Een opstapje naar betere therapie voor angst

‘Een beginstap’ noemt de promovenda haar onderzoek. ‘Voor toepassing in de kliniek moeten meer stappen worden gezet. Wij vonden effecten in gezonde mensen, die ook nog eens geselecteerd zijn op weerbaarheid. De vraag is of je die effecten ook één op één terugziet in patiënten met aan angststoornis of traumatische stress. Onze resultaten laten in ieder geval zien dat er een potentieel mechanisme werkbaar is. Een interessant target voor verder onderzoek om uiteindelijk een model te ontwikkelen waarin je kunt aanwijzen of iemand gevoelig is of niet. Zo kun je uiteindelijk in een vroeg stadium ingrijpen en voorkomen dat trauma- en angstsymptomen verergeren.’ Mooie toekomstmuziek voor dit vakgebied.

CV Mahur Melina Hashemi

Hashemi behaalde aan de Radboud Universiteit Nijmegen haar Master Cognitieve Neurowetenschappen. Hierna promoveerde ze aan het Donders Instituut, een kenniscentrum van het Radboud voor het brein, cognitie en gedrag. Haar proefschrift draagt de titel “Exploring defensive freeze-fight reaction in humans: From adaptive defence to stress vulnerability

Nieuw protocol MBO-scholen: hoe te handelen na (poging tot) zelfdoding van student?

Er is een nieuw protocol voor MBO-scholen over hoe te handelen na (poging tot) zelfdoding van een student. Een duidelijk en concreet communicatie-stappenplan voor scholen in deze situatie ontbrak nog. In opdracht van ZonMw ontwikkelde het Trimbos-instituut daarom samen met MBO-scholen het Protocol na een (poging tot) zelfdoding van een student, gebaseerd op de kennis en ervaring uit de eerdere projecten, beschikbare (inter)nationale protocollen en interviews.

Zelfdoding is in Nederland één van de belangrijkste doodsoorzaken onder jongeren en jongvolwassenen. Als school wil je na een (poging tot) zelfdoding snel kunnen handelen. Bij een (poging tot) zelfdoding spelen vaak veel emoties onder de naasten, leerlingen en het personeel. Verantwoorde communicatie en goede nazorg zijn op zo’n moment erg belangrijk voor het verwerkingsproces. Maar ook om imitatie-gedrag te voorkomen, het stigma rondom zelfdoding te verminderen en -daar waar nodig- het zoeken van hulp te stimuleren.

Nieuw protocol MBO-scholen

Binnen het ZonMw-programma Suïcidepreventie was binnen twee projecten kennis en ervaring opgedaan die kunnen bijdragen aan het verbeteren van de communicatie op en door MBO-scholen na een (poging tot) zelfdoding van een student. Het nieuwe protocol is ontwikkeld door het  Trimbos-instituut in opdracht van ZonMW. 113 Zelfmoordpreventie, de MBO Raad, GGD Hart voor Brabant, GGZ Oost Brabant en Stichting School & Veiligheid adviseerden hierbij.

Het protocol ondersteunt MBO-scholen in een zo goed mogelijke communicatie na een (poging tot) zelfdoding van een student. Hoewel het protocol met en voor MBO-scholen is ontwikkeld, is het tevens, met enkele aanpassingen, bruikbaar voor andere scholen.

Concrete acties na (poging tot) zelfdoding

Het protocol bestaat uit twee uitgebreide lijsten van concrete acties na een zelfdoding van een student en na een poging tot zelfdoding. Voor een zelfdoding beschrijft het protocol de acties voor de situaties: direct na de melding van het incident, nog op dezelfde dag, tussen overlijden en de uitvaart, na de uitvaart en op de lange termijn. Bij de verschillende acties staan aandachtspunten, instructies en tips.

Meerdere hulpmiddelen in het protocol bieden extra verdieping en ondersteuning bij de acties uit het protocol. Denk aan communicatierichtlijnen, voorbeeldteksten, adviezen over hoe een klassengesprek te voeren of het personeel in te lichten en hoe om te gaan met (sociale) media. De school kan het protocol ter voorbereiding op maat maken. Een (poging tot) zelfdoding komt altijd onverwacht en een goede voorbereiding is dan zeer waardevol. Zo wordt de school aangespoord om alvast te noteren wie welke actie uitvoert, wie onderdeel uitmaakt van het crisisteam en om contact op te nemen met relevante externe partijen.

