Agorafobie
Als iemand bepaalde activiteiten of situaties vermijdt of doorstaat met grote angst, spreken we van een agorafobie.
Veel mensen die last hebben van paniekaanvallen, gaan activiteiten of situaties vermijden, waarbij of waarin zich eerder een paniekaanval heeft voorgedaan. Ook kan men situaties gaan vermijden waaruit men moeilijk denkt weg te kunnen, of waar hulp ontbreekt als zich opnieuw een paniekaanval zou voordoen. Bijvoorbeeld in drukke winkels, menigten, het openbaar vervoer of op autosnelwegen. Als iemand deze situaties vermijdt of doorstaat met grote angst, spreken we van een agorafobie (ook wel bekend als ‘straatvrees’ of ‘pleinvrees’; ‘agora’ is het Griekse woord voor plein en ‘fobos’ betekent vrees).
Hulp zoeken
Als je agorafobie hebt en het belemmert je in het dagelijks leven, bijvoorbeeld als je niet alleen boodschappen durft te doen of niet naar je werk kunt gaan, is het slim om hulp te zoeken. Je kunt je huisarts vragen om doorverwijzing naar een behandeling.
Behandeling van agorafobie
Samen met je behandelaar kies je een behandeling. Gedragstherapie en medicatie zijn beide effectieve opties. Meestal wordt gedragstherapie als eerste keuze aanbevolen, vooral als agorafobie een groot probleem is. Het verkleint ook de kans op terugval na de behandeling in vergelijking met medicatie.
Doorbreken van de vermijding van agorafobie
Exposure in vivo (blootstelling aan situaties) is een vorm van gedragstherapie waarbij je leert om vermijding te doorbreken. Je vermijdt bepaalde situaties vanwege angst en paniekaanvallen, maar dit houdt de angst juist in stand of maakt het zelfs erger. Met exposure in vivo word je geleidelijk aan deze situaties blootgesteld en oefen je ermee. Je begint met eenvoudige situaties en bouwt geleidelijk op naar moeilijkere situaties. Het doel is om de patronen van vermijding te doorbreken. Je behandelaar, zoals een psycholoog of psychotherapeut, zal je hierbij begeleiden.
Behandeling met medicatie
Bij de paniekstoornis met agorafobie is er mogelijk een verstoring in het ‘angstsysteem’ in de hersenen, dat betrokken is bij angst, paniek en vermijdingsgedrag. Medicijnen kunnen helpen om de balans van bepaalde stoffen in de hersenen te herstellen.
Er zijn verschillende medicijnen effectief gebleken:
- SSRI’s (selectieve serotonine heropnameremmers, bijvoorbeeld citalopram, paroxetine, sertraline)
- gemengde serotonerge en noradrenerge antidepressiva zoals TCA’s (tricyclische antidepressiva bijv. clomipramine en imipramine) of venlafaxine
- benzodiazepinen (bijv. oxazepam, lorazepam). Dit zijn middelen die snel werken en vooral een dempend effect hebben. Ze worden soms kortdurend in het begin van een behandeling erbij gegeven. Ze worden ook wel gegeven als diverse eerdere behandelstappen onvoldoende effect hebben. Nadeel van deze medicijnen is versuffende werking.
- MAO-remmers. Dit zijn antidepressiva die alleen toegepast worden wanneer diverse eerdere behandelstappen onvoldoende effect hadden. Het zijn goede medicijnen maar hebben als nadeel dat er een dieet bij gevolgd moet worden.
Medicatie wordt voorgeschreven door een arts, zoals een huisarts of psychiater.
Je begint meestal met een SSRI-medicijn en de dosis wordt geleidelijk opgebouwd. Na zes weken wordt beoordeeld of het medicijn voldoende werkt. Als het niet effectief is, kan een ander medicijn worden voorgeschreven. Als het wel goed werkt, moet je het meestal minstens een jaar blijven gebruiken om terugval te voorkomen. De duur van de medicatiebehandeling hangt af van verschillende factoren, zoals het aantal periodes dat je last had van paniekstoornis met agorafobie, of je eerder gestopt bent en een terugval kreeg en of paniekstoornis met agorafobie in je familie voorkomt.