Het gebruik van de pil, in combinatie met genetische factoren, kan van invloed zijn bij experimenteel psychologisch onderzoek onder vrouwen. Er is meer onderzoek nodig naar de invloed van de anticonceptiepil op stemmingsstoornissen, concludeert psycholoog Daniëlle Hamstra. In een interview met Jan Joost Aten van de Universiteit Leiden licht ze haar conclusie toe.
Waarom is uw conclusie niet: de pil kan van invloed zijn op stemmingsstoornissen?
Dat zou een te sterke conclusie zijn, omdat ik deze effecten vooral heb onderzocht in experimenteel psychologisch onderzoek. Bovendien heb ik alleen jonge vrouwelijke studenten onderzocht. De onderzoeksresultaten duiden op een mógelijke invloed. Mijn proefschrift wijst vooral op een onderzoekslacune: in eerder psychologisch onderzoek is te weinig rekening gehouden met de vrouwelijke hormonale status. En dus ook de anticonceptiepil. Bovendien, om uitspraken te doen over de invloed van de pil, moeten niet alleen tevreden, maar ook gestopte pilgebruiksters en starters worden onderzocht. Internationale samenwerking zou hierbij goed zijn. Dan kunnen we met meer wetenschappers en meer middelen op uniforme manier dit belangrijke onderzoek doen.
Gaat u nog verder met uw onderzoek?
Niet als wetenschapper. Ik ben ook psycholoog. Ik merk dat deze kennis mooie aanknopingspunten biedt tijdens behandelingen. Uiteraard heb ik de bevindingen gedeeld in mijn netwerk. Ik hoop dat er de komende jaren naar aanleiding van mijn inzichten meer onderzoek wordt gedaan.
Lees het hele interview met psycholoog Daniëlle Hamstra over de anticonceptiepil en stemmingsstoornissen: Universiteit Leiden
Het doel van dit onderzoek is het vergelijken van cognitieve functies (zekerheid) in OCS patiënten en gezonde controles via computertaken.
Het gevoel van controle en zekerheid willen hebben is een belangrijk probleem bij OCS. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat patiënten met OCS vaak te onzeker zijn over de beslissingen die zij nemen. Daarom willen we dit in ons onderzoek beter uitzoeken en bekijken wat de rol is van verschillende soorten context en omgevingsfactoren in deze inschatting van zekerheid.
Waaruit bestaat het onderzoek?
Het onderzoek bestaat uit drie delen: een kort telefonisch interview, het invullen van een aantal vragenlijsten en een aantal online computertaken. In totaal duurt het gehele onderzoek ongeveer 4 uur. Tijdens de eerste twee delen worden er psychiatrische vragenlijsten afgenomen onder meer gericht op uw OCS symptomen. Het derde deel bestaat uit een aantal online computertaken. Deze taken zullen van te voren worden uitgelegd en ook kunt u de taken oefenen. Deze taken kunt u op uw eigen computer doen, gewoon vanuit huis. Bij de computer taken zal u keuzes moeten maken of problemen op moeten lossen. Als u deelneemt aan het onderzoek, loopt u geen risicos.
Waarom meedoen?
De uitkomst van dit onderzoek heeft geen directe voordelen voor u of uw behandeling. Wel kan deze nieuwe kennis mogelijk leiden tot een meer gepersonaliseerde behandeling, gericht op specifieke omstandigheden. Hierdoor kunnen de symptomen en de behandelingsresultaten worden verbeterd.
Wanneer kunt u meedoen aan dit onderzoek?
Als u een diagnose heeft van obsessieve-compulsieve stoornis
Als u tussen de 18 65 jaar oud bent
Als u een goede beheersing heeft van de Nederlandse taal
Als u op dit moment geen medicatie voor OCS-symptomen gebruikt
Als u geen andere psychiatrische diagnoses heeft
Als u geen hormoonhuishoudingsstoornis heeft
Als u de mogelijkheid en toegang heeft om thuis op de computer/laptop via het internet het onderzoek uit te voeren
Vergoeding voor meedoen
Wanneer u meedoet aan dit onderzoek krijgt u een onkostenvergoeding van minimaal 50 en maximaal 70.
Algemene informatie
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Amsterdam UMC locatie AMC. Het onderzoek zal online plaatsvinden. Dat betekent dat u hiervoor niet naar het AMC hoeft te komen en mee kan doen via uw persoonlijke laptop of pc.
Heeft u vragen?
Bij vragen kunt u contact opnemen met het onderzoeksteam (cocon_studie@amsterdamumc.nl).
Wilt u meedoen?
Als u wilt deelnemen aan deze studie kunt u mailen naar cocon_studie@amsterdamumc.nl
Wij zullen dan zo spoedig mogelijk contact met u opnemen.