MBO-scholen kunnen het ‘Protocol na (poging tot) zelfdoding van een student’ gratis downloaden. Ook andere scholen kunnen gebruik maken van dit protocol na enige aanpassingen. Het Trimbos-instituut raadt scholen aan om alvast met de voorbereidende acties aan de slag gaan en het protocol te delen binnen uw school. Zo bent u beter voorbereid als er een zelfdoding of poging daartoe plaatsvindt.

Download het  Protocol na een (poging tot) zelfdoding van een student
Bron: Trimbos-instituut

Heb jij hulp nodig?
Dan kun je contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0900 0113 (24/7 bereikbaar) en 113.nl.

Stijging zorgvraag angst en depressie bij jongeren tijdens tweede lockdown

Tijdens de tweede lockdown is er een stijging van de zorgvraag angst en depressie bij jongeren (20 – 24 jaar), in tegenstelling tot de eerste lockdown. De coronamaatregelen hebben grote invloed op het leven van jongeren, op sociaal vlak, onderwijs en sport. Dit blijkt uit onderzoek van het Nivel, waarin de impact van de coronamaatregelen op jongeren tussen de 15 en 24 jaar is gemeten voor psychische klachten.

In vergelijking met twee jaren eerder zagen ze verschillen in de zorgvraag in de huisartsenpraktijk tijdens de pandemie. Vanuit de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en de Jeugdzorg (JZ) worden zorgen geuit over aan de ene kant een toename van psychosociale zorgbehoefte en aan de andere kant een daling in het aantal verwijzingen hiervoor.

De cijfers zijn berekend op basis van een steekproef van gemiddeld 390 huisartsenpraktijken die deelnemen aan Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn. Deze praktijken zijn representatief voor de Nederlandse huisartsenpraktijken.

Zorgvraag angst en depressie bij jongeren

Gedurende de gehele pandemie is de zorgvraag van 20-24-jarigen met klachten van depressie en angst anders dan twee jaar ervoor:

  • Tijdens de eerste lockdown was er een daling in de zorgvraag voor psychische klachten in zijn algemeenheid van deze groep mensen en ook van de zorgvraag met betrekking tot angst en depressie.
  • Tijdens de periode van versoepelingen van de coronamaatregelen nam de zorgvraag voor psychische klachten in zijn algemeenheid van deze groep mensen weer toe naar het niveau van de twee jaren ervoor. Het aantal contacten voor een depressie was wel lager dan in voorgaande jaren. Tijdens de tweede lockdown was er stijging te zien van de zorgvraag voor psychische klachten in zijn algemeenheid bij in de leeftijdsgroep 20- tot en met 24-jarigen, en ook een stijging in de zorgvraag voor depressieve klachten en angststoornissen.

Met de inzichten uit dit onderzoek biedt Nivel beleidsmakers in de zorg handvatten waarop ze hun beleid kunnen baseren.

Lees de hele publicatie.
Bron: Nivel

Verschillende biologische processen betrokken bij het ontstaan van depressie

Hoe werken “depressieve hersenen? ” Neurowetenschapper en bioloog Rodrigo Moraga-Amaro geeft met zijn promotieonderzoek inzicht in biologische processen, interacties en risicofactoren die een rol spelen bij het ontstaan van depressie. En antwoord geven op de vraag waarom patiënten zo verschillend reageren op behandeling. In dit interview stellen wij hem een aantal vragen.

Waar richtte uw onderzoek precies op?

