Ongeveer één op zes Europeanen had in 2016 mentale gezondheidsproblemen. Dat komt neer op 84 miljoen mensen. Dit aantal neemt alleen maar toe en de coronacrisis heeft deze problematiek onmiskenbaar verergerd. Er zijn plannen om op Europees niveau de krachten te bundelen. Het idee is om kennis uit te wisselen over de mentale gezondheidszorg. De ‘Joint Action on Implementation of Best Practices in the area of Mental Health’ (JA ImpleMENTAL) bestaat uit vertegenwoordigers van 21 Europese landen. Zij willen samen een netwerk opzetten op het gebied van mentale gezondheidszorg. De eerste meeting vond plaats op 23 en 24 november.
Beleidsplannen EU-landen
Mentale gezondheidsproblemen vormen een grote uitdaging voor publieke gezondheid in heel Europa. Veel EU-landen hebben weliswaar een beleidsplan hoe om te gaan met mentale gezondheidsproblemen. Ook zijn er diverse organisaties die bijdragen, maar dit kan veel beter. Daarnaast is het belangrijk dat er meer aandacht komt voor mentale gezondheidsbevordering en preventie van mentale problematiek.
Gebundelde krachten
JA ImpleMENTAL wordt gefinancierd door het derde gezondheidsprogramma van de Europese Unie, en zal drie jaar lopen. Het project richt zich op het duurzaam implementeren van twee succesvoorbeelden in Europa. Zoals: de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg naar Belgisch voorbeeld en een integrale suïcidepreventie aanpak uit Oostenrijk. Het doel is om de voordelen van deze twee praktijkvoorbeelden te implementeren in de landen die deelnemen aan JA ImpleMENTAL.
Momenteel vindt er door de Radboud Universiteit Nijmegen een kwalitatief, verkennend onderzoek plaats naar transportproblemen bij mensen met angststoornissen. Het komt voor dat mensen hun afspraken mislopen en niet op plaatsen kunnen komen waar ze zouden willen zijn, omdat ze in het verkeer of openbaar vervoer overvallen worden door een paniekaanval. Voor deze studie willen de onderzoekers in gesprek met zowel professionals als mensen met angststoornissen.
Aanleiding voor het onderzoek
Het komt voor dat mensen met angststoornissen beperkt worden doordat zij in het verkeer geconfronteerd worden of denken geconfronteerd te worden met een gebeurtenis die tot een paniekaanval leidt, bijvoorbeeld als ze onderweg door een tunnel moeten of met het openbaar vervoer.
Doel van het onderzoek
Dit onderzoek is bedoeld om enerzijds te weten te komen welke factoren er in de fysieke en/of virtuele transportomgeving een rol spelen bij het veroorzaken van paniekaanvallen bij mensen met angststoornissen. Anderzijds beoogt deze studie te weten te komen of er maatregelen in die omgeving denkbaar zijn die paniekaanvallen kunnen beperken. Het uiteindelijke doel hiervan is er voor te zorgen dat mensen met angststoornissen zoveel mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving.
Kwalitatief verkennend onderzoek
Uit eerdere gesprekken met professionals en mensen die dit overkomt blijkt dat zij vanuit hun kennis en ervaring substantieel bijdragen aan inzichten. Graag willen wij onze inzichten uitbreiden en verdiepen. Wij doen dit door in gesprek te gaan met mensen met angststoornissen, psychologen en psychiaters. Het gesprek duurt maximaal 30 minuten en kan digitaal of telefonisch.
Meedoen met dit onderzoek?
Voor het onderzoek zijn we op zoek naar:
1. Mensen die angst hebben om auto te rijden, met de trein of bus te gaan, te fietsen, als voetganger onder weg te zijn, bij een bus-, trein- of tramhalte te wachten of in andere verkeerssituaties en met ons hierover in gesprek willen.
2. Psychologen en psychiaters die ervaring hebben met cliënten die hun afspraak mislopen doordat zij tijdens hun reis van huis naar de praktijk geconfronteerd worden of denken geconfronteerd te worden met een gebeurtenis die tot een paniekaanval leidt.
Wilt u meedoen? Neem dan contact op met Christian Ratering, christian.ratering@ru.nl of 06 521 77 643.