In het voortgezet onderwijs zitten in elke klas van 25 leerlingen ongeveer 5 leerlingen met verhoogde depressieve klachten. Docenten kunnen een belangrijke rol spelen in het signaleren, ondersteunen en doorverwijzen van deze leerlingen. Maar menig docent weet niet goed of, en hoe er ingegrepen kan worden. Daartoe heeft Denise Bodden, psycholoog aan de Universiteit Utrecht, met collega Marieke van den Heuvel (Christelijke Hogeschool Ede) en masterstudenten Pedagogiek een brochure ontwikkeld: “Depressiepreventie op school”.
Stijgend aantal jongeren met depressieve klachten sinds coronacrisis
De Utrechtse psychologe merkt op dat er sinds de coronacrisis een stijgend aantal jongeren met depressieve klachten is. Docenten ervaren dat ook in hun klas, maar weten lang niet altijd hoe ze hier mee om kunnen gaan. Bodden: Terwijl docenten een belangrijke schakel kunnen zijn in herkenning van depressieve klachten bij hun leerlingen, blijken ze zich onthand te voelen om de leerling te benaderen. Ze laten het bijvoorbeeld na om de leerling aan te spreken, uit angst om het voor die jongere alleen maar erger te maken.
Depressiepreventie op school
In de brochure “Depressiepreventie op school” staan onder meer diverse handreikingen hoe de docent uit het voorgezet onderwijs kan reageren op een jongere als er een vermoeden is van depressieve klachten. De gouden regel? Bodden: Maak het bespreekbaar. Ga het gesprek met de leerling niet uit de weg: overwin je aanvankelijke terughoudendheid.
Dierstudies hebben aangetoond dat het jongerenbrein gevoelig is voor verstoringen in het endocannabinoïde systeem (ECS), wat leidt tot aangepaste neurologische ontwikkelingen en blijvende gedragseffecten. Er zijn echter maar weinig studies die verbanden tussen cannabisgebruik en hersenontwikkeling bij jongeren hebben onderzocht. Tot nu.
De resultaten van het onderzoek van Matthew D. Albaugh, PhD et al. van de University of Vermont Larner College of Medicine, suggereren dat cannabisgebruik tijdens de midden tot late tienerjaren in verband kan worden gebracht met een afwijkende ontwikkeling van de gebieden in de hersenschors. Vooral in regio’s die rijk zijn aan cannabinoïde 1-receptoren.
Endocannabinoïde systeem en cannabinoïden
Er is de laatste jaren wel veel onderzoek gedaan naar de werkzame bestanddelen van cannabis. Ook naar de manier waarop deze bestanddelen bijdragen aan de verbetering van pijnklachten en genezing. De belangrijkste ontdekking hierin is dat de hersenen een lichaamseigen cannabis-systeem hebben. Dit wordt het endocannabinoïde systeem genoemd.
Het menselijk lichaam maakt zelf stoffen aan die heel erg overeenkomen met cannabisachtige stoffen. Zo erg zelfs, dat het lichaam cannabis als lichaamseigen herkent. Deze stoffen worden endocannabinoïden genoemd. Het wetenschappelijk onderzoek dat met name in Israel en Spanje wordt gedaan, richt zich op de werking van de endocannabinoiden en de cannabisreceptoren (CB1 en CB2) in de hersenen. Cannabisreceptoren, endocannabinoïden en enzymen vormen samen het endocannabinoïde systeem. De twee belangrijkste endocannabinoïden zijn anandamide (N-arachidonoylethanolamine of AEA) en 2-arachidonoylglycerol (2-AG).
Het is inmiddels aangetoond dat het endocannabinoïde systeem in de hersenen betrokken is bij bepaalde processen in het lichaam, waaronder pijn, hongerig gevoel, bloeddruk en beweging. Daarnaast zijn er steeds sterkere aanwijzingen dat het endocannabinoïde systeem ook een belangrijke rol speelt bij de aansturing van bepaalde hersenfuncties, zoals het geheugen, aandacht en impulsiviteit. Endocannabinoïden werken onder andere als neuromodulatoren die de afgifte van andere neurotransmitters zoals GABA en glutamaat remmen of juist stimuleren.1
Cannabisgebruik
Cannabis is een veelgebruikte psychoactieve drug, met name onder jongeren. De prevalentiecijfers van het afgelopen jaar laten zien dat cannabisgebruik het hoogste is onder tieners. 87% van degenen die cannabis voor het eerst gebruiken, hebben een leeftijd tussen 12 en 20 jaar. Het mogelijke verband tussen cannabisgebruik en de ontwikkeling van jongeren vertegenwoordigt een steeds relevanter volksgezondheidsprobleem. Vooral door het verhoogd problematisch cannabisgebruik onder jongeren in gebieden waar het recreatief gebruik van cannabis is gelegaliseerd.
Onderzoek afwijkende ontwikkeling van de gebieden in de hersenschors
De vraag die men met dit onderzoek wilde beantwoorden, was als volgt:
In welke mate kan cannabisgebruik in verband gebracht worden met, via magnetische resonantie beeldvorming (MRI) gemeten, cerebrale corticale dikte-ontwikkeling tijdens de tienerjaren?
