Skip to main content

Archieven: Nieuws

Schema-Therapeutische Exposure

Een Nieuwe Behandeling voor Moeilijk Behandelbare Angst- en Dwangstoornissen

Een recent onderzoek uitgevoerd door Pro Persona Overwaal Expertisecentrum Angst, Dwang en PTSS en het Radboud Behavioural Science Institute werpt nieuw licht op de behandeling van therapieresistente angststoornissen en dwangstoornissen (OCD). Dit onderzoek introduceert een innovatieve behandelvorm: schema-therapeutische exposure (SCHerp). Deze benadering combineert schema-therapie (ST) en exposure en responspreventie (ERP), gericht op patiënten met comorbide persoonlijkheidsproblematiek.

De uitdaging van therapieresistente klachten

Hoewel cognitieve gedragstherapie (CGT) met ERP als de voorkeursbehandeling wordt beschouwd voor angststoornissen en OCD, blijft een aanzienlijk deel van de patiënten onvoldoende verbeteren. Vaak spelen persoonlijkheidstrekken een rol die het succes van standaard behandelingen bemoeilijken. Voor deze patiënten bestaan momenteel weinig aanvullende richtlijnen.

Wat is schema-therapeutische exposure?

Schema-therapie richt zich op de onderliggende patronen van gedachten en emoties die in de vroege jeugd zijn ontstaan en het dagelijks functioneren blijven beïnvloeden. Door dit te combineren met ERP, waarbij patiënten systematisch worden blootgesteld aan hun angsten zonder vermijdingsgedrag, biedt schema-therapeutische exposure een meer geïntegreerde aanpak.

Het SCHerp-programma is een intensieve, zes maanden durende groepsbehandeling die zich richt op zowel de schema’s en copingstijlen als op het verminderen van angst- en dwangklachten.

Veelbelovende resultaten

Het onderzoek, uitgevoerd met zes deelnemers en gebruikmakend van een innovatieve single-case experimental design, laat zien dat schema-therapeutische exposure effectief kan zijn. Ongeveer 33% van de deelnemers verbeterde significant op het gebied van psychologisch functioneren, angst- en dwangklachten, en schema-modi. Nog eens 33% boekte gedeeltelijke vooruitgang, terwijl 33% stabiel bleef. Dit is een bemoedigende uitkomst, gezien de langdurige en therapieresistente aard van de klachten bij deze patiënten.

Wat hebben we geleerd?

Een belangrijk inzicht uit het onderzoek is dat zes maanden behandeling effectiever lijken dan drie maanden. Veel deelnemers boekten substantiële vooruitgang in de tweede helft van het programma. Opvallend genoeg werden er geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat veranderingen in schema-modi voorafgaan aan symptomatische verbeteringen, wat nieuwe vragen oproept over de werkingsmechanismen van deze gecombineerde behandeling.

Toekomstige stappen

Hoewel de resultaten veelbelovend zijn, is verdere verfijning van de behandeling nodig. Toekomstig onderzoek zal zich richten op de optimale duur en intensiteit van de behandeling, evenals op de unieke en interactieve effecten van schema-therapie en ERP. Ook worden meer studies aanbevolen waarin verschillende behandelvormen (zoals groeps- versus individuele therapie) worden vergeleken.

Conclusie

Schema-therapeutische exposure biedt een nieuw perspectief voor patiënten met therapieresistente angst- en dwangstoornissen en comorbide persoonlijkheidstrekken. Hoewel verdere verbeteringen en onderzoek nodig zijn, kan deze aanpak een belangrijke aanvulling worden op het bestaande behandelaanbod.

Lees het onderzoek hier.

OCDnet lunchwebinar: Deep Brain Stimulation bij OCD

Tijdens het OCDnet lunchwebinar van 12 december 2024 , deelden Frieda van Akker en Dr. Roel Mocking waardevolle inzichten over Deep Brain Stimulation (DBS) bij obsessief-compulsieve stoornissen. Helaas kon Dr. Nienke Vulink vanwege technische problemen niet deelnemen.

Wat is Deep Brain Stimulation?

DBS is een geavanceerde behandeling waarbij elektroden in specifieke hersengebieden worden geplaatst. Deze elektroden geven elektrische pulsen af die hersensignalen normaliseren. De elektroden zijn verbonden met een onderhuidse batterij, die draadloos kan worden opgeladen en aangepast via een tablet. DBS wordt ingezet voor aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson en OCD, waarbij het gericht is op witte stofbanen om foutieve signalen te corrigeren.

De behandeling omvat verschillende fasen:

  1. Indicatiestelling
  2. Implantatie: De operatie en plaatsing van de elektroden.
  3. Optimalisatie: Aanpassen van instellingen voor maximale effectiviteit.
  4. Consolidatie: Het langdurig waarborgen van verbeteringen in kwaliteit van leven.

Indicatiestelling

DBS is bedoeld voor patiënten met ernstige, therapieresistente OCD. Voor de indicatie gelden strikte criteria:

  • Ernstige OCD-symptomen (bijvoorbeeld een Y-BOCS-score >28).
  • Geen verbetering na intensieve gedragstherapie en medicatie (inclusief SSRIs, clomipramine en antipsychotische augmentatie).
  • Hoge lijdensdruk en minimaal acht uur per dag hinder van obsessies/compulsies.