De helft van alle Nederlanders krijgt te maken met psychische klachten. Toch vinden veel mensen het moeilijk om hiervoor uit te komen of om erover te praten, terwijl dat juist de eerste stap is naar herstel of hulp. Daarom is MIND gestart met een online en offline bewustwordingscampagne, met de titel Ik voel me (helemaal niet) goed!
De campagne is gericht op psychische klachten als angst, depressie en stress. Het doel is om openheid te bevorderen en leert je bovendien tussen de regels door te lezen of luisteren hoe het écht met iemand gaat.
Psychische klachten moeten serieus genomen worden, vooral door jouzelf. Het wegdrukken of ermee rond bljven lopen, verergert de klachten doorgaans. Het gegeven dat niemand hier alleen in is, kan inspireren meer met deze klachten te doen. Door er open over te zijn en erover te blijven praten, zullen de klachten op z’n minst lichter worden.
De campagne loopt via sociale media als YouTube, Twitter, Instagram en Facebook, met de hashtags #openup en #pratenhelpt. Door @wijzijnmind te taggen, neem je deel aan de campagne en vergroot je het bereik. Daarnaast staat de campagne ook in het Algemeen Dagblad, De Volkskrant en Trouw.
Mensen die zich herkennen in klachten als angst, depressie en stress kunnen een flyer met tips aanvragen op de website van MIND. Heb je iemand in je omgeving die waarschijnlijk rondloopt met deze psychische klachten? Misschien kun je hem of haar helpen.
Ervaar je overigens psychische klachten en wil je anoniem en gratis met een professionele hulpverlener praten, ga dan naar www.mindkorrelatie.nl
Door corona doen meer mensen een beroep op de geestelijke gezondheidszorg. Overal ter wereld kunnen we die stijgende vraag echter niet bijbenen; de investeringen blijven achter. Zo komt naar voren uit de nieuwe Mental Health Atlas van The World Health Organization (WHO).
De Directeur-Generaal van WHO, Tedros Adhanom Ghebreyesus, geeft aan extreem bezorgd te zijn over het feit dat er geen extra investeringen komen, terwijl corona het aantal mensen met psychische problemen enorm liet toenemen. Volgens hem is dit een wake-up call. We moeten hier gehoor aan geven en de investeringen in de geestelijke gezondheidszorg drastisch opschalen.
Niet iedereen krijgt de benodigde zorg
Mede door achterblijvende investeringen krijgt minder dan 50% van de wereldbevolking zorg voor specifieke geestelijke stoornissen. Erg zorgelijk, zo vindt de WHO. 71% van de mensen met een psychose kregen geen passende behandeling en bij depressie ging t om 60%. Een lichtpuntje was wel dat méér landen de behandeling van deze stoornissen opnam in de nationale ziektekostenverzekering of andere vergoedingsregelingen: 80% tegenover 73% in 2017.
Groot verschil tussen welvarende en armere landen
Verder is er een groot verschil tussen landen met verschillende inkomensniveaus, zo concludeert de Mental Health Organization. Vooral als je kijkt naar het aantal mensen dat in de geestelijke gezondheidszorg werkt. Bij hoge-inkomenslanden ligt dit aantal 40(!!) keer hoger dan bij lage-inkomenslanden. Wereldwijd werken er 13 per 100.000 bewoners in deze sector. In 2014 waren dit er nog maar 9.
Minder geld naar lokale geestelijke gezondheidsinstellingen in lage-inkomenslanden
Streven van de WHO is om in de geestelijke gezondheidszorg dichter bij de mensen te brengen. De zorg moet decentraal (lokaal) worden aangeboden en opgenomen in de basisgezondheidszorg. Bij slechts 25% van de landen is dit het geval. Met name lage- tot midden-inkomenslanden lopen achter op dit gebied: hier gaat 70% van het overheidsgeld naar gecentraliseerde psychiatrische instellingen. Hierdoor hebben meer afgelegen gemeenschappen nauwelijks toegang tot geestelijke gezondheidszorg.