De gegevens van dit onderzoek zijn verkregen van de community-based IMAGEN-cohortstudie, uitgevoerd op 8 Europese locaties. De gemeten tijdsperiode is van 1 maart 2008 tot 31 december 2011; de follow-up gegevens zijn van 1 januari 2013 tot 31 december 2016.
Bevindingen cohortstudie
Bij deze cohortstudie werd gebruikgemaakt van een gemengde lineaire modelanalyse. 1.598 MRI’s van 799 deelnemers laten zien dat het gebruik van cannabis in verband gebracht kan worden met versnelde uitdunning van de hersenschors, met name in de prefrontale gebieden. Hersengebieden die betrokken zijn cognitieve en emotionele functies als beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag en impulsbeheersing. Dit in de leeftijd van 14 tot 19 jaar. Het ruimtelijke patroon van aan cannabis gerelateerde versnelde uitdunning van de hersenschors was significant geassocieerd met een door positronemissie tomografie (PET) beoordeeld beeld van cannabinoïde 1-receptoren.
Conclusie
De bevindingen van dit onderzoek onderstrepen het belang van meer onderzoeken over een langere tijdsperiode naar cannabisgebruik door jongeren. Met name gezien de toenemende trend in de legalisering van recreatief cannabisgebruik.
Twee jaar geleden sloegen Pro Persona en de Depressie Vereniging hun handen ineen en ontwikkelden samen een online community: Depressie Connect. Dit is een platform waar mensen met depressie en hun naasten ervaringen kunnen delen. Wat vinden zij van deze online plek en helpt het? Vandaag maken we de stand op met Dorien Smit die als promovendus onderzoek doet naar peer support op dit project.
Allereerst: hoe is Depressie Connect tot stand gekomen?
We proberen de zorg voor mensen met depressie continu te verbeteren. We zaten twee jaar geleden met ervaringsdeskundigen rond de tafel om te kijken naar verbeterpunten. Wat misten zij nog? Daaruit kwam naar voren dat zij gelijkwaardig contact met lotgenoten misten en dat zij meer behoefte hadden aan autonomie, zelf eigen keuzes kunnen maken. Een online platform zou hiervoor perfect zijn. Een online plek waar je altijd terechtkunt en waar je anoniem over je ervaringen kunt praten. Wat zou dat fijn zijn! Toen hebben we in samenwerking met de patiëntenvereniging, de Depressie Vereniging, dit platform gelanceerd.
Hoe groot is de community van Depressie Connect?
Sindsdien is Depressie Connect gegroeid en heeft het 2500 deelnemers. Hoewel dat niet wil zeggen dat iedereen even actief is. Zo bestaat de harde kern uit zon 50 personen. Zij loggen dagelijks in, posten veel en reageren. Daaromheen zijn er veel gebruikers die alleen mee-lezen. Dat is ook prima, vindt Smit. Het gaat er namelijk om waar jij behoefte aan hebt. Dat is al heel anders dan therapie, want daar móét je actief aan de slag. In verschillende topics bespreken mensen hoe zij omgaan met hun depressieve gevoelens: wat helpt hen en wat helpt niet? Dat kunnen neerslachtige berichtjes zijn, maar ook zeker inspirerende, krachtige, hoopgevende. Alles mag open besproken worden op de community, zolang het maar gericht is op het omgaan met depressie en herstel centraal staat.
Wat vinden de gebruikers van het online platform?
Daar richt ons onderzoek zich op, vertelt Smit. Daarmee zijn we vrijwel gelijk bij de lancering begonnen. We hebben vijftien gebruikers geïnterviewd en gevraagd waarom zij het platform gebruiken. Welke meerwaarde heeft het voor hen? Daarbij hebben we zoveel mogelijk invalshoeken meegenomen: iemand die ouder is, iemand die veel of juist maar één depressie(s) heeft doorstaan en iemand die veel of juist weinig ervaring heeft met reguliere behandelingen. Om de andere kant van het verhaal te horen heb ik zelfs mensen benaderd die zich hadden afgemeld bij Depressie Connect.
Voordelen online lotgenotencontact
Uit de interviews kwam onder andere naar voren dat er voordelen zitten in het online lotgenotencontact. Door ervaringen van anderen te lezen, gaan mensen nog extra nadenken. Ze ontdekken wat er bij hen wel en niet werkt. En wat ze zelf kunnen doen voor herstel. Het helpt misschien niet zozeer om de klachten zelf te verminderen, maar wel om een betere modus te vinden in het omgaan met depressie. De grootste groep zal altijd wel klachten blijven houden, maar door Depressie Connect krijgen ze meer zelfvertrouwen. Ze ontdekken strategieën die werken. Ook ervaren ze dat ze niet gek zijn, niet alleen, dat er meer mensen rondlopen met dezelfde problemen.