Contra-indicaties zijn onder meer psychotische stoornissen, ernstige impulscontroleproblemen en neurologische aandoeningen. Frieda van Akker, ervaringsdeskundige, vertelde dat zij vanwege de complexiteit van haar OCD en jarenlange therapieresistentie uiteindelijk in aanmerking kwam voor DBS.

De Operatie

De procedure, uitgevoerd door een neurochirurg, is relatief minimaal-invasief. Via kleine openingen in de schedel worden elektroden diep in de hersenen geplaatst, waarna ze onderhuids worden verbonden met een batterij onder het sleutelbeen. De belangrijkste risico’s van de operatie zijn infecties en kleine bloedingen, maar deze komen zelden voor.
Frieda deelde haar positieve ervaring met de operatie: “Ik voelde vrijwel geen pijn, behalve wat irritatie bij het litteken op de borst. De ingreep was veel minder ingrijpend dan ik had verwacht.”

Optimalisatie en Bijwerkingen

Na twee weken wordt de stimulatie geactiveerd en starten regelmatige aanpassingen. Hierbij worden parameters zoals stroomsterkte, frequentie en pulsbreedte geoptimaliseerd. Vaak ervaart de patiënt in deze fase een combinatie van snelle verlichting van OCD-klachten en bijwerkingen zoals slapeloosheid of hypomanie.

Frieda vertelde dat haar depressieve klachten vrijwel direct verdwenen. Echter, ze ondervond bijwerkingen zoals slapeloosheid en impulsiviteit: “Ik voelde me zo goed dat ik ineens vakanties begon te boeken. Met hulp van het behandelteam werden de bijwerkingen verminderd door aanpassingen in de instellingen.”

Consolidatie en Kwaliteit van Leven

Na de optimalisatiefase richten behandelaars zich op het consolideren van de behaalde verbeteringen. Patiënten leren omgaan met de nieuwe situatie en verbeteren hun functioneren en levenskwaliteit. DBS blijkt in veel gevallen een blijvend positief effect te hebben, mits goed begeleid.

Belangrijke Bevindingen uit Onderzoek

Onder de eerste 70 behandelde patiënten met DBS was er een significante afname van 13,5 punten in dwangklachten op de Y-BOCS-schaal, wat gemiddeld een verbetering van 40% betekent. Dit resultaat heeft een zeer grote effectgrootte volgens CoensD. Ongeveer 70% van de patiënten toont een gedeeltelijke of volledige respons.

Deze resultaten zijn consistent met meta-analyses van 352 patiënten, waarin een vergelijkbare verbetering werd waargenomen. Gerandomiseerde, gecontroleerde studies ondersteunen deze effecten en wijzen op meer dan een placebo-effect. Naast de afname in dwangklachten, werden ook verminderingen in angst- en depressieve klachten gemeten.

Ervaringen van Patiënten

Frieda van Akker beschreef haar persoonlijke ervaring. Hoewel ze in eerste instantie moeite had met de overgang naar een nieuwe levensstijl zonder obsessies en compulsies, heeft DBS haar veel vrijheid gegeven. “Ik was zelfverzekerder, had meer verbetering van mijn denkvermogen en kon allerlei dingen tegelijk aan.”

Ze benadrukte ook dat ze weer fulltime is gaan werken en dat het afbouwen van medicatie goed verloopt. Frieda gaf aan dat haar kwaliteit van leven sterk is verbeterd en dat de DBS haar autonomie heeft teruggegeven.

Toekomstige Implementatie

DBS staat prominent in de herziene richtlijn voor therapieresistente OCD en wordt steeds vaker overwogen. Echter, slechts 0,7% van de geschikte patiënten in Nederland ontvangt deze behandeling. Implementatie kan verbeterd worden door bewustwording bij behandelaren en patiënten te vergroten.

Dr. Mocking stelde dat een kleine stijging in toepassing, bijvoorbeeld van 0,7% naar 1%, al een groot verschil kan maken. Meer diversiteit in patiëntenpopulatie en betere toegang voor mensen met een andere culturele achtergrond blijven belangrijke aandachtspunten.

Conclusie

Het webinar gaf een helder beeld van DBS als behandeling voor ernstige OCD. Hoewel het geen eenvoudige weg is, biedt de behandeling hoop op herstel en een betere kwaliteit van leven. Video-opnames van deze sessie zijn te bekijken op ons YouTube-kanaal. Voor meer informatie over DBS kun je terecht op de website van OCDnet of op de website van het Amsterdam UMC.

 

Onderzoek: Mindfulness-Based Cognitive Therapy vooral effectief bij veel piekeren en lage zelfcompassie

In een onderzoek van het Radboudumc Expertisecentrum voor Mindfulness werd onderzocht hoe Mindfulness-Based Cognitive Therapy (MBCT) kan bijdragen aan het verminderen van depressieve klachten bij mensen met een terugkerende of aanhoudende depressieve stoornis (MDD). Het onderzoek toont aan dat MBCT vooral effectief kan zijn voor patiënten die veel piekeren en een lage mate van zelfcompassie hebben. Dit artikel biedt belangrijke inzichten voor behandelaren en patiënten.

Belangrijkste bevindingen

MBCT is effectief in specifieke situaties

MBCT, een bewezen behandeling voor terugkerende depressies, werkt het beste bij patiënten met hoge niveaus van repetitief negatief denken (RNT), zoals piekeren, en lage zelfcompassie. Deze factoren versterken de impact van MBCT op het verminderen van depressieve symptomen en het verbeteren van het dagelijks functioneren.