Minder zelfmoorden, maar te weinig preventieplannen
Ook op het gebied van beleid en plannen wisten de WHO-landen niet alle doelen te bereiken. Zo hadden maar 99 landen voldoende promotie- en preventieprogrammas. Een doel dat wel werd behaald, was om het suïcide-percentage omlaag te brengen naar 10%. Maar de WHO plaatst hier gelijk een kanttekening: slechts 35 van hen heeft een strategie die zich specifiek richt op het voorkomen van suïcides.
Over de Mental Health Atlas
Twee decennia geleden lanceerde de WHO Project Atlas. Om zo het gat in informatie over geestelijke gezondheid te dichten. In 2001 verscheen de allereerste editie en verschillende volgden daarna. Ondertussen brengt de WHO iedere 3 jaar de Mental Health Atlas uit. Deze laatste verzamelt data van maar liefst 171 landen.
Meer dan de helft van de studenten (51%) ervaart psychische klachten. Zo ervaren zij eenzaamheid, prestatiedruk, stress en slaapproblemen. Studenten die wekelijks cannabis gebruiken of weleens (zonder doktersvoorschrift) een concentratieverhogend middel gebruiken, hebben vaker dit soort klachten.
Dat blijkt uit het eerste landelijke onderzoek naar de mentale gezondheid en het middelengebruik van studenten in het hoger onderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd door het Trimbos-instituut, RIVM en GGD GHOR Nederland. De ministeries van OCW en VWS hebben om dit onderzoek gevraagd.
Ruim 28.000 studenten van 15 Nederlandse hogescholen en universiteiten namen deel aan de meting, die tijdens de derde coronagolf (maart-mei 2021) gehouden werd. Er zijn al langere tijd zorgen over de mentale gezondheid en het middelengebruik. De resultaten bevestigen deze zorgen en vragen om een sterke integrale aanpak.
Invloed coronacrisis
De coronacrisis heeft eraan bijgedragen dat zij meer psychische klachten hebben, zoals angst en somberheid. In vergelijking met ander onderzoek van voor de coronacrisis, ligt het percentage studenten met psychische klachten in deze meting flink hoger. Cijfers van het zes-wekelijkse corona-gedragsonderzoek, laten zien dat het moment van afname van dit onderzoek van belang is. In deze periode (voorjaar 2021) werd het dieptepunt tot nu toe gemeten van de mentale gezondheid van jongvolwassenen tijdens de pandemie. De zorgen rondom toenemende psychische klachten bij studenten bestaan echter al langer. Corona is duidelijk niet de enige oorzaak van deze klachten, maar zorgt dus mogelijk wel voor een uitvergroting ervan. Bij middelengebruik is dat minder eenduidig.
Middelengebruik ondanks corona hoog
Gebruik van alcohol en xtc is sterk beïnvloed door de coronamaatregelen voor horeca en evenementen. Bijna de helft van de drinkende studenten, en een derde van de gebruikers van xtc, zegt dat door corona minder vaak te doen. Desondanks gebruikte 13% van hen afgelopen jaar xtc en is één op de zes een zware drinker. En drinkt dus minstens een keer per week minimaal 4 (v) of 6 (m) glazen alcohol op één dag. Een derde van de studenten gebruikt wel eens cannabis. Van hen geeft 28% aan vaker te blowen door de coronacrisis. Ook geeft 40% van de studenten die gamen aan door de coronacrisis en -maatregelen meer te zijn gaan gamen. Verder valt op dat veelgebruikers, ook vaker een hoge studieschuld hebben.
Veel eenzaamheid, prestatiedruk, stress en slaapproblemen
De studententijd is een levensfase waarin jongvolwassenen extra gevoelig zijn voor psychische klachten. Zo ontstaat 75% van de klachten voor het 24e levensjaar. Dit nieuwe onderzoek laat zien dat studenten ondergemiddeld scoren op levenstevredenheid en veerkracht, en dat dit samenhangt met het risico op het krijgen van psychische klachten. Een grote groep studenten geeft aan gevoelens van eenzaamheid (80%) of prestatiedruk (76%) te hebben ervaren. Ook geeft een grote groep aan in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek (heel) veel stress (62%) en slaapproblemen (41%) te hebben ervaren. De hoogte van deze problemen hangt sterk samen met een mindere mentale gezondheid en een hoger risico op psychische klachten. Studenten die veel sociale steun voelen, ervaren minder klachten.