Aanvulling op therapie
En hoe verhoudt Depressie Connect zich tot een behandeling? Volgens Smit is het vooral een aanvulling op reguliere therapie. Driekwart van de gebruikers heeft er een behandeling naast. Zij gebruiken het platform vooral als extra ondersteuningsvorm. Mooie eraan is dat er ook dingen worden besproken die ze binnen hun therapie leren. En het is de ideale, veilige omgeving om gelijk opgedane vaardigheden te oefenen.
Depressie Connect
Depressie Connect is voor iedereen toegankelijk via de website Depressie Vereniging: www.depressievereniging.nl/depressieconnect. Je hoeft niet lid te zijn van de vereniging zelf. Er is een team van ervaringsdeskundigen die optreden als moderators. Zij lezen alle berichten en houden in de gaten dat berichten met name gericht zijn op herstel.
Door de pandemie kwam het gebruik van online therapie in een stroomversnelling. Maar zet deze ontwikkeling door? Docenten dr. Viviane Thewissen en dr. Nicole Gunther van de Open Universiteit denken van wel. Wij verwachten dat het een mogelijke gamechanger zal zijn. Zij publiceerden onlangs een narratieve review over de werkzaamheid van stand-alone e-therapie, therapie die alleen online wordt gegeven. Aan ons de eer om hen hierover te interviewen.
Wat was de aanleiding voor jullie onderzoek?
Aan de Open Universiteit geven wij het vak e-mental health interventies, begint Thewissen haar uitleg. Hierin raken studenten bekend met de brede achtergrond en toepassingen van e-mental health, zoals Virtual Reality en online psychotherapie. Nu zijn de laatste jaren veel nieuwe onderzoeken gepubliceerd naar de werkzaamheid van online therapie. Hoogste tijd dus voor een laatste stand van zaken, vonden wij! Voor ons review maakten we een synthese van de beschikbare wetenschappelijke literatuur (RCTs en meta-analyses) over online psychotherapie, nationaal maar ook internationaal. Naast Nederland, is Zweden, binnen Europa een van de koplopers in het aanbieden en onderzoeken van e-mental health interventies.
Naar welke online therapievorm kijken jullie?
Thewissen: Voor het review keken we naar online therapie waarbij er begeleiding op afstand is, door bijvoorbeeld een coach, psycholoog of psychotherapeut. Naast Cognitieve Gedragstherapie (CGT), richtten we onze pijlen ook op interpersoonlijke psychotherapie (IPT) en psychodynamische psychotherapie (PDT). Deze vormen van psychotherapie lijken namelijk ook geschikt om online aan te bieden. CGT is het best onderzocht en wordt online nog steeds het meest aangeboden. Thewissen: Een kanttekening is dat veel onderzoek vooral kijkt naar symptoomreductie als uitkomstmaat voor het succes van een behandeling; in de klinische praktijk gaat het ook vaak om acceptatie van klachten die we niet voor de 100% kunnen wegnemen.
Resultaten
Over de resultaten zijn Thewissen en Gunther positief gestemd. Online behandelingen boeken goede resultaten bij volwassenen. Vooral de mensen met een depressie, angststoornis of PTSS profiteren ervan. Een voorzichtige conclusie op basis van de literatuur is dat de effecten langdurig zijn. De werkzaamheid is vergelijkbaar met die van face-to-face therapie voor onder andere depressieve stoornissen, paniekstoornissen en sociale fobieën. Over kinderen, adolescenten en ouderen zijn veel minder onderzoeken, aldus Gunther. Maar de resultaten wijzen erop dat het bij hen hoogstwaarschijnlijk óók vruchten afwerpt. Met name voor angststoornissen bij kinderen en adolescenten heeft online CGT hetzelfde effect als traditionele therapie. Online CGT lijkt bij ouderen vooral werkzaam te zijn bij depressieve symptomen en gegeneraliseerde angst, maar online CGT is niet vergeleken met traditionele CGT.
Haken en ogen online therapie
Helaas zijn er echter ook een aantal struikelblokken bij online therapie, vooral wanneer deze stand alone wordt aangeboden. Zo is de therapietrouw lager dan bij real-life therapie. Dit komt onder andere doordat je een grote mate van zelfstandigheid moet hebben bij online therapie, legt Thewissen uit. Je moet zelf achter de computer gaan zitten en huiswerkopdrachten maken. Sommige mensen kunnen zich hier om uiteenlopende redenen niet toe zetten en dat maakt de kans op uitval groter. Therapietrouw is mogelijk van invloed op het effect van een online interventie. Hoeveel contact heb je nodig om de therapie wél vol te houden? Daar houden onderzoekers zich nu mee bezig.
Heeft online therapie dé toekomst?