Zelfcompassie als moderator

Patiënten die zichzelf streng beoordelen of weinig vriendelijkheid tonen tegenover hun eigen emoties, lijken meer baat te hebben bij MBCT. Dit benadrukt het belang van het trainen van een mildere houding tegenover zichzelf in het kader van therapie.

Minder mediatie-effecten gevonden

Hoewel de studie geen bewijs vond dat veranderingen in zelfcompassie of piekeren tijdens de behandeling direct de resultaten voorspellen, wijst dit op de noodzaak van verder onderzoek naar hoe MBCT precies werkt.

Toepassing in de praktijk

Voor behandelaren zijn de uitkomsten van dit onderzoek een belangrijke aanvulling op de kennis over MBCT. Door patiënten met veel piekergedachten en een lage zelfcompassie gerichter door te verwijzen naar MBCT, kan de effectiviteit van deze therapie worden verhoogd.

Meetbare drempelwaarden:

  • Patiënten die een score van 9 of hoger behalen op de brooding-schaal van de Ruminative Response Scale (RRS) lijken significant meer te profiteren.
  • Ook een lage score van 4 of lager op de Self-Compassion Scale (SCS-SF) voorspelt een beter resultaat.

Deze waarden kunnen dienen als richtlijnen voor behandelaren bij het maken van behandelkeuzes.

Aanbevelingen voor de toekomst

  • Meer onderzoek naar werkingsmechanismen: Hoewel dit onderzoek heeft geholpen moderators te identificeren, blijft het onduidelijk welke mechanismen verantwoordelijk zijn voor de verbeteringen door MBCT. Grotere en langdurige studies met frequentere metingen zijn nodig.
  • Breder toepassen bij andere stoornissen: Aangezien piekeren een rol speelt bij meerdere psychiatrische aandoeningen, kan de effectiviteit van MBCT ook worden onderzocht bij angststoornissen en andere diagnoses.

Voor patiënten

Patiënten met een terugkerende of aanhoudende depressie die kampen met veel negatieve gedachten en een kritische houding tegenover zichzelf, kunnen MBCT overwegen als behandelmethode. Deze therapie biedt technieken om piekeren te doorbreken en een mildere houding naar zichzelf te ontwikkelen, wat de symptomen kan verminderen. Deze bevindingen benadrukken hoe belangrijk het is om behandelingen af te stemmen op individuele kenmerken van patiënten.

Nieuwe inzichten in depressiebehandeling: Welke symptomen voorspellen succes van ECT?

Onderzoekers van onder meer de Universiteit van Amsterdam en KU Leuven hebben ontdekt welke specifieke symptomen kunnen voorspellen hoe effectief elektroconvulsietherapie (ECT) is bij mensen met een ernstige depressie. De bevindingen, gepubliceerd in Acta Psychiatrica Scandinavica, bieden handvatten voor zowel behandelaars als patiënten en hun naasten om beter te begrijpen wie het meeste baat heeft bij deze intensieve behandeling.

Waarom reageert niet iedereen hetzelfde op ECT?

Hoewel ECT vaak succesvol is bij ernstige depressies, is de behandeling niet voor iedereen even effectief. De uitkomsten variëren, en tot nu toe was het moeilijk te voorspellen waarom sommige patiënten sneller herstellen dan anderen. Met een vernieuwende netwerkbenadering analyseerden de onderzoekers welke specifieke depressieve symptomen het verschil maken, in plaats van alleen de ernst van de depressie als geheel te meten.

De kern van de bevindingen

Het onderzoek, uitgevoerd bij 161 patiënten, identificeerde drie symptomen die cruciaal zijn voor het voorspellen van herstel na ECT:

  1. Vertraagde gedachten en bewegingen: Symptomen zoals vertraagde gedachten en bewegingen bleken een positief teken te zijn; patiënten met dit symptoom hadden een grotere kans op herstel.
  2. Hypochondrie: Overmatige zorgen over de eigen gezondheid waren eveneens positief gekoppeld aan een grotere kans op remissie.
  3. Suïcidale gedachten: Dit symptoom bleek echter een negatieve voorspeller te zijn; patiënten met ernstigere suïcidale gedachten hadden minder kans op volledig herstel.

Deze bevindingen laten zien dat niet alle symptomen dezelfde rol spelen bij het bepalen van het succes van ECT. Sommige symptomen wijzen mogelijk op een betere kans op herstel, terwijl anderen juist kunnen wijzen op een moeilijker behandeltraject.

Wat betekent dit voor patiënten, naasten en behandelaars?

Voor patiënten en naasten

Deze studie biedt meer inzicht in waarom sommige mensen beter reageren op ECT dan anderen. Het kan hoop geven aan mensen met specifieke symptomen, zoals vertraagde gedachten en bewegingen, dat zij mogelijk goed kunnen herstellen. Tegelijkertijd laat het zien dat zelfs bij complexe symptomen zoals suïcidaliteit, ECT kan bijdragen aan verlichting – hoewel het herstelproces mogelijk langer kan duren.
Daarnaast benadrukt het onderzoek het belang van afstemmen van de behandeling op de unieke kenmerken van elke patiënt. Dit kan patiënten en hun naasten helpen bij het nemen van een geïnformeerde beslissing over het starten met ECT.

