Skip to main content

Kinderen met angst en depressie minder vaak in beeld bij jeugdhulp

Voor de omgeving is het niet altijd zichtbaar als een kind last heeft van angst of depressieve klachten. Waardoor passende (jeugd)hulp vaak uitblijft. Deze verontrustende conclusie doet Diana Eijgermans die eind juni promoveerde aan het Erasmus Medisch Centrum. In haar proefschrift bracht ze de determinanten voor jeugdhulp in kaart; aan ons de eer om haar te interviewen over dit onderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich op?

“Ik richtte me op jeugdhulpgebruik bij kinderen van 9 tot 13 jaar”, trapt Eijgermans af. “Mijn vertrekpunt: wie ontvangen er hulp? Hiervoor gebruikte ik de Generation R-studie, een Rotterdams onderzoek waarbij 10.000 kinderen worden gevolgd. Van zwangerschap tot nu, nu ze 18 jaar zijn. Wat echt een schat aan informatie oplevert. Zelf zoomde ik vooral in op de gegevens van 0-13 jaar. Denk daarbij aan informatie over woonsituatie: bijvoorbeeld of de ouders nog bij elkaar zijn, of ze broertjes of zusjes hebben. Maar ook informatie over mentale gezondheid én of er jeugdhulp is ingezet.”

Wat ziet u met betrekking tot kinderen met angst en depressie?

“Naar voren kwam dat kinderen met angst en depressie niet altijd de juiste hulp krijgen”, vat de kersverse doctor haarscherp samen. “Zij zijn vaak niet eens in beeld bij hulpverleners. Dit, terwijl de meesten er wel baat bij hebben. Hoe dat kan? Tijdens de basisschoolleeftijd zijn hulpverleners, school en ouders meer gefocust op externaliserende problemen. Problemen die meer naar buiten gericht zijn, die de omgeving als storend ervaren. Bijvoorbeeld ADHD of autisme. Dit zijn gedragsproblemen die regelmatig tot uiting komen in druk, agressief of impulsief gedrag.

Angst en depressie zijn daarentegen meestal internaliserend: het speelt zich af in de hoofden van de kinderen. Zij zijn heel erg naar binnen gericht. Leidend voor jeugdhulp op basisschoolleeftijd is (nu nog) hoeveel impact (gedrags)problemen hebben op de omgeving. Internaliserend problematiek blijft hierdoor grotendeels uit beeld. Kinderen moeten zelf komen met zulke klachten, maar op zo’n jonge leeftijd gebeurt dat niet zo snel. Wel zien we dat die kinderen er meer mee naar buiten komen als ze ouder worden. Soms zijn de problemen dan al té erg opgestapeld, daarom zou het goed zijn als zij eerder in beeld zijn bij de jeugd-ggz.”

Kwaliteit van leven moet belangrijke graadmeter zijn

Een advies van Eijgermans is dan ook om meer te screenen op angst en depressie bij jonge kinderen. Kwaliteit van leven moet dan leidend zijn. “Hoeveel last hebben kinderen zelf van klachten? Nu kijken we nog té vaak naar enkel de aanwezigheid van problematiek. Door meer te screenen op hoe kinderen zelf hun leven ervaren, kunnen we veel sneller de kinderen eruit pikken die oplopende klachten hebben. Hiervoor moeten we zoeken naar een instrument dat niet belastend is voor leerkrachten, maar waarbij wel voldoende wordt uitgevraagd om in één oogopslag te zien wie gebaat is bij hulp. Dat werkt overigens ook de andere kant op: heb je bepaalde problemen, maar heb je er zelf geen last van? Dan is jeugdhulp misschien niet per se nodig.”

Meisjes en kinderen met niet-westerse achtergrond minder vaak jeugdhulp

Een andere belangrijke conclusie uit haar proefschrift was dat meisjes tijdens de basisschool minder hulp gebruiken. Dit kan volgens de Rotterdamse onderzoeker er mee te maken hebben dat zij meer internaliserende problemen hebben en jongens meer externaliserende. En ook kinderen met een niet-westerse achtergrond komen minder vaak in aanraking met jeugdhulp. Het gaat dan vooral om kinderen uit de Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap. “Dit komt deels omdat mensen met deze achtergrond soms anders denken over mentale problemen”, legt Eijgermans uit. “Er rust in die gemeenschap meer een stigma op. Ze willen het zelf oplossen, willen de vuile was niet buiten hangen. En vinden veelal niet dat ze problemen hebben.

Aan de andere kant weten ze niet altijd de weg naar de juiste hulp te vinden. Soms is de oorzaak een taalbarrière, maar ons zorgsysteem is ook heel erg gericht op de blanke westerling. Daardoor voelen mensen met een andere achtergrond zich niet begrepen. Er moet nog flink aan de weg worden getimmerd op het gebied van inclusie.”

Bewustwording bij gemeenten

Een eerste stap naar een effectiever jeugdhulpsysteem is in Eijgermans’ ogen kennis. Kennis en bewustwording: “Gemeenten horen te weten welke groepen minder snel hulp krijgen. Zij moeten zich er bewust van zijn dat meisjes en kinderen met een niet-westerse achtergrond achterblijven. En dat dit niet komt doordat ze minder problemen hebben; ze krijgen gewoonweg minder hulp. Dit is een gegeven dat ze in het achterhoofd moeten houden als ze beleid schrijven en het jeugdhulpsysteem vormgeven. Met deze informatie wordt het mogelijk om preventief of eerder in te grijpen. Wat beter is voor het kind en de maatschappij.”

Proefschrift en korte bio Diana Eijgermans

Van 2013 tot 2016 volgt Diana Eijgermans de bachelor Gezondheidswetenschappen aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, waarna ze doorstroomt naar de Master ‘Health Education and Promotion’ van Maastricht University. Vervolgens weet ze haar academische loopbaan te bezegelen met een promotie-traject aan het Erasmus MC waar ze op 28 juni 2022 is gepromoveerd. De titel van haar proefschrift: ‘Access to Care: Determinants of children’s mental health care use

Categorieën

TIP

Heb je een nieuwstip of zelf nieuws voor de nieuwsrubriek?
info@nedkad.nl