Eerder noemen jullie de coronapandemie een gamechanger. Denken jullie dat corona een omslagpunt is en dat instellingen nu vaker online therapie gaan aanbieden? Ja, we zien nu al dat meer organisaties daartoe overgaan, aldus Gunther. In de eerste lockdown zag je dat behandelaars hun therapie zoals gewoonlijk gaven, maar dan via beeldbellen. Sindsdien hebben meer geestelijke gezondheidsinstellingen beveiligde e-mental health-platforms aangeschaft. Waarop speciale modules zitten om bijvoorbeeld videos met psycho-educatie te laten zien, dagboekmogelijkheden en opties om met je behandelaar te chatten.
Punt van aandacht
Thewissen: Een belangrijk punt van aandacht voor een succesvolle en structurelere implementatie van online therapie is, naast de reeds opgedane ervaring, ook scholing op het gebied van online behandelvaardigheden. Er is op dit moment nog een te grote kloof tussen de uitvoering van online therapie in de klinische praktijk en wat psychologen hebben geleerd in hun opleiding.
Voorkeur voor blended therapie
Men zal echter niet zozeer overgaan op stand-alone online therapie, voegt Thewissen toe. Blended heeft de voorkeur: een combinatie van online en real-life therapie. Een combinatie die ook kansen geeft voor patiënten met meer complexe psychologische problematiek. Maar wanneer kies je voor online en in welke verhoudingen? Dat is afhankelijk van zoveel factoren: de voorkeur van de cliënt, fase van behandeling of ernst van de klachten. Echter, niet voor iedereen zal online therapie passend zijn. Doel is om in de toekomst toe te werken naar therapieën die toegespitst zijn op het individu.
Bron
Viviane Thewissen, universitair hoofddocent, en Nicole Gunther, universitair docent, zijn werkzaam voor de vakgroep klinische psychologie, faculteit Psychologie, van de Open Universiteit te Heerlen.
Literatuurverwijzing:
Thewissen, v., & Gunther, N. (2021). De werkzaamheid van online psychotherapeutische behandeling voor diverse psychische aandoeningen en leeftijdsgroepen: een narratieve review. Tijdschrift voor Psychotherapie, 47(3), 148-165.
Ze komen vaak negatief in het nieuws, er zijn veel misverstanden over en er rusten allerlei stigmas op: antidepressiva. Antidepressiva hebben een imagoprobleem, aan het woord Christiaan Vinkers, psychiater en hoogleraar bij het Amsterdam UMC. Afgelopen maandag verscheen het boek Hoe zit het nu echt met antidepressiva? dat hij samen met ziekenhuisapotheker Roeland Vis schreef. Aan ons de eer om een aantal vragen te stellen over dit nieuwe werk.
Wat was de aanleiding voor jullie boek?
Heel veel mensen hebben te maken met antidepressiva, velen hebben er baat bij, antwoordt Vinkers. Toch zitten deze medicijnen diep in de taboesfeer. Er zijn (te)veel vooroordelen over: we zitten er massaal aan, ze worden te snel gegeven en ermee stoppen is onmogelijk. In ons boek geven we eerlijke en nuchtere cijfers over antidepressiva. Wat zijn het? Hoe werken ze en wat zijn bijwerkingen? Ons boek is heel toegankelijk geschreven, voor iedereen. De stevige basis: verschillende wetenschappelijke studies op het gebied van antidepressiva.
Wat laten de cijfers met betrekking tot antidepressiva zien?
Slikken we inderdaad massaal antidepressiva en worden ze te snel gegeven? Vinkers: Puur gelet op de cijfers zijn er 1 miljoen mensen die antidepressiva slikken. Dit getal is al jaren stabiel en daalt de laatste tijd zelfs. Maar van die 1 miljoen mensen gebruikt slechts de helft het bij depressie. En daarbij is er een grote groep mensen die maar één keer een recept bij de apotheek ophaalt, maar wel meetelt in de cijfers.. Filter je al deze mensen eruit, dan houd je 150.000 personen met een depressie over die de medicijnen langer dan een jaar gebruiken. Ter vergelijking: 800.000 Nederlanders kampen met een depressie. Dus massaal gebruiken we het niet.
Genuanceerder beeld
Dit maakt het beeld een stuk genuanceerder. Bovendien krijgen mensen antidepressiva om veel verschillende redenen. 50% krijgt het vanwege een depressie, 50% vanwege een andere aandoening, aldus Vinkers. Waarvoor krijgen mensen het nog meer? Angststoornissen, PTSS, hoofdpijn, neuropathische pijnen en als slaapmiddel: er zijn vele redenen om een antidepressivum voor te schrijven. Door de cijfers heen zien we dat sommige mensen misschien inderdaad snel antidepressiva krijgen voorgeschreven. Er zijn echter ook veel mensen die het niet slikken, terwijl zij er wel baat bij kunnen hebben. Naast overbehandeling is er ook sprake van onderbehandeling.
Wat waren de belangrijkste conclusies van jullie boek?