Voor behandelaars

De studie biedt behandelaars concrete handvatten om ECT beter te individualiseren. Het benadrukt het belang van een symptoomgerichte aanpak in plaats van alleen te focussen op de totale ernst van de depressie. Behandelaren kunnen deze inzichten gebruiken om patiënten te informeren over hun verwachte kans op herstel en om de behandeling beter af te stemmen op individuele behoeften.
Bovendien roept het onderzoek op tot verdere samenwerking tussen professionals en ervaringsdeskundigen. Mensen die zelf ECT hebben ondergaan of hun naasten hebben begeleid, kunnen waardevolle inzichten bieden over hoe deze nieuwe kennis in de praktijk gebruikt kan worden.

Toekomstige stappen

Hoewel deze studie belangrijke inzichten biedt, zijn er nog vragen te beantwoorden. De onderzoekers pleiten voor verdere studies met grotere groepen patiënten, evenals een bredere toepassing van specifieke meetinstrumenten voor suïcidaliteit en andere symptomen. Daarnaast is het belangrijk om te kijken naar hoe factoren zoals leeftijd en geslacht van invloed zijn op de uitkomsten.

Samenvatting voor iedereen betrokken bij depressiebehandeling

Deze studie onderstreept het belang van een gepersonaliseerde aanpak bij ECT. Voor behandelaars biedt het nieuwe tools om succes te voorspellen en beter in te spelen op de behoeften van patiënten. Voor patiënten en hun naasten biedt het hoop en houvast om een weloverwogen keuze te maken. Het ultieme doel? Het verbeteren van de kwaliteit van leven voor iedereen die met ernstige depressie worstelt.

i-CGT versus CGT bij dwangstoornissen: een alternatieve aanpak voor een vergelijkbaar resultaat?

In haar onderzoek vergelijkt Nadja Wolf de effectiviteit van inference-based cognitive behavioral therapy (i-CGT)* met de gangbare CGT-behandeling voor dwangstoornissen. In tegenstelling tot CGT maakt i-CGT geen gebruik van exposure met responsepreventie, maar richt het zich op het aanpakken van obsessieve twijfels, wat de behandeling hopelijk minder beangstigend maakt. De resultaten tonen aan dat i-CGT effectief is en beter wordt verdragen door patiënten, maar of het even krachtig is als CGT blijft nog onduidelijk. In het volgende interview geeft Nadja een beknopt overzicht van de belangrijkste aspecten van het onderzoek.

*ook bekend als Inference-Based Approach (IBA)

Waarover ging je onderzoek?

In mijn onderzoek heb we een gerandomiseerde gecontroleerde trial (RCT) uitgevoerd in meerdere GGZ-instellingen in Nederland om de effectiviteit van een nieuwe behandelmethode voor dwangstoornissen, inference-based cognitive behavioral therapy (i-CGT), te vergelijken met de standaardbehandeling, cognitieve gedragstherapie (CGT) met exposure en responspreventie. Het doel was om vast te stellen of i-CGT niet minder effectief is dan de standaard CGT.

We weten dat dwangstoornissen een zware impact kunnen hebben op de kwaliteit van leven. CGT heeft zich bewezen als een effectieve behandeling, maar slechts ongeveer 50% van de patiënten herstelt volledig. Omdat CGT als belastend kan worden ervaren, bijvoorbeeld vanwege de angst die exposure oproept, kan dit bij sommige patiënten leiden tot het vermijden of vroegtijdig afbreken van de behandeling. Dit onderstreept de behoefte aan alternatieve behandelingen die toegankelijker zijn. i-CGT biedt mogelijk zo’n alternatief en is mogelijk minder beangstigend voor patiënten.

Wat is i-CGT?

In tegenstelling tot CGT, waarbij gewerkt wordt met exposure en responspreventie, richt i-CGT zich op obsessieve redeneerprocessen. Volgens het i-CGT-model hebben mensen met een dwangstoornis obsessieve twijfels, bijvoorbeeld “ik ben misschien vergeten het gasfornuis uit te zetten” of “misschien steek ik iemand neer met een mes”, en komen deze twijfels voort uit het redeneerproces ‘inferential confusion’: het verwarren van een mogelijkheid met de werkelijkheid. Mensen met OCS kunnen zich levendig inbeelden hoe het zou kunnen dat een gevreesde situatie aan de hand zou kunnen zijn, maar gaan daarbij voorbij aan het feit dat er in de werkelijkheid geen aanwijzingen zijn voor dit gevaar. Kortom: het gaat om een ingebeeld gevaar, niet om een werkelijk gevaar. i-CGT leert patiënten met allerlei observatieoefeningen weer te vertrouwen op hun zintuiglijke waarneming, innerlijke waarneming, zelfkennis en gezond verstand, zodat ze in op obsessieve momenten de obsessieve redeneerprocessen kunnen ‘ontwarren’. Patiënten hoeven hun dwanghandelingen pas achterwege te laten als ze ervaren en zeker weten dat de dwanghandelingen onnodig zijn in het hier en nu. Dit maakt de behandeling naar verwachting minder beangstigend dan CGT.

Voor meer informatie over de behandeling kun je het verslag lezen van de OCDnet-webinar die Dr. Henny Visser over dit thema gaf.

Wat waren de resultaten?

Uit ons onderzoek blijkt dat zowel CGT als i-CGT effectief zijn bij het behandelen van dwangklachten. We vonden voor beide behandelingen grote effectgroottes voor zowel de ernst van dwangklachten als voor secundaire uitkomsten zoals inzicht in OCD, kwaliteit van leven en andere klachten zoals symptomen van depressie en angst. We zagen daarbij geen statistisch significante verschillen tussen i-CGT en CGT, zowel niet direct na behandeling als niet zes en twaalf maanden later.

