Skip to main content

Groot onderzoek vergelijkt twee TMS-behandelingen bij depressie

Geen verschil in effectiviteit, maar wel nieuwe inzichten

Transcraniële magnetische stimulatie (TMS) is een veelbelovende behandeloptie voor mensen met een hardnekkige depressie. Maar welke hersengebieden kun je het best stimuleren voor het meeste effect? Onderzoekers vergeleken in een van de grootste TMS-studies tot nu toe twee behandelprotocollen bij bijna 3.600 patiënten met een depressieve stoornis.

De conclusie: beide behandelingen werken even goed – maar de studie levert belangrijke inzichten op voor toekomstige verfijning van TMS-therapie.

Twee TMS-protocollen vergeleken

In dit grote, praktijkgerichte onderzoek kregen mensen met een depressieve stoornis één van twee vormen van TMS:

  • F4-F3-protocol (sequentieel bilateraal DLPFC-TMS): stimulatie van zowel de rechter- als linkerdorsolaterale prefrontale hersenschors. Stimuleert eerst de rechter dorsolaterale prefrontale cortex (F4) met langzame TMS (1Hz), gevolgd door snelle TMS (20Hz) op de linker DLPFC (F3). Dit hersengebied speelt een rol bij planning, motivatie en stemming.

  • F8-F3-protocol: stimulatie van de rechter orbitofrontale hersenschors in combinatie met de linker DLPFC. Stimuleert de rechter laterale orbitofrontale cortex (F8) in plaats van F4. Dit gebied is betrokken bij emotieverwerking, gevoeligheid voor beloning en ‘niet beloond worden’, wat relevant is bij depressie. De linker DLPFC wordt net als bij F4-F3 daarna gestimuleerd.

Beide behandelingen bestaan uit een combinatie van langzame stimulatie rechts (1 Hz) en snelle stimulatie links (20 Hz), maar verschillen in het exacte hersengebied aan de rechterkant.

Geen verschil in effectiviteit – wat betekent dat?

De onderzoekers analyseerden depressie- en angstsymptomen met behulp van vragenlijsten over depressieve klachten zoals somberheid, slaap en eetlust, en angstklachten zoals piekeren, onrust en spanning (symptomen die vaak gepaard gaan met depressie).

De resultaten:

  • Beide protocollen verminderden depressieve en angstklachten.
  • Er werd geen verschil gevonden in het effect tussen de twee behandelgroepen.
  • Ook specifieke klachten zoals anhedonie (verlies van plezier), slaapproblemen, suïcidaliteit en piekeren verbeterden in gelijke mate.

Wat zegt dit over de praktijk?

Hoewel het F8-F3-protocol gericht is op een hersengebied dat betrokken is bij piekeren, gevoeligheid voor teleurstelling en emotionele regulatie, gaf het geen betere uitkomst dan het meer gangbare F4-F3-protocol.

Wel zagen de onderzoekers interessante patronen:

  • Vrouwen en mensen met minder eerdere mislukte behandelingen reageerden beter op TMS – ongeacht welk protocol.

  • Bij mensen die eerder meerdere behandelingen geprobeerd hadden, leek het F8-F3-protocol iets minder gevoelig voor die behandelgeschiedenis – mogelijk een aanknopingspunt voor toekomstig onderzoek.

Belangrijke lessen voor de toekomst

De studie benadrukt dat beide vormen van TMS in de praktijk effectief kunnen zijn. Tegelijkertijd is er meer onderzoek nodig naar:

  • Wat het beste hersengebied is om te stimuleren bij specifieke klachten.

  • Hoe we behandelingen kunnen personaliseren op basis van eerdere ervaringen, klachtenprofiel of biologische kenmerken.

  • Of andere vormen van hersenstimulatie – met andere instellingen of apparatuur – betere resultaten kunnen opleveren, met name voor de orbitofrontale hersengebieden.

Conclusie

Dit onderzoek laat zien dat twee veelgebruikte TMS-behandelstrategieën bij depressie even effectief zijn. Hoewel stimulatie van het orbitofrontale gebied (F8) geen extra effect gaf, biedt dit onderzoek waardevolle inzichten die kunnen helpen om de behandeling van therapieresistente depressie verder te verbeteren.

Meer weten? Lees de volledige publicatie in het Brain Stimulation Journal.

Categorieën

TIP

Heb je een nieuwstip of zelf nieuws voor de nieuwsrubriek?
info@nedkad.nl