Onderzoek naar de rol van testosteron bij de behandeling van sociale angststoornis: Interview met Moniek Hutschemaekers
Hoe kwam je op dit onderwerp voor je onderzoek?
Vooronderzoek had al laten zien dat testosteron toediening kan leiden tot minder sociale vermijding en meer sociale toenadering. Ook bij mensen met een sociale angststoornis. Ik werd door mijn promotor en co-promotor gevraagd of ik deze pre-klinische bevindingen wilde vertalen naar de klinische praktijk en te onderzoeken of en hoe testosteron exposure-therapie beïnvloedt. Dit leek me een heel belangrijk onderwerp omdat ik op mijn werkplek zag dat lang niet iedereen profiteert van exposure therapie voor sociale angst.
Hoe was het voor je om met dit thema aan de slag te gaan?
Het was een heel nieuw thema voor mij. Al snel kwam ik tot de conclusie dat testosteron een rol speelt in sociale interacties. Mensen met lagere testosteronwaarden vertonen meer onderdanig- en vermijdingsgedrag. Dat is relevant voor exposure therapie, waar je vooral wil zorgen dat de mensen de blootstelling aan sociale situaties aangaan in plaats van vermijden.
Een studie uitgevoerd door collega’s van de Radboud Universiteit en de Universiteit van Leiden toonde lagere testosteronwaardes bij vrouwen met sociale angststoornis aan. Die studie vormde mede de basis voor mijn promotieonderzoek. (Giltay et al. 2012)
Waar ging jouw onderzoek precies over?
We onderzochten in eerste instantie of lichaamseigen testosteron voorspellend was voor het effect van exposure-therapie. Het niveau van testosteron in je lichaam is afhankelijk van de context. Als je een sociale situatie aangaat, reageert het testosteron in je lijf om je voor te bereiden op de situatie: er wordt meer testosteron aangemaakt. Toen we testosteronwaardes en sociale angstklachten van mannen en vrouwen voorafgaand aan een exposure-sessie gingen meten, zagen we dat hoe meer de testosteronwaardes in het lichaam reageerden, hoe sterker de afname van sociale angstklachten na de sessie. Dat was al een mooie bevinding: we hebben voor het eerst in een klinische setting kunnen aantonen dat er een relatie bestaat tussen testosteron en het effect van exposure therapie.
We hebben dit effect grootschaliger onderzocht met een randomized controlled trial. We keken naar wat er gebeurt als vrouwen met een sociale angststoornis testosteron toegediend krijgen voor een exposure sessie. Als exposure opdracht moesten ze weer een presentatie houden voor de therapeut en een klein publiek. Testosteron had invloed op het proces binnen de exposure sessie: het angstpatroon dat je wil bewerkstellen met exposure therapie werd beïnvloed: Bij de vrouwen die testosteron hadden gekregen was er in eerste instantie een grotere toename van de angst, maar daarna ook een grotere afname. Dit effect generaliseerde niet naar follow-up of naar een afname van sociale angstklachten in het algemeen. Samenvattend kun je zeggen: we vonden dat testosteron een invloed heeft op een belangrijk mechanisme van de exposure sessie, maar eenmalige toediening was niet genoeg om effectiviteit van exposure in het algemeen te verbeteren.
Wel zagen we dat degenen die het sterkste vermijdingsgedrag toonden op een taak voorafgaand aan exposure therapie, ook de grootste afname van angst hadden wanneer ze testosteron kregen. Ook dit effect blijft beperkt tot de individuele sessies en laat zich niet generaliseren naar sociale angstklachten in het algemeen.
Welke conclusies kun je trekken voor de klinische praktijk?
Hoewel we testosteron nog niet direct in de praktijk kunnen gebruiken, hebben we aanwijzingen dat het proces van exposure-therapie er wel door wordt beïnvloed. Meer onderzoek is nodig om het effect op langere termijn te begrijpen en mogelijk de behandeling van sociale angstklachten met testosteron te verbeteren.
Wat heeft het onderzoek jou geleerd voor jouw eigen klinische praktijk?
Het benadrukt het belang van scherp zijn op de effectieve elementen van exposure-therapie. Waar ik vooral achter gekomen ben is: doe exposure als er sprake is van sociale angst. Zorg ervoor dat je aandacht hebt voor het doorbreken van subtiel vermijdingsgedrag. Het toekomstig gebruik van testosteron in de behandeling zou een mogelijkheid kunnen zijn. Het zou mooi zijn om bij vervolgonderzoek meerdere therapie sessies te enhancen met testosteron. Mogelijk heeft testosteron toediening dus het meeste effect bij patiënten met een sociale angststoornis die ook veel vermijden.
Moniek Hutschemaekers volgt de opleiding tot klinisch psycholoog bij Pro Persona Overwaal. Op 10 november verdedigde ze haar proefschrift getiteld: SpeakUp! The effects of testosterone on exposure therapy for social anxiety disorder aan de Radboud Universiteit.
Categorieën
TIP
Heb je een nieuwstip of zelf nieuws voor de nieuwsrubriek?
info@nedkad.nl