We hadden gehoopt aan te tonen dat i-CGT niet minder effectief is dan CGT, maar dit konden we met deze studie niet definitief bewijzen*.  We hadden voorafgaand aan de studie een maximaal verschil tussen i-CGT en CGT afgesproken om te kunnen zeggen dat i-CGT niet minder effectief is dan CGT. Het resultaat lag echter net buiten die grens, wat betekent dat we niet met zekerheid kunnen zeggen dat i-CGT net zo goed werkt als CGT – maar we kunnen ook niet zeggen dat het minder goed werkt. Wel konden we vaststellen dat CGT niet beter is dan i-CGT.

Kortom, hoewel i-CGT veel mensen goed hielp, kunnen we op basis van deze studie nog niet met zekerheid zeggen of het even goed is als de standaard CGT.

Een belangrijke bevinding is dat deelnemers i-CGT beter te verdragen vonden dan CGT. Ze gaven aan dat i-CGT minder vermoeiend, minder beangstigend en minder indringend was, wat mogelijk komt doordat i-CGT geen gebruik maakt van angstwekkende oefeningen zoals CGT dat wel doet (bijvoorbeeld in de exposure-therapie).

*Voor degenen die van de meer technische kant houden: het betref een non-inferioriteitsanalyse waar een verschil van maximaal 2 punten op de Y-BOCS als acceptabel werd bepaald om i-CGT als niet minder effectief dan CGT te beschouwen. De schatting van het verschil tussen de behandelingen lag dicht bij deze grens, maar het 95%-betrouwbaarheidsinterval was  groter dan deze afgesproken marge, waardoor we niet met zekerheid kunnen zeggen dat i-CGT niet minder effectief is dan CGT. Het resultaat is daarmee inconclusive.

Wat zijn de belangrijkste conclusies voor de klinische praktijk?

Of i-CGT net zo goed is als CGT voor het verminderen van dwangklachten blijft onduidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat i-CGT een effectieve behandeling is die beter verdragen wordt dan CGT. Dit maakt het een waardevolle optie voor mensen die moeite hebben met de klassieke CGT of deze niet kunnen voltooien, en voor degenen die onvoldoende herstellen met CGT.

Link naar het onderzoek.

Korte bio

Nadja Wolf behaalde haar Master Geneeskunde (2015) aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze werkte vervolgens eerst één jaar als basisarts op psychiatrie-afdeling van het Symfora Meander in Amersfoort en daarna nog een half jaar op de High Intensive Care bij GGz Centraal in Ermelo. In 2017 startte ze met de opleiding tot psychiater bij GGz Centraal. Vanaf 2018 combineerde zij de opleiding met een promotieonderzoek met als onderwerp het verbeteren van de psychologische behandeling van OCS. Begin 2024 heeft ze de psychiater-opleiding afgerond. Sindsdien werkt zij parttime als psychiater bij GGZ Curaçao en is zij bezig met het afronden van haar promotietraject.

 

Consensusverklaring Diepe Hersenstimulatie bij therapieresistente OCS

In september 2024 is er een nieuwe consensusverklaring gepubliceerd, opgesteld door de nationale Multidisciplinaire Werkgroep DBS in de Psychiatrie, die benadrukt dat diepe hersenstimulatie (DBS) een effectieve en veilige behandeloptie is voor patiënten met ernstige, therapieresistente obsessieve-compulsieve stoornis (OCS). Deze verklaring is een belangrijke stap in de richting van een uniform landelijk behandelprotocol voor DBS, wat essentieel is om de toegankelijkheid van deze behandeling te vergroten.

De consensusverklaring is gebaseerd op een meta-analyse van 34 studies met 352 patiënten wereldwijd. De bevindingen tonen aan dat DBS niet alleen leidt tot significante vermindering van symptomen, maar ook bijdraagt aan functioneel herstel, met relatief weinig bijwerkingen. Ondanks deze positieve resultaten wordt DBS in de Nederlandse psychiatrie nog relatief spaarzaam toegepast, wat niet in lijn is met de epidemiologische gegevens van therapieresistente OCS-patiënten. De auteurs van de verklaring pleiten dan ook voor een landelijk protocol om DBS breder beschikbaar te maken voor deze patiëntenpopulatie.

De vernieuwde richtlijn angst- en dwangstoornissen biedt een frisse blik op de toepassing van DBS en andere neuromodulatie technieken bij deze stoornissen. De richtlijn benadrukt niet alleen de effectiviteit van DBS, maar ook de noodzaak om de behandelingsmogelijkheden te personaliseren op basis van individuele neurocircuits en specifieke patiëntkenmerken.

Lees de consensusverklaring hier.

Inzichten in exposurebehandeling voor OCD

In de OCDnet lunchwebinar op 26 september 2024 deelde Patricia van Oppen, professor psychiatrie en psychotherapie bij Amsterdam UMC en GGZ inGeest, inzichten en richtlijnen rond exposure-therapie voor OCD. Ze benadrukte hoe belangrijk exposure blijft voor de behandeling van angststoornissen en obsessieve-compulsieve stoornissen (OCD), maar ging ook in op recente ontwikkelingen in het vakgebied.