‘Kort gezegd: depressie of “Major Depression” zoals het in de DSM wordt genoemd’, vat de Chileense onderzoeker krachtig samen. ‘Depressie is een stemmingsstoornis waar wereldwijd ongeveer 300 miljoen mensen aan lijden. De huidige behandelingen hebben een relatief lage effectiviteit van 50-60%, slechts 20-30% van alle patiënten vertoont totale remissie, dat wil zeggen geneest volledig. Waarom helpt een therapie bij de ene patiënt wel en bij een andere níét? Vanuit mijn vakgebied kan ik bijdragen aan meer kennis over het brein bij depressieve patiënten. Dit doe ik in mijn promotieonderzoek door moleculaire interacties tussen verschillende biologische systemen in de hersenen onder de loep te nemen. Hiervoor gebruikten we ratjes in het lab en zetten we diermodellen op.’

Opzet onderzoek

‘Voor dit onderzoek werkte de Rijksuniversiteit Groningen samen met de Chileense Universiteit (Universidad) Andrés Bello waar ik mijn studie Biotechnologie deed. We keken naar de hersenen van ratten bij wie we stressvolle situaties simuleerden. We weten namelijk dat chronische stress mogelijk een relatie heeft met depressie. Vervolgens observeerden we de veranderingen in hun hersenen met een moderne beeldvormende techniek uit de nucleaire geneeskunde: de positronemissietomografie (PET). Een techniek die specifieke biologische processen in beeld brengt. In ons geval: neuro-inflammatie (ontstekingsreactie in de hersenen), neurotransmissie en hersenactivatie.’

Hoe werkt PET precies?

‘We spoten een radioactieve markeerstof in bij de ratjes’, legt Moraga-Amaro uit. ‘Bepaalde moleculen in het brein werden vervolgens gemarkeerd, uitgelicht. Hierdoor ontstonden afbeeldingen van de hersenactiviteit die ons een beeld gaven van hoe bepaalde processen in de hersenen werken. In een uitgebreider onderzoek keken we ook met deze methode naar de langetermijneffecten bij baby’s van prenataal antidepressiva-gebruik. Opvallende conclusie was hierbij dat volwassen ratten eerder bepaalde geheugenstoornissen en stemmingswisselingen ontwikkelden als ze tijdens de eerste twee trimesters van hun moeders zwangerschap waren blootgesteld aan het antidepressivum Fluoxetine.

Wat waren de belangrijkste resultaten?

‘Allereerst dat een afname van oestrogene geslachtshormonen bij vrouwelijke ratten een risicofactor is voor het ontwikkelen van een depressie. Dit komt door veranderingen in de stofwisseling (metabolisme) van specifieke hersengebieden, zoals bijvoorbeeld de frontale cortex, hippocampus en middenhersenen. Bovendien zagen we bij sociale stress een verhoogde ontstekingsreactie in het brein (neuro-inflammatie). Het snelle antidepressivum ketamine of cafeïne konden die effecten niet tenietdoen. Sociale stress zorgde ook voor vertraagde veranderingen in zowel het dopamine- als serotonine-neurotransmittersysteem: een ontregeling in één van deze systemen kan aanleiding zijn tot een depressie. Deze veranderingen vonden echter pas plaats nadat het depressieve gedrag weg was.’

Hoe zijn uw inzichten te gebruiken in de klinische praktijk?

‘In de eerste plaats is dit onderzoek een eerste aanzet om terughoudendheid te adviseren bij het gebruik van antidepressiva tijdens de zwangerschap. Daarnaast dienen onze inzichten in biologische processen bij depressie als basis voor verdere studies in het veld, om bijvoorbeeld therapieën te verbeteren. Tot slot toonden we aan dat PET een heel handig instrument is om veranderingen in de hersenen te bestuderen, zonder in vlees te hoeven snijden. Op deze manier kunnen onderzoekers goed individuele veranderingen bij depressieve stoornissen vaststellen.

Bron

Rodrigo Moraga-Amaro deed zijn promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen bij de afdeling Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Zijn proefschrift draagt de titel: Biological interactions in depression: Insights from preclinical studies.

Geen stijging suïcides tijdens eerste maanden coronapandemie

Angst, eenzaamheid en afstandelijkheid: de coronapandemie heeft negatieve gevolgen voor de geestelijke gezondheid. Het risico dat iemand zelfmoord pleegt, neemt toe. Toch is er in de eerste maanden van de coronapandemie geen stijging van het aantal zelfdodingen. Zo concluderen Pirkis et al (2021, 13 april) in hun onderzoek.