De belangrijkste was wel dat antidepressiva gemiddeld genomen als behandeling en als geneesmiddel goed werken. Natuurlijk, niet iedereen heeft er evenveel baat bij, maar veel mensen wel. Voor sommigen zijn ze echt levensreddend. Een vooroordeel is dat je er suïcidaal van wordt als je ermee begint. Iets wat wij niet terug zien bij volwassenen; bij jongeren is dat risico er wel in mindere mate. Zijn er dan geen bijwerkingen? Dat wel. Volwassenen hebben in de eerste weken vaak wat last van misselijkheid, onrust en hoofdpijn. Na een gewenningsperiode verdwijnen deze klachten vaak ook weer. Op de langere termijn zijn gewichtstoename en seksuele bijwerkingen soms lastig. Maar vooral moet je lichaam wennen aan een nieuw medicijn. Je krijgt er geen kick van en antidepressiva zijn dus niet verslavend.
En hoe is het om te stoppen met antidepressiva?
Aan stoppen met antidepressiva hebben we een heel hoofdstuk gewijd, vertelt Vinkers. Ieder jaar starten en stoppen er duizenden mensen met antidepressiva, dus heel vaak gaat het best goed. Dat neemt niet weg dat het voor sommige mensen een hele uitdaging is. Daarom zijn we ook de Afbouwpoli begonnen zijn in Amsterdam bij GGZ inGeest (www.ggzingeest.nl/afbouwpoli). We willen ook meer te weten komen over afbouwen, daarom lopen er nu twee grote wetenschappelijke onderzoeken: OPERA en TAPER-AD. Voor OPERA (www.opera-project.nl) zoeken we mensen die het afgelopen jaar begonnen zijn met de antidepressiva sertraline en citalopram. OPERA en TAPER-AD nemen onder de loep hoe en wanneer je het beste afbouwt. Werkt het beter om in grotere stappen af te bouwen of kies je liever voor kleinere? En: hoe werkt het placebo-effect precies bij afbouwen? We weten namelijk dat sommige patiënten soms klachten krijgen als ze denken dat hun medicatie wordt afgebouwd. Als iemand verwacht dat er problemen gaan koemn, dan veroorzaakt dit begrijpelijk veel angst. Ons doel is om mensen zo goed mogelijk en op maat te helpen hoe antidepressiva afgebouwd moeten worden.
Het boek: Hoe zit het nu echt met antidepressiva?
Een genuanceerder beeld dus van antidepressiva. Dit doel streven Christiaan Vinkers (1980) en Roeland Vis (1981) na in hun boek Hoe zit het nu echt met antidepressiva? Een leerzaam en en ontnuchterend boek voor iedereen die interesse heeft in antidepressiva. Of er zelf mee te maken krijgt. In het boek komen naast traditionele antidepressiva ook alternatieve middelen aan bod zoals de esketamine-neusspray die in 2019 op de markt verscheen, lsd en paddos. Middelen waarvan nog niet altijd goed is onderzocht in hoeverre ze werkzaam zijn. Ik ben daarom nog kritisch op massaal voorschrijven van psychedelica, aldus Vinkers.
Vinkers C., & Vis. R. (2021), Hoe zit het nu echt met antidepressiva? (1e ed.). Prometheus: Amsterdam.
Om tot de beste zorg te komen, hebben zorgverlener en patiënt elkaar nodig. Want door samen te beslissen zijn mensen meer tevreden over de zorg en ondersteuning en houden zij zich beter aan de afspraken die zij met hun zorgverlener maken. Maar helaas is Samen Beslissen in de zorg op dit moment nog te weinig samen. Om daar verandering in te brengen, is op 6 september 2021 de nationale campagne Samen Beslissen van start gegaan. De campagne loopt 16 maanden en is de grootste campagne over Samen Beslissen ooit, gelanceerd vanuit patiëntenorganisaties en brancheorganisaties uit de medisch-specialistische zorg, de huisartsenzorg, de paramedische zorg en de wijkverpleging.
Samen Beslissen heeft veel voordelen en verbetert de zorg: mensen zijn meer betrokken bij een behandelkeuze, houden zich beter aan afspraken, en het leidt mogelijk tot minder zorgkosten.
Minstens een kwart van alle patiënten, vaak mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden, vindt Samen Beslissen lastig.
Zorgverleners overschatten de mate waarin zij samen beslissen en 7 op de 10 maken een voorselectie van behandelmogelijkheden.
46 procent van de zorgverleners zegt dat zij met de patiënt samen de beslissing nemen. 37 procent van de patiënten ervaart dit ook zo.
Ruim 1 op de 5 patiënten geeft aan gesprekken met een zorgverlener niet voor te bereiden. Dat terwijl een goede voorbereiding helpt bij Samen Beslissen.