Van Oppen begon met de opmerking dat recente multidisciplinaire richtlijnen CGT aanbevelen als eerste stap bij OCD, waarbij exposure en responspreventie (ERP) centraal staan. Hoewel CGT als overkoepelende behandeling wordt genoemd, benadrukte ze dat de nadruk specifiek op exposure en responspreventie ligt, waarbij cognitieve technieken vaak ondersteunend worden ingezet.

De evolutie van exposure

Van Oppen gaf vervolgens een overzicht van de historische ontwikkeling van exposure-therapie. Ze verwees naar het klassieke werk van Pavlov, Mary Cover-Jones en Wolpe, die belangrijke bijdragen hebben geleverd aan ons begrip van conditionering en systematische desensitisatie. Ze noemde ook meer recente theoretische kaders, zoals het inhibitiemodel van Michelle Craske, dat tegenwoordig een belangrijke plaats inneemt. Dit model legt de nadruk op het leren remmen van angstreacties door nieuwe, veilige associaties te creëren tijdens exposure.

Belangrijke principes van moderne exposure

Een belangrijk aspect dat Van Oppen aanhaalde, is de verschuiving in focus binnen exposure-therapie: “Het accent wordt tegenwoordig gelegd op het ophalen van de geleerde kennis tijdens exposure.” In plaats van enkel te richten op de angstvermindering, ligt de nadruk nu meer op het uitdagen en corrigeren van de verwachtingen van de patiënt. Het veranderen van die verwachtingen vormt de kern van de therapeutische vooruitgang.

Ze benadrukte het belang van het creëren van een maximale mismatch tussen de verwachtingen van de patiënt en wat er werkelijk gebeurt tijdens exposure. Dit betekent dat therapeuten patiënten moeten helpen om te zien dat de gevreesde uitkomsten vaak niet werkelijkheid worden, waardoor de angst geleidelijk afneemt.

Uitdagingen en veelgemaakte fouten

Een interessante observatie die Van Oppen deelde, is dat exposure in de praktijk vaak te voorzichtig wordt toegepast. Ze legde uit dat therapeuten vaak geneigd zijn om met minder uitdagende oefeningen te beginnen, wat het therapeutische effect kan verminderen. Dit komt vaak voort uit een natuurlijke neiging om de patiënt niet te overweldigen of om voorzichtigheid te betrachten bij het opbouwen van exposure.

Ze benadrukte echter dat moeilijke opdrachten soms sneller tot verandering kunnen leiden, mits goed uitgevoerd: “Als je met een moeilijke exposure opdracht begint, kan het juist veel beter generaliseren naar eenvoudigere situaties en zorgt het voor een snellere vooruitgang.”

Een ander aandachtspunt dat ze naar voren bracht, is de rol van cognitieve interventies in combinatie met exposure. Hoewel cognitieve technieken soms nuttig zijn, kunnen ze ook een remmend effect hebben als ze verkeerd worden ingezet. Van Oppen raadt therapeuten aan om deze technieken strategisch te gebruiken en afleiding tijdens exposure zoveel mogelijk te beperken.

Een voorbeeld uit de praktijk

Van Oppen illustreerde haar punten met een praktijkvoorbeeld van een patiënt met OCD die bang was om anderen te verwonden in zijn slaap. De exposure-oefening die ze uiteindelijk gebruikte, was uitdagend: “De ultieme blootstelling was wakker met de handen boven de dekens, terwijl zijn vrouw aan het slapen was, dicht bij zijn vrouw liggen, met een hamer op het nachtkastje.” Deze opdracht, hoewel voor zowel de patiënt als de therapeut erg stressvol, resulteerde in significante vooruitgang en het afnemen van de angst voor gewelddadige impulsen.

Exposure-therapie in de praktijk: Belang van huiswerk en herhaling

Van Oppen benadrukte ook het belang van het consequent uitvoeren van huiswerkopdrachten om het leerproces te versterken: “Oefening baart kunst en dat geldt voor alles, ook voor exposure.” Ze verwees naar onderzoek dat aantoont dat patiënten die consistent thuis oefenen betere resultaten behalen. Variatie en het toepassen van exposure in verschillende contexten helpt bovendien om de opgedane leerervaringen te versterken.

Tot slot riep ze therapeuten op om te blijven zoeken naar maximale mismatch tussen verwachting en werkelijkheid tijdens exposure, om de angst zo effectief mogelijk te reduceren.

Deze inzichten tonen aan dat exposure-therapie, hoewel eenvoudig in theorie, in de praktijk complex kan zijn. Het vraagt om zorgvuldige afstemming en creativiteit van de therapeut, maar biedt ook een krachtig instrument om patiënten te helpen hun angst te overwinnen.

Kijk de webinar terug op het YouTube-kanaal van NedKAD.

Publicatie Nieuwe Multidisciplinaire Richtlijn Angst- en Dwangstoornissen

Op 4 september is de nieuwste versie van de Multidisciplinaire Richtlijn Angst- en Dwangstoornissen gepubliceerd in de Richtlijnendatabase. Deze herziene richtlijn, ontwikkeld door de Werkgroep Angststoornissen in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS), biedt zorgprofessionals aanbevelingen voor de diagnostiek en behandeling van angst- en dwangstoornissen. De richtlijn kwam tot stand in nauwe samenwerking met diverse beroepsgroepen uit de geestelijke gezondheidszorg.