Denk je aan zelfmoord? Heb je nu hulp nodig? Bel 113, 0800-0113 (gratis) of chat via 113.nl.

Zij namen data van in totaal 21 landen onder de loep, waaronder van Nederland. In bijna geen van de onderzochte landen nam het aantal suïcides toe; op sommige plekken was er zelfs sprake van een daling. Opvallende cijfers, want eerdere onderzoeken zagen het aantal zelfdodingen tijdens soortgelijke epidemieën toenemen. Denk aan de SARS-epidemie in Hong Kong (2003) of Ebola in Guinea (2013-2016).

Risicofactoren zelfmoord nemen toe tijdens corona

Bij suïcide zijn er een aantal theoretische risicofactoren. Deze nemen wél toe tijdens de wereldwijde pandemie. Zo groeit het aantal mensen met posttraumatische stress (PTSS) angst- en depressieve klachten: allemaal mentale problemen die in de literatuur zijn gelinkt aan een groter risico op zelfmoord. Oorzaken zijn de lockdown, het stigma rondom mensen met COVID-19 en de enorme druk op de geestelijke-gezondheidsorganisaties. Daarbij hebben mensen in een suïcidale crisis speciale hulp nodig. Door de pandemie zochten sommigen echter geen hulp, uit angst om zelf corona te krijgen.

Onderzoekers gebruiken officiële data

Voor dit onderzoek sloegen vele experts uit 40 landen de handen ineen en vormden ‘The International COVID-19 Suicide Prevention Research Collaboration (ICSPRC). Zij verweten eerdere studies ook onofficiële data te gebruikten. Daarom richt het collectief zich op officiële cijfers van de Ministeries van Volksgezondheid, politiebureaus en statistische bureaus van de overheid. Landen met meer dan 3 miljoen inwoners werden meegenomen., maar niet alle data kon één op één worden gebruikt. Zo wilden de onderzoekers cijfers per maand om goed te vergelijken met de periode voorafgaand aan corona.

Afname aantal suïcides in 12 landen/gebieden: de belangrijkste resultaten

Aan het onderzoek deden 16 hoog-inkomen- en 5 bovengemiddeld-inkomenslanden mee en verschillende gebieden binnen deze landen. Vanuit eerdere cijfers stelden de onderzoekers een model vast met aantallen verwachte zelfmoorden. Vervolgens vergeleken ze die met de daadwerkelijke cijfers. De resultaten waren opvallend: in de meeste landen was er geen significant verschil tussen verwachte en waargenomen cijfers. In 12 landen of gebieden viel het waargenomen aantal zelfdodingen lager uit. Dat was onder andere het geval in Chili, Nieuw-Zeeland, Zuid-Korea en Ecuador.

Toename zelfmoorden in Wenen, Japan en Puerto Rico

Uitzonderingen op de regel waren Wenen (Oostenrijk), Japan en Puerto Rico. Hier was het daadwerkelijke aantal suïcides groter. In Japan pleegde juist in deze tijd een aantal beroemdheden zelfmoord. Zelfmoorden die breed werden uitgemeten in de pers en media-aandacht is een risicofactor voor suïcide. Daarnaast had Puerto Rico al sinds 2006 te maken met een diepe economische recessie, met corona er bovenop belandden sommigen in zware armoede.

Denk je aan zelfmoord? Heb je nu hulp nodig? Bel 113, 0800-0113 (gratis) of chat via 113.nl.

Lockdown en financiële steun voorkwamen toename suïcides

Hoe kon het dat in de andere landen een stijging van aantal suïcides uitbleef? Als eerste oorzaak noemen de onderzoekers de lockdown die ervoor zorgde dat de sociale controle sterker was. Ten tweede waren er bepaalde beschermende factors, zoals gemeenschappen die hoog-risicogroepen steunden, nieuwe manieren van verbinden en bestaande relaties die sterker werden doordat mensen gezamenlijk thuis waren. Veel mensen hadden bovendien het gevoel van “We’re all-in this together”. Tot slot kwamen veel landen al snel met financiële regelingen, waardoor de economische consequenties veelal beperkt bleven.