Shared Decision-Making
Samen Beslissen gaat over het gezamenlijke beslissingsproces tussen zorgverlener en patiënt of cliënt. Dat is een belangrijk proces, want om tot de beste zorg te komen, hebben zij elkaar nodig. Als patiënten actief betrokken zijn bij hun behandelplan leidt dat tot meer tevredenheid over de genomen beslissing, meer therapietrouw, minder overbehandeling en mogelijk zelfs minder zorgkosten, aldus Dirk Ubbink, hoogleraar Shared Decision-Making en expert in het onderwerp. Het is eigenlijk heel logisch. Over veel grote beslissingen denk je goed na. Bijvoorbeeld over de school van je kinderen of het kopen van een huis. Dat moeten we in de zorg ook doen. Welke zorg je krijgt en wanneer kan een enorme impact op je leven hebben. Waarom zouden we deze beslissingen helemaal aan een ander overlaten?
Ondanks dat veel zorgverleners al proberen hun patiënten te betrekken is er nog genoeg te doen. Sommige zorgverleners denken bijvoorbeeld dat het bespreken van keuzemogelijkheden te ingewikkeld is voor hun patiënten of cliënten. En patiënten bereiden zich nog te vaak niet goed voor op een gesprek. Dit alles kan ervoor zorgen dat mensen zorg krijgen waar ze niet bewust voor hebben gekozen, of zelfs helemaal niet achter staan. Dirk Ubbink: De zorgprofessional is natuurlijk de medische expert, maar de patiënt is ervaringsdeskundige die het beste kan aangeven wat hij of zij belangrijk en passend vindt in zijn of haar situatie.
Een goed gesprek begint met een goede voorbereiding
Een goed gesprek tussen zorgverlener en patiënt is een open en persoonlijk gesprek waarin besproken wordt wat écht belangrijk is voor een patiënt. Maar dat is niet gemakkelijk. Mensen hebben moeite met het onder woorden brengen van wensen. En soms zit het gevoel in de weg dat ze de zorgverlener niet goed genoeg kennen. Dat blijkt ook uit onderzoek (2020) van Kantar Public in opdracht van het ministerie van VWS over Samen Beslissen. Minstens een kwart van alle patiënten vindt Samen Beslissen dan ook lastig. Vaak zijn dit mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Het is lastig voor ze omdat ze niet gewend zijn hun wensen uit te spreken. Of omdat ze simpelweg geloven dat hun eigen mening niet relevant genoeg is, zegt Dianda Veldman, directeur-bestuurder van Patiëntenfederatie Nederland en partner van de campagne. Na afloop van zon gesprek twijfelt vier op de tien of ze wel genoeg of de juiste vragen hebben gesteld. In de voorbereiding ligt een belangrijk deel van de oplossing. Als je van tevoren al duidelijk weet wat je wel en niet wilt of als je alvast al je vragen opschrijft, is de kans veel groter dat je tevreden en goed geïnformeerd de spreekkamer uit loopt, zegt Veldman. Om mensen te helpen bij het gesprek met een zorgverlener geeft de campagne Samen Beslissen tips en hulpmiddelen bij de voorbereiding van een gesprek met een zorgverlener, maar biedt het ook handvatten voor tijdens en na het gesprek.
Zorgverleners overschatten de mate waarin zij samen beslissen
Ook zorgverleners kunnen meer doen. Zij overschatten op hun beurt de mate waarin zij Samen Beslissen. Dit valt op te maken uit het Samen Beslissen-onderzoek van Kantar Public. Zo maken 7 op de 10 zorgverleners een voorselectie van de behandelmogelijkheden. Zo maken 7 op de 10 zorgverleners een voorselectie van de behandelmogelijkheden. Als dit gebeurt vóórdat de voorkeuren van de patiënt uitgevraagd zijn is er geen sprake van Samen Beslissen. Want ook de situatie en wensen van de patiënt moeten worden meegenomen. Het onderzoek bevestigt dat zorgverleners Samen Beslissen rooskleuriger inschatten dan patiënten en cliënten het ervaren: 46 procent van de zorgverleners zegt dat zij met de patiënt samen de beslissing nemen. 37 procent van de patiënten ervaart dit ook zo. Ruim twee derde van de zorgverleners kan zich nog verbeteren in het Samen-Beslisgedrag, concludeert Kantar Public. En daarom richt de campagne zich ook op zorgverleners. Met sectorspecifieke tips, flyers, posters en andere hulpmiddelen voor alle zorgsectoren kunnen ook zij zich toegankelijker opstellen naar de patiënt.
Over de campagne Samen Beslissen
De campagne Samen Beslissen is een initiatief van het programma Uitkomstgerichte Zorg. Dit programma zet zich binnen de medisch-specialistische zorg in voor meer inzicht in zorguitkomsten en voor meer Samen Beslissen. Naast de medisch-specialistische zorg richt de campagne zich op drie andere sectoren. Ook binnen de huisartsenzorg, paramedische zorg en wijkverpleging wordt ingezet op Samen Beslissen. Via de campagne spreken deze vier sectoren de komende anderhalf jaar dezelfde taal als het om Samen Beslissen gaat. Een mooi signaal naar patiënten en cliënten. Samen Beslissen is overal belangrijk. Of je nou naar de huisarts, het ziekenhuis, een paramedische zorgverlener gaat of thuis zorg ontvangt.
