Ben jij zojuist gestart met citalopram of sertraline, en heb jij interesse om aan een onderzoek mee te doen? Dan is de OPERA studie misschien een iets voor jou!
OPERA-onderzoek
Het OPERA onderzoek bestaat uit twee delen: het OPERA-monitor onderzoek en het OPERA-afbouw onderzoek. Wij zoeken mensen die mee kunnen doen aan het OPERA-monitor onderzoek.
OPERA-monitor
Hoe verloopt het herstel van depressie tijdens de behandeling met antidepressiva? Wat bepaalt of je beter of sneller herstelt? Dit zijn vragen die het OPERA-monitor onderzoek gaat beantwoorden door het beloop van de depressie tijdens de behandeling met antidepressiva in kaart te brengen.
Voor wie?
Mensen (18-75 jaar oud) met een depressieve stoornis, die in de afgelopen 2 maanden zijn begonnen met citalopram of sertraline (of binnenkort gaan starten).
Hoe?
U of uw behandelaar kan u aanmelden via www.opera-project.nl. Vervolgens neemt het onderzoeksteam contact met u op.
In OPERA-monitor vullen deelnemers elke 2 maanden een online vragenlijst in.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door GGZ inGeest en Amsterdam UMC.
Voor dit onderzoek zoeken wij mannen en vrouwen tussen de 18 en 65 jaar met de diagnose depressie, vastgesteld door een huisarts of specialist. Wij zoeken mensen die op dit moment depressieve klachten ervaren. Medicatiegebruik voor de depressie is toegestaan, maar geen vereiste. Daarnaast heeft u een Android smartphone.
Het onderzoek
Een deel van de mensen dat lijdt aan een depressie heeft onvoldoende baat bij beschikbare medicijnen. Medicijnen voor de behandeling van depressie worden ook de antidepressiva genoemd. De ontwikkeling van nieuwe antidepressiva die beter werken is daarom belangrijk. Hiervoor zijn betrouwbare manieren nodig om de werking van nieuwe antidepressiva te meten. Op dit moment wordt dit gedaan met vragenlijsten, die dat niet altijd even nauwkeurig doen. Daarom worden nieuwe instrumenten ontwikkeld om zowel depressieve klachten als de werking van nieuwe antidepressiva in de toekomst te meten.
Planning
Voorafgaand aan het onderzoek is er een informatiegesprek (duur: 1 uur), een medische keuring (duur: 1 uur) en een psychiatrisch interview door middel van vragenlijsten (duur: 1,5 uur).
Het onderzoek bestaat uit 4 losse onderzoeksdagen bij het CHDR (duur: 3 uur).
Een aantal meetmethoden zal gedurende 3 weken ook thuis getest worden. Zo vragen wij u om deze periode continu een horloge te dragen welke hartslag en activiteit meet, dagelijks een aantal vragen te beantwoorden op de smartphone en wekelijks gebruik te maken van een weegschaal en bloeddrukmeter. Op de eerste onderzoeksdag zullen bovenstaande meetmethoden beschikbaar worden gemaakt.
Bijzondere omstandigheden
Wij vragen de vrijwilligers om op de keurings- en onderzoeksdagen geen alcohol te drinken. Op de tussenliggende dagen mag u met mate alcohol drinken. U mag gedurende de looptijd van het onderzoek geen drugs, waaronder cannabis, gebruiken. Het gebruik van geneesmiddelen gaat in overleg met de studie-arts. Indien u antidepressiva gebruikt blijft u deze, zoals voorgeschreven door de huisarts of specialist, gebruiken tijdens het onderzoek. Hierbij mogen er geen dosisaanpassingen van de antidepressiva plaatsvinden tijdens de volledige duur van de studie. Vrouwen die zwanger zijn kunnen niet deelnemen aan het onderzoek.
Vergoeding
Voor deelname aan dit onderzoek ontvangt u een vergoeding van 745,00.
Dit is exclusief reiskosten. Reiskosten worden vergoed ( 0,19 per km, max. 200 km enkele reis). De reiskosten voor het informatiegesprek worden alleen vergoed wanneer u ook de medische keuring heeft bezocht.