Bron

Pirkis, J. et al. (2021). Suicide trends in the early months of the COVID-19 pandemic: an interrupted time-series analysis of preliminary data from 21 countries. The Lancet Psychiatry.

Aantal suïcides vorig jaar niet gestegen

Het aantal suïcides vorig jaar is niet gestegen. In 2020 maakten mannen en 596 vrouwen een einde aan hun leven. In totaal overleden 1.825 mensen door zelfdoding, gemiddeld 5 per dag. Omgerekend per 100 duizend inwoners is het aantal zelfdodingen de afgelopen drie jaar stabiel. Dit blijkt uit voorlopige cijfers die het CBS vandaag publiceert.

Met 10,5 zelfdodingen per 100 duizend inwoners is het zelfdodingscijfer sinds 2018 stabiel. Begin jaren tachtig was het dit het hoogst (14,7 per 100 duizend mensen in 1984) en in 2007 het laagst met 8,4 per 100 duizend inwoners. Sinds het begin van de jaren negentig overlijden tweemaal zoveel mannen als vrouwen door zelfdoding.

Aantal suïcides vorig jaar

Het aantal mensen dat uit het leven stapt is onder vijftigers het hoogst, zowel bij mannen als vrouwen. In deze leeftijdsgroep nam het aantal zelfdodingen bij mannen toe van 263 in 2019 naar 276 in 2020. In 2019 maakten 136 vrouwen van in de vijftig een einde aan hun leven, in 2020 waren dat er 132.

In 2020 maakten 62 jongeren tot 20 jaar een einde aan hun leven; het jaar ervoor waren dat er 67. Onder jongens nam het aantal zelfdodingen af van 43 in 2019 naar 35 afgelopen jaar, bij meisjes nam het toe van 24 naar 27.

Het aantal zelfdodingen onder 70-plussers is de afgelopen jaren toegenomen van 285 in 2018 naar 331 in 2020.

Sterfte door zelfdoding hoogst onder 80-plussers

Vanaf de jaren zeventig tot in het begin van het nieuwe millennium was de sterfte door zelfdoding naar rato het hoogst onder 80-plussers. In de periode 1980/1984 waren er per 100 duizend 80-plussers jaarlijks gemiddeld 27,3 zelfdodingen. Sinds het laagste niveau werd bereikt in 2005/2009 (12,5 per 100 duizend 80-plussers) nam het aantal zelfdodingen onder mensen van 80 jaar of ouder weer toe, naar 15,2 per 100 duizend 80-plussers in 2020.

Onder tieners is sinds de jaren zeventig de sterfte door zelfdoding gestegen van 1,8 naar 3,1 zelfdodingen per 100 duizend tieners in 2020.

Bron: Centraal Bureau voor Statistiek

Heb jij hulp nodig?
Dan kun je contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0900 0113 (24/7 bereikbaar) en 113.nl.

Nu ook beeldverhaal over trauma beschikbaar voor laaggeletterden en nieuwkomers

Het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie ontwikkelde samen met Pharos beeldverhalen over psychische problemen, speciaal voor jongeren die laaggeletterd of nieuw in Nederland zijn. Na ADHD, autisme, depressie en gedragsstoornissen is nu ook het beeldverhaal over trauma beschikbaar in vier talen. Professionals kunnen hiermee kinderen en hun ouders uitleggen wat hun klachten inhouden en welke hulp er voor hen is.

Voorlichtingsmateriaal over ernstige psychische problemen is vaak te complex voor jongeren die laaggeletterd zijn en jongeren die nieuw zijn in Nederland, zoals vluchtelingen. Daardoor kunnen hun problemen onopgemerkt blijven.

Beeldverhaal over trauma

Daarom zijn er beeldverhalen en animaties over veelvoorkomende psychische problemen: ADHD, autisme, depressie, gedragsstoornissen en nu ook over trauma. Huisartsenpraktijken, wijkteams, scholen en de jeugdhulp kunnen deze inzetten bij een vermoeden van psychische problemen.