Belangrijke Wijzigingen

Een van de meest significante wijzigingen in deze herziene versie is de nadruk op het inzetten van niet-medicamenteuze behandelingen, zoals cognitieve gedragstherapie (CGT), als eerste behandelstap bij angst- en dwangstoornissen. Medicatie, zoals antidepressiva, wordt enkel geadviseerd bij non-respons op CGT of bij lange wachttijden. Deze aanpassing is gebaseerd op onderzoek dat aantoont dat CGT op de lange termijn effectiever is dan medicatie.

Daarnaast zijn er nieuwe hoofdstukken toegevoegd, waaronder over de inzet van EMDR-therapie bij angst- en dwangstoornissen, combinatietherapieën, en onderhoudsbehandelingen, waarbij ook aandacht is voor het afbouwen van antidepressiva. Voor obsessieve-compulsieve stoornis (OCD) is er een nieuw hoofdstuk over neuromodulatie opgenomen.

Levensloopperspectief

In de richtlijn wordt nu ook een levensloopperspectief gehanteerd, met specifieke aanbevelingen voor de behandeling van kinderen, jongeren en ouderen met angst- of dwangstoornissen. Dit benadrukt het belang van gepersonaliseerde zorg voor iedere levensfase.

Innovatieve Behandelingen

De richtlijn bevat ook nieuwe aanbevelingen over innovatieve behandelvormen. Zo is er aandacht voor de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie via internet en virtual reality, behandelmethoden die steeds meer aan terrein winnen in de klinische praktijk. Verder biedt de richtlijn inzicht in de toepassing van neuromodulatie en EMDR, en geeft het adviezen voor het afbouwen van medicatie bij terugkerende depressies.

Met de herziening van de Multidisciplinaire Richtlijn Angst- en Dwangstoornissen worden zorgverleners beter ondersteund in hun keuze voor effectieve behandelingen, waarmee zij zorg op maat kunnen bieden aan mensen met een angst- of dwangstoornis.

NedKAD viert 20-jarig jubileum

Op 13 september 2024 viert het Nederlands Kenniscentrum Angst, Dwang en Depressie (NedKAD) haar 20-jarig bestaan. Wat in 2004 begon als het Nederlands Kenniscentrum Angststoornissen, is uitgegroeid tot een breed netwerk van wetenschappers, zorgverleners, patiëntenorganisaties en beleidsmakers die zich inzetten voor de verbetering van de zorg voor mensen met angst-, dwang- en depressieve stoornissen. De missie van NedKAD is in al die jaren onveranderd gebleven: het vergroten en verspreiden van kennis over deze aandoeningen en het verbeteren van de kwaliteit van leven van degenen die ermee te maken hebben.

Van 2004 tot nu: evolutie in visie en werkwijze

De oorspronkelijke statuten van NedKAD uit 2004 benadrukten het belang van het verzamelen en verspreiden van expertise op het gebied van angststoornissen. De stichting organiseerde cursussen, congressen en zorgde voor consultatie, informatievoorziening en wetenschappelijk onderzoek. Vandaag, 20 jaar later, heeft NedKAD haar scope verbreed naar depressieve stoornissen en dwangstoornissen, maar de kern van de missie blijft hetzelfde: de zorg verbeteren door kennis te delen en onderzoek te stimuleren.

Het netwerk van NedKAD omvat nu een breed scala aan instellingen, van GGZ-instellingen en universiteiten tot patiëntenverenigingen en zorgverzekeraars. Binnen dit netwerk worden specifieke thema’s zoals obsessieve-compulsieve stoornissen (OCD), hardnekkige depressie en nieuwe behandelmethoden zoals repetitieve transcraniële magnetische stimulatie (rTMS) besproken en verder ontwikkeld. Zo zijn er de afgelopen jaren werkgroepen ontstaan voor repetitieve transcraniële magnetische stimulatie (rTMS) en exposuretherapie, en werd in 2018 OCDnet gelanceerd. Deze initiatieven zorgen ervoor dat nieuwe behandelmethoden sneller hun weg vinden naar de praktijk en dat zorgprofessionals op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen.

Stimuleren van onderzoek en richtlijnontwikkeling

Onderzoek speelt een cruciale rol in het werk van NedKAD. Door nauwe samenwerkingen met academische centra, zorginstellingen en patiëntenorganisaties worden hiaten in kennis geïdentificeerd en onderzoek gestimuleerd.

Daarnaast werkt NedKAD intensief mee aan de ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen voor angst-, dwang- en depressieve stoornissen. In 2024 worden de gereviseerde richtlijnen gepresenteerd, met een sterke focus op de implementatie ervan in de dagelijkse praktijk. NedKAD speelt hierbij een belangrijke rol door het aanbieden van factsheets en richtlijnondersteuning via de website en sociale media. Dit zorgt ervoor dat behandelaren de nieuwste inzichten en methoden direct kunnen toepassen in hun werk.
Een netwerk voor de toekomst

In het meerjarenplan 2024-2026 blijft de focus op kennisdeling, maar met een bredere blik. Er is meer aandacht voor de levensloop van mensen die met deze stoornissen kampen, van kind tot oudere. Bovendien wordt er gewerkt aan het uitbreiden van het netwerk naar de academische ggz en de eerste lijn, zoals huisartsen en praktijkondersteuners. Deze uitbreiding is van cruciaal belang om goede zorg voor iedereen toegankelijk te maken.

