{"id":19266,"date":"2021-06-03T07:29:52","date_gmt":"2021-06-03T05:29:52","guid":{"rendered":"https:\/\/nedkad.nl\/nieuws\/meer-sessies-psychotherapie-per-week-leidt-tot-betere-resultaten\/"},"modified":"2024-04-18T15:06:04","modified_gmt":"2024-04-18T13:06:04","slug":"meer-sessies-psychotherapie-per-week-leidt-tot-betere-resultaten","status":"publish","type":"nieuws","link":"https:\/\/nedkad.nl\/nieuws\/meer-sessies-psychotherapie-per-week-leidt-tot-betere-resultaten\/","title":{"rendered":"Meer sessies psychotherapie per week leidt tot betere resultaten"},"content":{"rendered":"
Mensen met een depressie krijgen nu \u00e9\u00e9n keer per week psychotherapie. Maar wat gebeurt er als je de sessiefrequentie verdubbelt? Volgens Sanne Bruijniks herstellen pati\u00ebnten dan beter. Zij promoveerde op dit onderwerp aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en in dit interview vertelt ze ons de belangrijkste conclusies.<\/strong>\u00a0<\/strong><\/p>\n \u0091Mijn promotieonderzoek valt uiteen in verschillende deelstudies\u0092, trapt Bruijniks af. \u0091De belangrijkste is de FreqMech-studie, een multicenter-studie die landelijk liep. Hieraan deden verschillende GGZ-instellingen mee zoals GGZ inGeest, Altrecht, GGZ Oss, Pro Persona en Riagg Maastricht. We namen twee vormen van psychotherapie onder de loep: Cognitieve Gedragstherapie (CGT) en Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT). En keken of het verhogen van het aantal sessies per week bij een gelijkblijvend aantal sessies leidde tot betere uitkomsten. Dit bleek zo te zijn: pati\u00ebnten die twee sessies per week kregen, rapporteerden na afloop minder depressieve klachten in vergelijking met pati\u00ebnten die \u00e9\u00e9n sessie per week ontvingen.\u0092<\/p>\n \u0091Daarnaast kwam leercapaciteit terug in meerdere studies. We weten dat pati\u00ebnten verschillen in leervermogen. We vermoeden dat dit invloed kan hebben op hoeverre pati\u00ebnten profiteren van de therapie. Maar hoe zit dat precies? Dat onderzochten we in verschillende studies parallel aan de FreqMech-studie.<\/p>\n In een van deze studies maten we daarvoor het werkgeheugen door de pati\u00ebnten taakjes te laten doen. Ook namen we bloed af, waarin we de brain-derive neurotrophic factor (BDNF) vaststelden. BDNF is een neurotrofine, een belangrijke stof in de hersenen die mogelijk een rol speelt bij leerprocessen. Uit de resultaten bleek dat bij pati\u00ebnten met een hoog werkgeheugen voorafgaand aan de behandeling de hoogte van de BDNF de uitkomst van de psychotherapie kon voorspellen.<\/p>\n \u0091Het werkgeheugen en de BDNF zijn cognitieve processen die bij depressie vaak zijn verstoord. Mensen kunnen zich dan minder concentreren, minder goed leren. En uit ons onderzoek kwam dat een combinatie van deze factoren de effectiviteit van psychotherapie mogelijk be\u00efnvloedt. Bij mensen met een hoger werkgeheugen was een hogere BDNF dus gerelateerd aan betere therapie-uitkomsten. In een andere studie onderzochten we of we bij individuen met stress het geheugen\u00a0konden verbeteren door cognitieve strategie\u00ebn, zodat ze zich meer konden herinneren van de sessie-inhoud. \u00a0We vonden dat toetsend vragen stellen achteraf het geheugen over de sessie-inhoud verbetert in de gestreste individuen die een laag werkgeheugen hadden.\u0092<\/p>\n Een andere manier om uit te vinden hoe je therapie kunt verbeteren is door de werkingsmechanismen in kaart te brengen. Als je weet hoe therapie werkt, zou je deze misschien kunnen optimaliseren door je te richten op de werkzame elementen ‘De werkingsmechanismen onderzochten wij in een pilot’, vertelt Bruijniks. ‘Van een groep gestreste studenten kreeg de helft vaardigheden aangeleerd om met negatieve gedachten om te gaan (ook wel CGT-skills genoemd), de anderen kregen alleen informatie over de werking van negatieve gedachten. De eerste groep gebruikte de therapie-vaardigheden meer, maar het leidde niet tot afname van negatieve gedachten. Het is nu belangrijk om te gaan onderzoeken hoe deze therapie-vaardigheden over tijd ontwikkelen en of ze een effect kunnen hebben op negatieve gedachten en stemming.\u0092<\/p>\n Een ander resultaat dat gebruikt kan worden om in de toekomst therapie\u00ebn te verbeteren, zijn de modellen die de onderzoeker maakte door middel van Machine-learning. \u0091Deze gebruiken allerlei karakteristieken van de pati\u00ebnt om zo voorspellingen te doen over behandeluitkomsten. Bij wie werkt CGT beter en bij wie IPT?\u00a0 En: voor wie is welke sessiefrequentie het beste? Dit ploos ik uit voor Amsterdam, een collega voor Maastricht. De modellen voorspelden goed in de groep waar het model ook ontwikkeld was. Dus het model gemaakt in Maastricht kon bijvoorbeeld goede voorspellingen maken voor de pati\u00ebnten uit Maastricht \u00a0Wanneer we echter het model van Maastricht toepasten op de data in Amsterdam, werden de voorspellingen minder goed. Dat laat zien dat er nog werk aan de winkel is voordat deze modellen succesvol gebruikt kunnen worden in de klinische praktijk.\u0092<\/p>\n Bruijniks volgde achtereenvolgend de bachelor en master psychologie aan de Universiteit van Utrecht en Universiteit van Amsterdam en de master Epidemiologie aan het VUmc. Aan de VU Amsterdam promoveerde ze dit jaar. Daarnaast werkt ze sinds oktober 2019 voor de universiteit van Freiburg als postdoctoraal onderzoeker.\u00a0 \u0091In een experiment zijn we bezig om te onderzoeken welke rol CGT-skills spelen bij het verminderen van negatieve gedachten en depressie. Een van de onderzoeksgroepen krijgt daarbij als extra \u0091mental imagery\u0092 als cognitieve support strategie aangeleerd: inbeelden, visualiseren van die skills. We verwachten dat deze groep uiteindelijk de beste behandelresultaten zullen laten zien. Ik ben benieuwd!\u0092<\/p>\n <\/p>\nWat onderzocht u in uw promotieonderzoek?<\/h2>\n
Leercapaciteit be\u00efnvloedt mogelijk behandelresultaat<\/h2>\n
Werkgeheugen en BDNF<\/h2>\n
Wat is de relatie tussen werkgeheugen, BDNF en depressie?<\/h2>\n
Werking psychotherapie onder de loep<\/h2>\n
Modellen om effectiviteit psychotherapie te voorspellen<\/h2>\n
CV Sanne Bruijniks<\/h2>\n