Voor een wetenschappelijke studie ‘Met hersenscans de therapie uitkomst voorspellen bij patiënten met een dwangstoornis’ in Amsterdam UMC – locatie AMC zoeken we patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS). Voor de behandeling van OCS wordt nu de keuze gemaakt tussen medicatie (SSRI) en een psychotherapeutische behandeling (CGT). Helaas werken deze niet voor iedereen waardoor het voor sommige patiënten lang kan duren voordat ze de juiste medicatie of therapie krijgen. Wij gaan met behulp van hersenscans proberen te voorspellen welke behandeling het beste bij een patiënt past. Hiermee kunnen we in de toekomst patiënten meteen de juiste behandeling bieden.
Wie kan er deelnemen aan de studie?
Patiënten tussen de 18 en 70 jaar met een diagnose OCS die nog geen behandeling krijgen of een behandeling krijgen met onvoldoende effect.
Hoe ziet deelname eruit?
Patiënten worden bij deelname aan de studie behandeld met ofwel de medicamenteuze (SSRI) of psychotherapeutische behandeling (CGT met exposure en respons preventie). Voor de start- en na afloop van de behandeling zullen de patiënten langs komen bij het Spinozacentrum te Amsterdam voor afname van klinische vragenlijsten en het maken van MRI scans. Voor de tijd die patiënten kwijt zijn aan deze studie krijgen zij een financiële vergoeding van 25 euro per meting (naast de reiskosten vergoeding).
Samenwerken?
Werkt u samen met dwangpatiënten en heeft u mogelijk interesse in een samenwerking voor dit onderzoek? Dat kan, neem dan graag contact met ons op via ocd-tbm@amc.uva.nl of via 020-8913668, of vul het contactformulier in op onze website.
Doorverwijzen?
Het is ook mogelijk om patiënten direct door te verwijzen naar het AMC, zowel voor diagnostiek als behandeling. Meer informatie over doorverwijzen vind u hier.
Dit onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door een subsidie van ZonMw.
Onlangs heeft een werkgroep van NedKAD een factsheet afgerond over het gebruik van antidepressiva bij angst- en dwangstoornissen. Deze factsheet is door NedKAD opgesteld om professionals, verwijzers en cliënten een handzame wegwijzer te bieden bij het voorschrijven en gebruik van deze medicatie.
In navolging van de factsheet over het gebruik van antidepressiva bij depressie heeft het Nederlands Kenniscentrum Angst en Depressie een factsheet opgesteld over het gebruik van antidepressiva bij angst- en dwangstoornissen. De auteurs zijn de psychiaters Ton van Balkom, Gert-Jan Hendriks, Koen Schruers en Irene van Vliet.
De factsheet gaat over de effectiviteit van antidepressiva bij angst- en dwangstoornissen, de bijwerkingen, wanneer men overweegt te starten met een antidepressivum bij een angst- of dwangstoornis en of om juist te stoppen. Wanneer de patiënt onvoldoende reageert op een antidepressivum of te veel bijwerkingen ervaart, kan geswitcht worden naar een ander middel. Er wordt beschreven hoe men dit het beste kan doen. Ook wordt dieper ingegaan op het gebruik van antidepressiva tijdens de zwangerschap. Tot slot worden enkele kritische kanttekeningen geplaatst bij de kennis over antidepressiva.
Er waren al aanwijzingen dat depressie en angststoornissen vaker voorkomen bij volwassenen en kinderen met nierfalen. Maar uit nieuw onderzoek komt zelfs naar voren dat nierpatiënten met zulke psychiatrische problemen eerder komen te overlijden als ze worden opgenomen in een ziekenhuis.
Betrokken artsen zouden zich daarom niet alleen moeten richten op niervervangende behandeling, maar ook op het bestrijden van de depressie of angststoornis. Dat is één van de aanbevelingen uit het Amerikaans onderzoek dat vorige maand in het Clinical Journal of American society of Nephrology verscheen.
27% volwassen nierpatiënten heeft psychisch probleem
Tot nu toe was nog nooit onderzocht in welke mate volwassen en kinderen met nierfalen te kampen hebben met psychische problemen. Om hier beter zicht op te krijgen bekeken de Amerikaanse onderzoekers gegevens van patiënten die tussen 1996 en 2013 dialyse hadden ondergaan. Dat waren er meer dan 600.000. 16% van de kinderen (tot 21 jaar), 27% van de volwassenen (22-64 jaar) en 21% van de 65+ers werden in het eerste jaar van behandeling opgenomen in het ziekenhuis met een psychische diagnose.