Speciale editie van het NedKAD-congres

Ter ere van het 20-jarig jubileum organiseert NedKAD op 10 en 11 oktober 2024 een speciale tweedaagse editie van het jaarlijkse congres, met als thema: “State of the Art and Beyond: Kwaliteit van de Zorg Nu en in de Toekomst.” Tijdens dit evenement, dat plaatsvindt in De Eenhoorn in Amersfoort, komen wetenschappelijke ontwikkelingen, nieuwe behandelmethoden en de toekomst van de zorg voor angst-, dwang- en depressieve stoornissen aan bod. Dit congres biedt een unieke kans om de evolutie van de geestelijke gezondheidszorg te bespreken, maar ook om samen te kijken naar de innovaties die ons in de komende jaren zullen vormen.

Naast professionals in de geestelijke gezondheidszorg zijn ook cliënten en hun naasten van harte uitgenodigd om deel te nemen aan het congres.

Dit jubileumcongres biedt een geweldige kans om stil te staan bij wat we de afgelopen 20 jaar hebben bereikt, maar vooral ook om vooruit te kijken. Ben jij werkzaam in de GGZ, of heb jij als cliënt of naaste ervaring met angst-, dwang- of depressieve stoornissen? Dan nodigen we je van harte uit om samen met ons mee te denken en bij te dragen aan een toekomst waarin hoogwaardige zorg voor iedereen toegankelijk is.

Kijk hier naar het programma en schrijf je in!

Nederlandse Slaapstudie “Betere Nachten, Betere Dagen? Goede Slaap als de Sleutel tot Psychisch Herstel”

Het Nederlands Herseninstituut en het Amsterdam UMC zijn recentelijk een veelbelovende slaapstudie gestart onder de titel “Betere nachten, betere dagen? Goede slaap als de sleutel tot psychisch herstel.” Dit onderzoek richt zich op het verband tussen slaapproblemen en psychische klachten zoals angst, trauma, stress en emotionele spanning.

De studie nodigt mensen uit die momenteel op een wachtlijst staan voor behandeling van deze klachten, of recent zijn begonnen met een behandeling, om deel te nemen aan het onderzoek. Deelnemers volgen gedurende vijf weken een online slaapmodule vanuit huis, onder begeleiding van een slaapexpert. Het onderzoek meet of verbeterde slaap leidt tot een betere psychische gesteldheid.

Deelnemers houden een online slaapdagboek bij, vullen vragenlijsten in, en kunnen kiezen om tijdens enkele nachten een hoofdband te dragen die de hersenactiviteit meet. Deze metingen vinden plaats bij de start van de studie, na twee maanden, en na acht maanden.

Heb je interesse? Klik dan hier om de vragenlijst (10 min) in te vullen om te kijken of je kan meedoen. Deelname is vrijblijvend, en bij geschiktheid ontvangt men verdere informatie. Voor vragen kunnen deelnemers terecht bij info@slaapregister.nl.

Bovendien zal promovenda Roxanne Bongers een flitspresentatie geven over dit onderzoek tijdens het NedKAD-jubileumcongres in oktober.

Onderzoek naar Slaap en Psychische Klachten

Uit tal van recente onderzoeken blijkt dat slaap een cruciale rol speelt bij het ontstaan en beloop van psychische klachten, zoals depressie en angststoornissen. Een van de belangrijkste bevindingen is dat slaapproblemen niet alleen een symptoom kunnen zijn van deze aandoeningen, maar ook een risicofactor voor hun ontwikkeling.

  • Slaapgebrek en psychische stoornissen: Nederlands onderzoek toont aan dat zowel korte (minder dan 6 uur) als lange slaapduur (meer dan 10 uur) vaker voorkomen bij mensen met depressie en angststoornissen. Bovendien hebben mensen met een slechte slaapkwaliteit een verhoogd risico op het ontwikkelen van deze stoornissen twee jaar later. Deze bevindingen zijn afkomstig uit de NESDA-studie (Nederlandse Studie naar Depressie en Angst), waarin 2981 deelnemers langdurig zijn gevolgd.
  • Invloed op functioneren: De combinatie van slaapproblemen met depressie of angststoornissen leidt tot slechter functioneren op het werk en langer ziekteverzuim. Mensen zonder deze stoornissen lijken beter om te kunnen gaan met de gevolgen van slaapgebrek, wat de noodzaak onderstreept om slaap in de behandeling van psychische klachten te integreren.
  • Slapeloosheid als voorspeller van depressie: Een bijzonder zorgwekkende bevinding is dat slapeloosheid vaak de eerste voorspeller is van depressie. Een op de drie Nederlanders slaapt slecht, en bij één op de tien mensen is er sprake van chronische slapeloosheid. Deze mensen kunnen moeilijk in slaap komen en ervaren vaak verstoorde nachten, wat hun kwaliteit van leven drastisch beïnvloedt.
  • Slaap en psychisch herstel: De huidige studie van het Nederlands Herseninstituut en het Amsterdam UMC speelt in op deze bevindingen door te onderzoeken of verbetering van slaap kan bijdragen aan psychisch herstel. Door de nadruk te leggen op slaap als een potentiële sleutel tot herstel, hoopt het onderzoek nieuwe inzichten te bieden die de behandeling van psychische klachten kunnen verbeteren.

Uit deze inzichten blijkt duidelijk dat slaap een belangrijk aandachtspunt is bij de behandeling van psychische stoornissen. Hoewel de exacte mechanismen nog niet volledig worden begrepen, is het duidelijk dat aandacht voor slaap een wezenlijk onderdeel zou moeten zijn van iedere behandelstrategie voor depressie en angststoornissen.