Integrale aanpak nodig
Veel klachten die studenten ervaren zijn tot op zekere hoogte normaal (zoals een tijdje niet zo lekker in je vel zitten of tijdelijk wat meer gamen of drinken). Ze leiden bij de meeste studenten niet tot ernstige problemen, maar dat geldt niet voor iedereen. Door het mentaal welbevinden van studenten te versterken, in te zetten op preventie, door tijdig te signaleren en de juiste hulp te bieden, kunnen toekomstige psychische klachten en problematisch middelengebruik beter voorkomen of aangepakt worden. Dat vergt een integrale aanpak vanuit praktijk, beleid, wetenschap en maatschappij, samen met studenten.
Het onderzoek wordt de komende jaren (om de 2 jaar) herhaald om te kijken hoe de mentale gezondheid en het middelengebruik van studenten zich ontwikkelt.
De coronacrisis hakt erin bij IC-verpleegkundigen. Liefst 40% van hen ervaart klachten als angst, depressie of posttraumatische stress ten gevolge van hun werk. Dat laat onderzoek van het Radboudumc en Erasmus MC onder 600 IC-verpleegkundigen uit heel Nederland zien. Het onderzoek is uitgevoerd in oktober 2021.
Een jaar geleden lieten onderzoekers van het Radboudumc en het Erasmus MC zien wat de gevolgen waren van de eerste coronapiek (maart mei 2020) op het mentale welzijn van IC-verpleegkundigen. De hoge werkdruk leidde toen tot veel stress en mentale klachten. Toen was de mate van stress al drie keer zo hoog als normaal. De aanhoudende coronacrisis en de blijvende hoge werkdruk waren aanleiding om het onderzoek te herhalen. Wat is de impact van COVID-19 nu?
Dertig procent overweegt te stoppen
Bijna 600 IC-verpleegkundigen uit heel Nederland deden in oktober 2021 mee aan het vragenlijstonderzoek. Hiervan ervaart 40% angst, depressie of posttraumatische stress klachten. De helft van het totaal aantal deelnemende verpleegkundigen heeft een verhoogd risico op uitval door werk-gerelateerde vermoeidheid. Eén op de vier IC-verpleegkundigen heeft sinds de pandemie een periode niet kunnen werken, vooral vanwege fysieke of mentale klachten. Een kwart van hen is nu nog steeds niet volledig aan het werk. Liefst één op de drie geeft aan te overwegen om te stoppen als IC-verpleegkundige.
Mentale klachten zijn toegenomen
De meerderheid van de IC-verpleegkundigen vond de communicatie met de familie van opgenomen coronapatiënten tijdens de tweede piek beter dan tijdens de eerste piek. Ook waren zij bij de tweede piek beter voorbereid. Toch is het aantal IC-verpleegkundigen met mentale klachten en/of werk-gerelateerde vermoeidheid significant toegenomen van 50% in 2020 naar bijna 60% in oktober 2021.
Grote behoefte aan meer collegas
IC-verpleegkundigen willen meer medezeggenschap krijgen in de organisatie van de inhaalzorg en hebben behoefte aan flexibelere roosters, werken in vaste teams en meer collegas op de werkvloer zodat de werkdruk lager wordt. Ze ervaren nog steeds veel steun van familie, vrienden en hun directe collegas. De ervaren steun van de Nederlandse samenleving is echter drastisch verminderd.
Kortom, IC-verpleegkundigen hebben meer tijd nodig om te herstellen, hersteltijd die er nu niet is, en de ervaren gezondheidsproblemen zijn afgelopen periode toegenomen. Een continue hoge werkdruk door het oplopende aantal COVID-19 IC-opnames heeft grote gevolgen voor de gezondheid van IC-verpleegkundigen en hun inzetbaarheid op de lange termijn en daardoor voor de IC-zorg in de toekomst.