Hoger risico op overlijden
Bij een kleine groep was de psychiatrische aandoening de reden voor hun ziekenhuisopname (primaire psychiatrische diagnose); bij alle anderen was er een andere reden, maar speelden die problemen wel een rol (secundair). Vergeleken met 100 patiënten zonder psychiatrische ziektebeeld overleden er 129 met primaire psychiatrische diagnose en 111 met secundaire. Kortom, nierpatiënten met psychische problemen hebben een grotere kans om te overlijden.
De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijke Onderzoek kent een zwaartekrachtsubsidie toe aan BRAINSCAPES. Wetenschappers van dit onderzoek boekten de afgelopen jaren veel vooruitgang in erfelijkheidsonderzoek naar hersenaandoeningen. Van verschillende ziekten zoals schizofrenie, dementie en depressie identificeerden ze betrokken genen en DNA-afwijkingen.
En nu is het tijd voor de volgende stap: onderzoeken wat die DNA-afwijkingen daadwerkelijk doen en in welke zenuwcellen ze actief zijn. Pas als je precies weet wat er misgaat en waar kan je er iets tegen doen, meent Jeroen Pasterkamp. Hij is hoogleraar Translationele neurowetenschappen bij het UMC Utrecht en betrokken bij dit onderzoek.
BRAINSCAPES: biologie achter hersenaandoeningen
Hoogleraar genetica Danielle Posthuma is verantwoordelijk voor het onderzoeksproject BRAINSCAPES. Het doel van dit project? Om heel gedetailleerd alle biologische mechanismen in kaart te brengen (brainscaping) die ten grondslag liggen aan hersenaandoeningen. De zwaartekrachtsubsidie van ruim negentig miljoen euro voor tien jaar vormt de kroon op het werk dat de wetenschappers verzetten. Zij slaan een innovatieve brug tussen genetica en neurobiologie.
Veel kleine DNA-afwijkingen gevonden
In Europa lijden zon 179 miljoen mensen aan een hersenziekte die grote impact op hen en hun familie hebben. Goed nieuws is dat er veel vordering is gemaakt in genetisch onderzoek naar deze aandoeningen. Pasterkamp: We weten nu beter wat de genetische basis van bepaalde ziekten is. Maar daar kunnen we nog niet heel veel mee. We kennen simpel gezegd het beginstuk, de DNA-afwijkingen en het eindstuk de symptomen van een ziekte. Maar het deel daartussenin ontbreekt. En juist dat deel is nodig om behandelingen te kunnen ontwikkelen die de oorzaak aanpakken.
Dankzij nieuwe techniek een praktisch model
De onderzoekers willen daarom de genetische basis vertalen naar een model in het lab, waar ze wel wat mee kunnen. Hiervoor maken ze gebruik van een nieuwe techniek: single cell RNA sequencing. Die maakt het mogelijk om per cel te kijken welk stukje DNA wordt afgeschreven en gebruikt. Zo kunnen ze groepen cellen aanwijzen die relevant zijn voor de aandoeningen en ontdekken welke verbindingen ze maken binnen de hersenen. En voor welk gedrag of functie ze belangrijk zijn.
Trimbos-instituut lanceert de vernieuwde e-learning Preventie postpartum depressie. Hiermee wil ze de preventie van depressie verbeteren bij vrouwen die zwanger zijn en/of bevallen. Jaarlijks krijgen ruim 23.000 vrouwen te kampen met depressieve klachten.
Portpartum depressie is zelfs de meest voorkomende aandoening bij nieuwe moeders. Zij schamen zich, voelen zich eenzaam en onbegrepen. Door een betere herkenning en preventie kan het aantal vrouwen met depressieve klachten en postnatale depressie afnemen. Tijdig signaleren is een belangrijke eerste stap en hiervoor biedt de e-learning diverse handvatten.