Op de website www.begineengoedgesprek.nl vinden patiënten en zorgverleners meer informatie, tips en andere hulpmiddelen over hoe samen te beslissen.
Hoe kies ik met mijn behandelaar welk medicijn ik ga gebruiken? Mag ik wat extra innemen als ik me niet goed voel? Veel jongeren en ouders hebben vragen over medicijngebruik bij psychische klachten. Zij vinden nu nóg meer duidelijke en betrouwbare antwoorden bij de online wegwijzer Begrijp je medicijn. Het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie vulde Begrijp je medicijn aan met kennis over tien extra medicijnen. En met praktische tips: hoe kies je voor, praat je over en leef je met je medicijn?
Kinderen en jongeren die van hun behandelaar medicijnen krijgen voorgeschreven, blijven vaak zitten met vragen. Net als hun ouders. De bijsluiter geeft niet altijd begrijpelijke uitleg, en het valt niet mee om de uitleg van de behandelaar volledig te onthouden. Daarom is er Begrijp je medicijn: met antwoorden op vragen van kinderen, jongeren en ouders over medicatie. Ontwikkeld met ervaringsdeskundige jongeren en experts, betrouwbaar en duidelijk.
Nieuw op Begrijp je medicijn
Begrijp je medicijn is bijgewerkt met de meest recente kennis uit wetenschap, praktijk en ervaring, én uitgebreid met tien medicijnen. De wegwijzer geeft nu informatie over de meeste veelgebruikte medicijnen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Daarnaast vinden jongeren er tips die helpen bij de keuze voor en omgang met hun medicijn. Hoe kies je samen welk medicijn je gaat gebruiken? Hoe stel je lastige vragen, die bijvoorbeeld met seks of drugs te maken hebben? En hoe zorg je dat je je medicijn niet vergeet in te nemen?
Ook voor hulpverleners
Professionals kunnen Begrijp je medicijn gebruiken als hulpmiddel in de spreekkamer. Bijvoorbeeld om gezamenlijke beslissingen over medicatie te onderbouwen, en voor een uitleg die jongeren en ouders makkelijk begrijpen.
De combinatie van Begrijp je medicijn en gesprekken met de behandelaar over medicatie werkt goed, blijkt uit reacties uit de praktijk. Behandelaars kunnen de informatie gemakkelijk delen met jongeren en hun ouders. De informatie op Begrijp je medicijn is bedoeld als aanvulling op de bijsluiter.
Download de flyer en open het gesprek over medicatie
Bekijk als eerste kennismaking de flyer van Begrijp je medicijn. Hierin staat ook een notitievak waar behandelaars de naam van het medicijn kunnen opschrijven voor jongeren en ouders. Wilt u gedrukte flyers ontvangen, voor gebruik in de spreekkamer bijvoorbeeld? Mail dan naar communicatie@kenniscentrum-kjp.nl.
Na een jeugdtrauma zorgen aanpassingen in het DNA voor veerkrachtige reacties op stress in de toekomst. Maar bij mensen met jeugdtrauma die depressies ontwikkelen, blijken deze genetische aanpassingen niet plaats te vinden. De genen die belangrijk zijn voor onze veerkracht, zijn bij hen minder actief. De SAM studie onderzoekt of deze genetische aanpassing alsnog te maken is door traumatherapie (e.g. EMDR, NET of exposure) samen met het medicijn SAMe. De verwachting is dat hierdoor depressieve klachten afnemen en veerkracht duurzaam bevorderd wordt. Hiermee wordt een nieuwe behandeling onderzocht voor mensen met een jeugdtrauma, die veel last hebben van depressieve episodes.
We hebben inmiddels de eerste patiënten met goed gevolg kunnen behandelen. We zijn blij met dit resultaat, maar zoeken nog altijd nieuwe deelnemers.
Wie kunnen er meedoen?
– Volwassenen tussen de 18 en 65 jaar die op moment van deelname last hebben van een depressieve episode, en die daarnaast een jeugdtrauma hebben meegemaakt.
Wat houdt deelname in?
– 12 weken dagelijks medicatie (SAMe of placebo)
– 12x wekelijks traumatherapie met vooraf een korte vragenlijst in het UMC Utrecht
– 2x bloedafname bij het UMC Utrecht en 1x een interview
– 6 maanden 1x per maand een online vragenlijst
Deze video geeft meer informatie over de genetische aanpassingen na therapie bij posttraumatische stressstoornis en en SAM-studie: https://www.youtube.com/watch?v=WQJQNUF-m5Q