Verantwoording
De IC-verpleegkundigen kregen verschillende gevalideerde vragenlijsten voorgelegd over het mentale welzijn; de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) voor klachten van angst en depressie, de Impact of Event Scale (IES)-6 voor posttraumatische stress klachten en de Need For Recovery (NFR) voor de werk-gerelateerde vermoeidheid. De volledige resultaten van het onderzoek zullen binnenkort in een wetenschappelijk artikel gepubliceerd worden.
Last van hoogtevrees of onevenredig bang voor spinnen? Mensen die een specifieke angst (fobie) hebben, lopen drie keer zoveel kans andere angststoornissen te ontwikkelen en twee keer meer kans depressief te worden. Tijdig reageren op een goed te behandelen angst, kan erger voorkomen.
Dat blijkt uit onderzoek van het Amsterdam UMC in samenwerking met het Trimbos-instituut. In dit onderzoek is bij 6646 deelnemers gekeken of volwassenen met een specifieke angst in een periode van zes jaar nieuwe psychische aandoeningen ontwikkelen. Deze aandoeningen mochten niet toegeschreven worden aan een andere risicofactor, zoals een verleden van seksueel misbruik of bijvoorbeeld werkeloos zijn. Ofwel: is een specifieke fobie een voorspeller voor latere psychische aandoeningen?
Specifieke fobie
Iemand met een specifieke fobie is bang voor één bepaald ding, dier of situatie. Te denken valt hierbij aan angst voor spinnen, de tandarts of muizen. Doorgaans wordt een specifieke angst als een milde aandoening beschouwd die zich vroeg ontwikkelt. Toch laat dit onderzoek zien dat het reden is voor waakzaamheid.
Zes jaar na de start van de bevolkingsstudie bleken alle 552 volwassenen die bij aanvang een specifieke fobie hebben of hadden een drie keer zo grote kans op het krijgen van een angststoornis te hebben. Bovendien was er een tweemaal zo grote kans op een depressieve stoornis, dan mensen zonder een specifieke fobie. Het ontstaan van deze aandoeningen kon niet toegeschreven worden aan een andere oorzaak. Opvallend was verder dat volwassenen met een specifieke fobie minder goed functioneerden dan volwassenen zonder fobie.
Taak voor de hulpverlening
Voorkomen is beter dan genezen, zegt onderzoeker Guido Wetzer van het VUmc op de website van het Trimbos Instituut. Als mensen met schijnbaar onschuldige en goed te behandelen – psychische aandoeningen vroegtijdig worden opgespoord en behandeld, kunnen mogelijk ernstigere psychische stoornissen worden voorkomen. Gezien de eenvoudige methode om de aandoening op te sporen lijkt een specifieke fobie een ideale marker voor een dergelijk preventief beleid.
Tot ruim 7% van de ouderen lijdt aan een depressie, stelt Date van der Veen in zijn proefschrift. In bijna de helft van de gevallen gaat dit gepaard met angstklachten. Maar: gaat het dan om een op zichzelf staande angststoornis of is het een depressie-symptoom? Wij stelden promovendus Van der Veen van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) een aantal vragen hierover.
Wat onderzocht u precies in uw promotieonderzoek?
Samen met mijn promotieteam keek ik naar angstklachten bij depressieve ouderen, legt Van der Veen uit. Een combinatie die ik als klinische psycholoog veel in de praktijk zie. Vaak is niet duidelijk vast te stellen welke van de twee leidend is: de depressie of de angst. Met dit onderzoek willen we een aanzet geven tot een betere differentiatie. Zeker omdat de gevolgen van een depressie op latere leeftijd groot zijn en de stoornis lastiger te behandelen is als er ook angst in beeld is.
Hoe verhoudt de angst zich tot depressie bij ouderen?
Dat verschilt van persoon tot persoon. Wij vonden dat er eigenlijk twee patiënten lijken te zijn. Allereerst zijn er de mensen die een angstige depressie hebben; bij hen is de angst onderdeel, symptoom, van hun depressie. Dit is een subtype van depressie en komt bij 42% van de depressieve ouderen voor. De tweede groep van patiënten heeft een depressie én een angststoornis, een comorbiditeit die in de 39% van de gevallen voorkomt.
Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen
Voor zijn onderzoek gebruikte Van der Veen de data van de NESDO-studie. Een grootschalig onderzoek dat zes jaar lang 378 depressieve en 132 gezonde 60+ers volgde. Hier werden allerlei gegevens verzamelt die (mogelijk) samenhangen met depressie bij ouderen, zoals biologische factoren, klinische en sociale kenmerken, levensgebeurtenissen, cognitief functioneren en lichamelijke gezondheid.
Herstel belemmerd door comorbide angststoornis
Naast de twee groepen mocht Van der Veen nog een aantal interessante conclusies doen. Zo vond de Groningse onderzoeker en klinisch psycholoog dat een comorbide angststoornis volledig herstel in de weg staat. In het geval van comorbiditeit is het belangrijk om ook die angststoornis nader onder de loep te nemen. Wat voor angststoornis is het? En: hoe hangt die samen met bijvoorbeeld recente ingrijpende gebeurtenissen of uit de jeugd?
Ingrijpende gebeurtenissen en persoonlijkheidskenmerken
Bij een angstige depressie weten we iets meer over de impact van recente ingrijpende gebeurtenissen. We weten dat de ernst van de angstklachten afhangt van deze geberutenissen in combinatie met een aantal persoonlijkheidskenmerken: neurocitisme (emotionele instabiliteit), ervaren controle (mastery), extraversie en zorgvuldigheid. Als mensen emotioneel instabieler zijn en minder controle ervaren, dan zijn ze gevoeliger voor wat er gebeurt. Wat de angstlevels direct beïnvloedt.
Welke klinische implicaties hebben de resultaten?
Hier hebben we geen direct onderzoek naar gedaan, vertelt Van der Veen. We hebben er zeker wel ideeën over. We verwachten bijvoorbeeld dat je bij een comorbide angststoornis zorgvuldig moet diagnosticeren en een overwogen keus moet maken voor een behandeling. Pak je eerst de somberheid aan om de motivatie te vergroten? Of eerst de angststoornis om de vermijding te verminderen. Van een angstige depressie denken we dat die (in eerste instantie) het beste medicamenteus behandeld moet worden. Psychotherapie heeft in zon geval minder zin, omdat mensen te veel in beslag genomen zijn door de angst. Door de juiste medicatie verminderen of verdwijnen de angstklachten samen met het depressieve toestandbeeld.
Toekomstig onderzoek
Wanneer is de depressie leidend en wanneer de angststoornis? Van der Veen: Daarvoor is verder onderzoek nodig. Een studie die mogelijk antwoorden kan geven, is de therap-i studie. |In deze studie kijken we of de dagboekmethode helpt bij het beter in kaart brengen van specifieke klachten en hun onderlinge samenhang.
Dat EMDR een effectieve methode kan zijn bij het verwerken van een traumatische gebeurtenis, was al bekend. Maar geldt dat ook voor kinderen? Carlijn de Roos toont in haar proefschrift aan dat de behandeling in korte tijd tot hele goede resultaten kan leiden, ook voor kinderen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De Roos promoveerde 13 oktober jongstleden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Hoe werkt EMDR?
Bij EMDR, eye movement desensitisation and reprocessing, wordt gevraagd terug te denken aan de traumatische gebeurtenis. Tegelijkertijd wordt u afgeleid. Door geluiden, door bewegingen. Op die wijze vervaagt de levendigheid van de herinnering. Het vlakt af. De herinnering wordt meer en meer van het heden naar het verleden gedrongen, waardoor het een plekje krijgt.
Onderzoek
Uit het onderzoek van De Roos blijkt dat het mogelijk is voor kinderen met PTSS om traumasymptomen significant te verminderen. Dat kan al door een therapie te geven van maximaal vier uur of vijf sessies. De Roos onderzocht drie behandelingen: twee vormen van traumagerichte cognitieve gedragstherapie (opvangprotocol en WRITEjunior) en EMDR. Alle therapieën laten vermindering van PTSS-symptomen zien. Ook comorbide symptomen, zoals angst, depressie en gedragsproblemen, namen af. Hoewel de drie therapieën soortgelijke effecten laten zien, is dit resultaat met EMDR in minder sessies behaald.