Herkennen, bespreken en waar mogelijk voorkomen
De cursus richt zich op op verloskundigen, jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen. In 6 lessen van elk een halfuur leren zij hoe ze depressieve symptomen bij zwangere en pas bevallen vrouwen kunnen herkennen, bespreekbaar maken en waar mogelijk voorkomen. Andere themas die de revue passeren, zijn: vrouwen adviseren en monitoren om preventieve acties te ondernemen, goed doorverwijzen en monitoren.
Wat is er nieuw?
De oorspronkelijke training is in 2016 ontwikkeld door het Trimbos-instituut. Dit deed ze in samenwerking met een werkgroep van zorgverleners en beroepsverleners in de pre- en postnatale setting. De inhoud is nu in een geheel nieuw systeem gezet, waardoor het volgen van de e-learning een stuk gebruiksvriendelijker én leuker is geworden. Accreditatie is verleend voor verloskundigen (3 punten van de KNOV) en jeugdverpleegkundigen (3 punten vi de V&VN) en wordt dit jaar aangevraagd voor jeugdartsen.
Voor patiënten met een Obsessieve Compulsieve Stoornis (OCS) was er tot nu toe maar één vorm van therapie. Voor de ene helft van de patiënten werkt deze heel goed; voor de andere helft niet. Voor deze laatste groep komt er mogelijk een goed alternatief: de Inference Based Approach (IBA). Emma Koenen, onderzoeker en GZ-psycholoog in opleiding vertelt over deze nieuwe behandelmethode.
Inference Based Approach
Uitgangspunt van IBA is dat patiënten obsessief twijfelen aan een situatie, zonder dat zij de waarneembare werkelijkheid gebruiken om hun twijfel op te lossen. Neem bijvoorbeeld de OCS-patiënt die maar blijft twijfelen of de deur op slot zit. Deze patiënt heeft de deur zelf op slot gedaan, maar blijft vervolgens maar aan de deurklink trekken om dit te controleren. Opvallend daarbij is dat er niets mis is met zijn zintuigen: hij kan zien, voelen en horen dat de deur op slot zit.
Voorstellingsvermogen leidend
De patiënt baseert zich echter niet op zijn zintuigen, maar op zijn voorstellingsvermogen: misschien werkt het slot niet goed en is de deur weer open gegaan of mijn buurvrouw is laatst vergeten de deur op slot te doen; dat kan mij ook gebeuren). Dat maakt dwangproblemen hardnekkig: de twijfel houdt patiënten in zijn greep. legt Koenen uit. Twijfel zuigt mensen in dwanggevoel en -gedrag. De IBA-behandeling leert je om jezelf te weren tegen de zuigkracht die er van dwang uitgaat.
Hoe werkt de IBA-behandeling?
Tijdens je behandeling los je de obsessieve twijfel op, legt Koenen uit. Samen met de therapeut ga je op zoek naar een antwoord op de vraag: Waar baseer je je eigenlijk op in niet-obsessieve situaties, hoe los je dan jouw twijfel op? Je gaat leren je weer te baseren én durven te vertrouwen op je zintuigen. Dan zul je zien: er is in het hier en nu informatie beschikbaar om die twijfel weg te nemen. Zolang dat nog niet lukt, voer je je dwanghandelingen gewoon uit.
Hoe is het anders dan de andere behandelmethode?
De gangbare behandelmethode voor dwangstoornissen is cognitieve gedragstherapie (CGT). Waarom is dat een probleem? Bij GCT ligt de focus op actie, meent Koenen. Essentie van deze therapie is dat patiënten de confrontatie met hun angsten aangaan. Zij worden aangemoedigd een angstige situatie op te zoeken en hun dwanghandelingen te beheersen, zodat ze kunnen ontdekken dat er dan niets ergs gebeurt. Voor veel mensen met OCS is deze confrontatie te heftig. Dus haken ze af. IBA daarentegen heeft als voordeel dat de patiënt kan herstellen zonder iets engs te doen.
Wordt IBA al in de praktijk gebracht?