Deze beeldverhalen en animaties sluiten aan bij de leefwereld van de doelgroep, doordat de beelden van de omgeving of de personages herkenbare elementen bevatten. De hoofdpersoon van ieder beeldverhaal leert van iets wat hij gaandeweg meemaakt.

Van de beeldverhalen zijn inmiddels ook animaties verschenen, in vier talen: Nederlands, Arabisch, Pools en Tigrinya. Zo kunnen laaggeletterde ouders en jongeren de beeldverhalen ook beluisteren.

Gezondsheidsinformatie niet goed begrijpen en verkrijgen

Jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond hebben even vaak (of zelfs vaker) psychische problemen als andere jongeren. Toch krijgen zij minder vaak de zorg die zij nodig hebben. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat zij gezondheidsinformatie niet goed begrijpen en verkrijgen.

Voor vluchtelingenkinderen en hun gezinnen speelt dit waarschijnlijk nog sterker. Een deel van hen heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Dat wil zeggen dat zij moeite hebben om informatie over gezondheid te verkrijgen, begrijpen en toe te passen. Zij beheersen de taal vaak onvoldoende om complexe informatie over gezondheid, ziekte en zorg te begrijpen. Daarnaast kennen ze de weg door het Nederlandse zorgsysteem onvoldoende.

Dit is des te schrijnender doordat zij door hun levensomstandigheden juist een grotere kans lopen op psychische problemen. Denk aan de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen voorafgaand aan en tijdens hun vlucht, en aan de vaak stressvolle omstandigheden tijdens de asielaanvraag.

Juist voor hen zijn de beeldverhalen en animaties een toegankelijke manier om meer te weten te komen over psychische problemen.

Bekijk alle beeldverhalen op de website van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie.

Voorbereiden op de invoering van het zorgprestatiemodel in 2022

Met de nieuwe informatie van De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars zich verder voorbereiden op de invoering van het zorgprestatiemodel in 2022. De nieuwe bekostiging voor de ggz en de forensische zorg is klaar voor gebruik. De  regelgeving en prestaties zijn vastgesteld en de concepttarieven voor 2022 gepubliceerd. Er zijn bovendien verschillende factsheets en spelregels opgesteld. Ook de benodigde tabellen voor de bekostiging en voor zorgvraagtypering zijn beschikbaar. 

In 2019 begonnen zorgaanbieders, behandelaren, zorgverzekeraars, patiëntvertegenwoordigers en de overheid met elkaar aan de uitwerking van de bekostiging. Deze manier van samenwerken is nog steeds uniek. Het zorgprestatiemodel is door veldpartijen en overheid sámen uitgedacht.

Voorbereiding op het zorgprestatiemodel in 2022

Met de nieuwe informatie kunnen zorgaanbieders en zorgverzekeraars zich verder voorbereiden op de invoering van het zorgprestatiemodel. Het zorgprestatiemodel is een grote verandering. Daarom gaat NZa met een monitor volgen hoe de voorbereidingen gaan. De partijen in het programma gaan hun leden vragen om aan de monitor deel te nemen. Daarnaast betrekken zij ook ICT-leveranciers. De informatie uit de monitor kan het programma gebruiken om ervoor te zorgen dat het zorgprestatiemodel een goede start krijgt.

Een belangrijke mijlpaal is nu behaald. De regels staan vast en de prestaties en tarieven zijn bekend. Dat is relatief vroeg, maar niet zonder reden. De resterende negen maanden van 2021 zijn voor iedereen hard nodig in aanloop naar de invoering. De EPD’s moeten worden aangepast, de organisatie moet worden voorbereid en medewerkers moeten worden opgeleid.

Veldafspraken klaar in juli 2021

De partijen van het zorgprestatiemodel gaan nu verder met het opstellen van ‘veldafspraken’ over het zorgprestatiemodel. Die gaan onder meer over beroepen in ggz en fz, verwijsregels, zorgvraagtypering, verantwoording & controle en gepast gebruik. De veldafspraken moeten in juli 2021 klaar zijn.

