{"id":19452,"date":"2022-09-15T09:40:44","date_gmt":"2022-09-15T07:40:44","guid":{"rendered":"https:\/\/nedkad.nl\/nieuws\/eeg-component-voorspelt-behandeluitkomst-voor-depressie\/"},"modified":"2024-04-18T15:05:26","modified_gmt":"2024-04-18T13:05:26","slug":"eeg-component-voorspelt-behandeluitkomst-voor-depressie","status":"publish","type":"nieuws","link":"https:\/\/nedkad.nl\/nieuws\/eeg-component-voorspelt-behandeluitkomst-voor-depressie\/","title":{"rendered":"EEG-component voorspelt behandeluitkomst voor depressie"},"content":{"rendered":"
\u0093Maak meer gebruik van EEG (elektro-encefalogram) bij de behandeling van depressieve stoornissen\u0094, pleit Hannah Meijs. Zij is arts in opleiding tot psychiater en onderzoeker bij Brainclinics. Samen met collega-onderzoekers nam ze EEG-componenten onder de loep. De conclusie? Er is een EEG-component, ofwel functioneel hersennetwerk, met langzame hersengolven (slow-wave) dat bij mannen voorspelt of een behandeling voor depressie aanslaat.<\/p>\n
\u0093Kunnen we met behulp van de activiteit van hersennetwerken voorspellen welk effect een behandeling heeft bij mensen met een depressieve stoornis? Dat is in het kort waar ons onderzoek om draaide\u0094, trapt Meijs af. \u0093Hiervoor gebruiken we de EEG\u0092s van psychiatrische pati\u00ebnten. Bij EEG-onderzoek wordt door electroden, die geplaatst worden op de hoofdhuid, de elektrische activiteit van de hersenen gemeten, zichtbaar als golven met een bepaalde frequentie. We weten dat verschillende EEG-patronen erfelijk zijn. Onze hypothese was dat specifieke hersennetwerken, geselecteerd aan de hand van genetische informatie, helpen om te voorspellen of iemand goed reageert op antidepressieve behandeling.\u0094<\/p>\n
\u0093Gebruikmakend van specifieke technieken kan worden geschat waar de elektrische signalen in de hersenen vandaan komen. De methode die wij gebruikten heet LORETA. Een letterwoord dat staat voor \u0091low-resolution brain electromagnetic tomography\u0092. Dankzij deze techniek kunnen we hersenactiviteit visualiseren in een 3D-beeld \u0096 ook van dieper gelegen hersengebieden. Hiermee kunnen we ook analyseren welke gebieden samenwerken, welke afhankelijk van elkaar zijn: functionele hersennetwerken. Het hersennetwerk dat onder mannelijke pati\u00ebnten behandelrespons bleek te voorspellen, hebben we \u0091slow-wave\u0092 netwerk genoemd, omdat het voornamelijk bestaat uit langzame golven afkomstig uit verschillende hersengebieden.\u0094<\/p>\n
\u0093Dit slow-wave hersennetwerk hangt samen met de polygene risicoscore (PRS) voor antidepressivarespons, dus het \u0091risico\u0092 of de kans dat iemand goed reageert op behandeling, berekend op basis van genetische varianten. Een PRS kun je voor een heleboel eigenschappen en aandoeningen vaststellen middels DNA-onderzoek, ook voor depressie bijvoorbeeld. Deze associatie zien we echter alleen bij mannen, en de voorspelbare waarde van het hersennetwerk geldt eveneens alleen voor mannelijke pati\u00ebnten. Waarom weten we niet zo goed: blijkbaar zijn er toch biologische verschillen die dit verklaren. Ook lieten eerdere studies al verschil zien tussen de EEG\u0092s van mannen en van vrouwen.\u0094<\/p>\n
In onafhankelijke datasets bestaande uit depressieve pati\u00ebnten toonden de onderzoekers vervolgens aan dat het gevonden hersennetwerk een voorspellende waarde heeft voor de behandeluitkomst. Dat gold voor behandeling met antidepressiva\/medicatie en repetitieve Transcrani\u00eble Magnetische Stimulatie (rTMS) in combinatie met psychotherapie. De nauwkeurigheid van die voorspellende waarde is getoetst in een model en deze bleek significant. \u0093De positief voorspellende waarde in onze datasets is 69% voor medicatie en 77% voor rTMS\u0094, voegt Meijs toe. \u0093Dat is best goed aangezien we weten dat de effectiviteit van beide behandelingen een stuk lager ligt. Omgerekend betekent dit dat medicatie en rTMS bij respectievelijk 26% en 24% meer mannelijke pati\u00ebnten effectief zou zijn.\u0094<\/p>\n
Het hersennetwerk heeft onder mannen dus een voorspelbare waarde voor wat betreft behandeling van een depressie stoornis. \u0093Maar we konden de pati\u00ebnten niet in subgroepen verdelen en per subgroep een behandeling toewijzen, ofwel stratificeren\u0094, plaatst Meijs als kanttekening. \u0093We weten niet wie beter zal reageren op medicatie, rTMS, psychotherapie of gecombineerde behandeling. Voor de toekomst zou het mooi zijn als we dit beter kunnen voorspellen. Zo\u0092n 30% van de depressieve pati\u00ebnten bereikt remissie na een eerste behandeling, dus als we dit percentage al met 25% kunnen verhogen door EEG-onderzoek in te zetten, zou dat een enorm verschil uitmaken.\u0094<\/p>\n
Lastige is alleen dat EEG\u0092s in de meeste ziekenhuizen en ggz-instellingen nu nog niet standaard gemaakt worden bij depressieve pati\u00ebnten. Dit is ook niet opgenomen in de richtlijnen, zo geeft Meijs aan. \u0093EEG-onderzoek zou in de toekomst op grote schaal kunnen helpen om de keuze van (eerste) behandeling te bepalen. Dat maakt de zorg waarschijnlijkheid effectiever en effici\u00ebnter.\u0094<\/p>\n