Om IBA aan te kunnen bieden, moeten we weten of het net zo effectief is als CGT. Daarom startte GGz Centraal een landelijk onderzoek waaraan nog 6 andere GGZ instellingen en het Amsterdam UMC meedoen: de arrIBA-studie. Daarnaast willen we weten of en voor wie IBA beter te verdragen is dan CGT. En hoé werkt IBA eigenlijk: wat gebeurt er in het brein na behandeling? Om die vraag te beantwoorden, maken we bij een deel van de deelnemers een hersenscan voor en na behandeling. De eerste deelnemers zijn inmiddels gestart en het onderzoek loopt tot eind 2022. Ons streven: dat iedereen met dwangklachten in de toekomst meteen de behandeling krijgt die het beste bij hem past.
Jaarlijks overlijden duizenden mensen ten gevolge van zelfmoord. In de Verenigde Staten is het zelfs doodsoorzaak nummer 2 onder jongvolwassenen (15-34). Daarom hebben Amerikaanse wetenschappers een statistisch model ontwikkeld dat suïcidaliteit kan voorspellen.
Het model is qua effectiviteit te vergelijken met mammografie als screeningsmethode voor borstkanker. Bovendien zou het vernieuwend zijn. Er worden namelijk niet alleen statische gegevens meegenomen, maar ook symptomen die door de tijd heen veranderen.
Resultaat van onderzoek
Het voorspellingsmodel is het resultaat van een onderzoek onder 663 nakomelingen van 318 ouders met een stemmingsstoornis. Zij werden maximaal 12 jaar gevolgd; 10,7% van de deelnemers ondernam een suïcidepoging. Aan de hand van vragenlijst stelden onderzoekers onder andere vast of de deelnemers ooit te maken hadden gehad met een psychiatrische stoornis. Daarnaast werd gekeken naar het verloop van gedragskenmerken: emotionaliteit, impulsiviteit en agressie.
Aanwezigheid psychische stoornis voorspellend
Een van de belangrijkste voorspellers bleek de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis te zijn. Andere belangrijke risicofactoren zijn een lagere leeftijd, het hebben van een stemmingsstoornis en misbruik in de jeugd. Op basis van deze gegevens is een nieuw statistisch model ontwikkeld dat beter in staat is suïcidaliteit te voorspellen.
Dat luchtvervuiling niet goed is voor de gezondheid weten we, maar nieuw Amerikaans onderzoek wijst uit dat het ook impact heeft op de geestelijke gezondheid. Zo is er een verband tussen luchtvervuiling en depressie, bipolaire stoornis en andere psychische stoornissen.
In regios met veel luchtvervuiling doen zich ook meer geestelijke aandoeningen voor zoals depressie. Om de cijfers te vergelijken keken wetenschappers naar de countys waar de meeste luchtvervuiling is. En wat blijkt? Vergeleken met het nationale gemiddelde zagen ze een verhoging van 6% in het aantal gevallen van depressie en maar liefst 27% in dat van bipolaire stoornis.
Hoger risico op psychische aandoeningen
Enige nuancering is wel op zijn plek. Zo vindt Geneticus Andrew Rzhetsky van de University of Chicago, een van de auteurs van het nieuwe onderzoek. Hij wijst erop dat de studie niet definitief bewijst dat luchtvervuiling psychische stoornissen veroorzaakt, maar wel dat er een hoger risico is op het krijgen ervan. Dit verband zagen ze ook in soortgelijke studies in Londen, China en Zuid-Korea.
Zweeds onderzoek
Om de Amerikaanse bevindingen te staven werkten de onderzoekers samen met Deense wetenschappers. Zij namen de mate van luchtvervuiling onder de loep waaraan mensen in hun jeugd zijn blootgesteld. En kwamen na uitgebreide analyses tot dezelfde conclusie als hun Amerikaanse collegas: er bestaat een verband tussen luchtvervuiling en een hoger aantal gevallen van bipolaire stoornis en depressie.
Invloed op de hersenen
Luchtvervuiling richt schade aan de hersenen aan. Dit wordt gedacht op basis van onderzoeken op honden en knaagdieren. Een specifieke studie uit 2002 onderzocht de impact van luchtvervuiling door het verkeer op straathonden. Naast schade aan longen en neus waren ook de hersenen aangetast. Wat er dan in de hersenen gebeurt, doet denken aan een ontstekingsreactie, zegt Rzhetsky. Het leidt bij honden tot symptomen die lijken op depressie.