Lees het hele bericht op de website van NZa.

Maatschappelijke meerwaarde van lotgenotencontact is groot

De maatschappelijke meerwaarde van lotgenotencontact is groot. Ook werkgevers, verzekeraars, zorgprofessionals en gemeenten hebben er baat bij. Dat blijkt uit een kosten-batenanalyse door PGOsupport, volgens de internationaal erkende methode van Social Return On Investment (SROI). Daarbij komen de maatschappelijke investeringen (tijd en geld) en opbrengsten voor alle belanghebbenden in beeld, uitgedrukt in euro’s, om kosten en baten te vergelijken.

“De waarde van lotgenotencontact wordt lang niet overal herkend en erkend”, zegt Dries Hettinga, directeur PGOsupport, bij de opening van de slotbijeenkomst van het SROI-onderzoek. “Daarom is het belangrijk om die waarde inzichtelijk te maken bij partijen die er wat verder vanaf staan. Het is niet bedoeld als rapportcijfer of om aanbieders van lotgenotencontact te vergelijken, maar als een gespreksmodel om met belanghebbenden in dialoog te kunnen over opschaling en verdere verbetering. Om draagkracht te krijgen. Want lotgenotencontact op een hoger plan brengen, kan de patiëntenbeweging niet alleen. Dat is een gezamenlijke opgave.”

Maatschappelijke meerwaarde van lotgenotencontact

Uit interviews met experts komen de belanghebbenden naast patiënten en cliënten naar voren. Werkgevers, zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten hebben ook baat bij lotgenotencontact, doordat het indirect leidt tot kwaliteitsverbetering en kostenbesparingen.

Want door lotgenotencontact leren patiënten en cliënten bijvoorbeeld met hun aandoening om te gaan, waardoor ze eerder weer aan het werk kunnen. Dit bespaart zorgkosten voor de verzekeraar en Wmo- en uitkeringskosten voor de gemeente.

Verkort zorgproces

Ander voorbeeld: lotgenotencontact kan de diagnose bespoedigen. Dat verkort het zorgproces, wat weer een kostenbesparing oplevert. Terwijl de nieuwe kennis voor de zorgprofessional tot kwaliteitsverbetering kan leiden.
Zo zijn er meer positieve neveneffecten die de maatschappelijke waarde van het lotgenotencontact verhogen.

Welke effecten dat allemaal zijn, wat de waarde ervan is en voor wie, is uiteengerafeld in het SROI-onderzoek.

Lees het hele bericht op de website van PGOSupport.

De impact van geriatrische problemen op oudere mensen met psychiatrische aandoeningen

Geriatrische karakteristieken zoals “frailty” (kwetsbaarheid) hebben een relatie met depressie op oudere leeftijd. Klinisch geriater Carolien Benraad van het Radboudumc deed in haar proefschrift onderzoek naar dit verband. Wij stelden een aantal vragen over haar studies.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

‘Mijn onderzoek viel uiteen in meerdere studies,’ legt Benraad uit. ‘In de eerste deelstudie vergeleek ik mensen die vanuit de huisarts waren verwezen met onverklaarde klachten. Daarbij konden we twee groepen onderscheiden: de wat jongere mensen (gemiddeld 73 jaar) die relatief gezond waren, waarbij we inderdaad echt geen verklaring van de klachten konden vinden en de wat oudere groep (78) die duidelijk kwetsbaarder was en meer ziekten had. Opvallend genoeg kwamen bij beide groepen psychiatrische aandoeningen even veel voor. Van de patiënten die met onverklaarde klachten door de huisarts naar onze poli waren verwezen, had ruim de helft een depressie. Voor angststoornissen lag dit een stuk lager: op 33%.’