In korte tijd een verschil maken
Bij PTSS bij kinderen is spontaan herstel na zes maanden gering. Vroegtijdige behandeling is essentieel, maar door lange wachttijden in de jeugdzorg niet altijd mogelijk. Gelukkig zijn er therapieën ontwikkeld en toegepast voor kinderen en adolescenten met stoornissen na traumatisering zoals PTSS, waaronder trauma-gerichte cognitieve gedragstherapie en EMDR-therapie. Bij kinderen waren tot nu toe weinig studies uitgevoerd om de effectiviteit van EMDR te onderzoeken, vertelt De Roos op de website van de UvA.
Methode
Daarom voerde De Roos en collegas twee studies uit bij kinderen van vier tot achttien jaar met PTSS. Deze kinderen hadden diverse eenmalige traumas meegemaakt zoals een ramp, een ongeluk, verkrachting of fysiek geweld. Het ging hierbij om groepen van 52 en 103 kinderen, waarbij het effect van EMDR en cognitieve gedragstherapie in de tweede studie ook vergeleken werd met een wachtlijst. Om de mogelijke afname van klachten te kunnen vaststellen, werden klinisch diagnostische interviews gehouden, en werden zelfrapportagevragenlijsten afgenomen bij de kinderen en hun ouders.
Het bijzondere is dat het mogelijk blijkt om na twee uur en twintig minuten al herstel te bereiken van zowel posttraumatische stressklachten, maar ook van de bijbehorende angsten, somberheid, en gedragsproblemen. Er is dus weinig tijd nodig om een groot verschil te maken en dat is belangrijk en aantrekkelijk voor zowel kinderen als hun ouders, therapeuten en verzekeraars, aldus De Roos op de website van de UvA.
EMDR ook succesvol bij depressie
Daarnaast werd er ook een onderzoek uitgevoerd naar het effect van EMDR bij depressieve jongeren. EMDR werd daarbij toegepast op onverwerkte herinneringen aan verlies, verlating, falen, gepest of vernederd zijn. Ook in deze studie werd in korte tijd verbetering bereikt. Na zes sessies van een uur, voldeed 60% van de jongeren niet meer aan de diagnose depressie, oplopend tot bijna 70% drie maanden later. Daarnaast namen ook posttraumatische stressklachten, angsten, en lichamelijke klachten af. Jongeren voelen zich beter, worden actiever, gaan weer contact opzoeken, kunnen zich beter concentreren en denken minder negatief over zichzelf. Deze resultaten zijn zeer hoopgevend. We leren steeds meer over hoe onverwerkte traumatische herinneringen klachten in stand kunnen houden zoals bij depressie. Door deze als eerste aan te pakken met EMDR, wordt een snelle stap richting herstel gemaakt. Als er restklachten zijn, kunnen andere behandelingen daarna ingezet worden.
Carlijn de Roos
De Roos is zowel klinisch psycholoog als onderzoeker. Het doel van het proefschrift was om de kennis te vergroten over het effect van traumabehandelingen voor kinderen en jongeren, waarna EMDR in nationale en internationale PTSS-richtlijnen kan worden opgenomen. Het gaat om een hele belangrijke en grote doelgroep. Je weet dat je als behandelaar met een aantal uur behandeling een groot verschil kunt maken. Daar zet je je dan graag voor in. Met dit onderzoek hoop ik dat traumabehandeling nog vaker en snel wordt ingezet, zodat klachten van getraumatiseerde kinderen afnemen en ze weer plezier in het leven kunnen hebben.
Als je een depressie hebt, helpt het om te praten met lotgenoten. Dat heeft een simpele reden: écht begrip vind je vooral bij mensen die weten wat je meemaakt.
Daarom organiseert de Depressie Vereniging meer dan 60 supportgroepen in heel Nederland. Niet alleen de deelnemers aan deze groepen, ook alle gespreksbegeleiders weten wat het is om een depressie te hebben. Zij zetten hun eigen ervaringen in om anderen iets van onschatbare waarde te kunnen bieden: herkenning en begrip.
Omdat er grote behoefte is aan nog veel meer supportgroepen, is de Depressie Vereniging hard op zoek naar extra gespreksbegeleiders.
Klik hier als je je wilt aanmelden als gespreksleider of er meer over wilt weten