Systematische review ouderen met depressie

De Nijmeegse onderzoeker vergeleek 27 andere studies over psychische problemen onder ouderen. Ze wist namelijk uit de literatuur dat mensen die ouder zijn dan 80 minder goed opknappen na een depressie dan mensen tussen 65 en 80 jaar. ‘Wij hadden als hypothese dat dit zou kunnen komen door vijf geriatrische problemen: “frailty” (kwetsbaarheid), cognitieve stoornissen, algemeen functioneren in dagelijks leven, chronische ziektelast en ondervoeding. De studies bleken deze karakteristieken echter niet of nauwelijks mee te wegen. Dat was opvallend, omdat bekend was dat er associaties bestaan tussen deze problemen en depressie op oudere leeftijd.’

Wat is kwetsbaarheid?

‘In het Engels noemen we dit frailty,’ begint Benraad haar uitleg. ‘Simpel gezegd: mensen die kwetsbaar zijn, hebben een verminderde reservecapaciteit. Als zij bijvoorbeeld een depressie of lichamelijke ziekte krijgen, dan gaan ze snel achteruit in hun functioneren. En hun hersteltempo ligt laag; vaak kunnen ze niet meer terugkeren naar hun eigen niveau van vóór de aandoening. Frailty kun je op twee manieren meten: door te kijken naar fysieke kenmerken zoals traagheid, verminderde spierkracht, extreme vermoeidheid en gewichtsverlies of door een optelsom te maken van allerlei symptomen die op oudere leeftijd veel voorkomen, zoals bloedarmoede, slecht zien of horen en problemen met lopen. Deze optelsom bepaalt de score op de frailty-index, een schaal die wij in ons onderzoek gebruikten.’

Wat waren de belangrijkste resultaten?

Van de mensen die opgenomen waren op onze acute opname-afdelingen scoorde de helft hoog op de frailty-index, onder de bevolking is dat op 8 op de 100. Hier ging het om mensen met verschillende psychiatrische aandoeningen. Er sprong in het oog dat de depressieve groep het meest ondervoed was, maar dat de diverse diagnosegroepen (depressieve, psychotische, cognitieve en overige stoornissen, zoals angst- of somatoforme stoornissen) even hoog scoorden op frailty en chronische ziektelast. Tot slot volgden we de deelnemers meerdere jaren. De helft van de opgenomen mensen stierf binnen vijf jaar. Vooral  frailty was hierin een grote voorspellende factor. Een enorm verlies aan levensjaren! Een bevestiging dat mensen met psychiatrische ziekten een lagere levensverwachting hebben en dat kwetsbaarheid hier een rol in speelt .’

 

Relatie geriatrische kenmerken en opnames

De Nijmeegse geriater concludeerde bovendien dat frailty en chronische ziektelast voorspellend waren voor het niet meer terug kunnen keren naar huis, maar gaan wonen in de RIBW, chronische GGz of verpleeghuis. Achteraf, maar dat was niet de onderzoeksvraag, bleek dat de geriatrische karakteristieken vaak de reden vormden om iemand op te nemen. ‘Dus niet de ernst van de depressie op zich, maar het feit dat iemand niet meer voor zichzelf zorgde, viel of ondervoed was. Er was ook geen associatie tussen de ernst van de psychiatrische stoornis en de geriatrische problemen. De ernst van de psychiatrische stoornis was op een Likert-schaal van 1-7 gemiddeld een 5, wat betekent dat ze geen continue toezicht of één op één begeleiding nodig hadden vanwege hun psychiatrische stoornis.

Welke klinische implicaties heeft uw promotieonderzoek?

‘Allereerst hebben we de aanbeveling voor de GGZ om te screenen op een aantal geriatrische problemen. Niet alleen bij opname, maar juist al ambulant. Mensen met onverklaarde klachten hebben vaak dieperliggende problemen, zoals depressie, kwetsbaarheid of chronische ziektelast. Als je er hier vroeg bij bent, kun je het tij waarschijnlijk ten goede keren. Ten tweede zijn wij voorstander van een geïntegreerde benadering van patiënten: kijk met een heel team, met professionals vanuit verschillende disciplines, naar een patiënt. Psychiatrie, psychologie en geriatrie zouden bijvoorbeeld veel meer moeten samenwerken; nu zijn het nog te veel gescheiden werelden.

Bron

Geriatric syndromes and multimorbidity in older adults with psychiatric disorders : An integrated perspective