{"id":19237,"date":"2021-04-09T20:56:47","date_gmt":"2021-04-09T18:56:47","guid":{"rendered":"https:\/\/nedkad.nl\/nieuws\/kwetsbaarheid-bij-ouderen-vergroot-kans-op-depressie\/"},"modified":"2024-04-18T15:05:23","modified_gmt":"2024-04-18T13:05:23","slug":"kwetsbaarheid-bij-ouderen-vergroot-kans-op-depressie","status":"publish","type":"nieuws","link":"https:\/\/nedkad.nl\/nieuws\/kwetsbaarheid-bij-ouderen-vergroot-kans-op-depressie\/","title":{"rendered":"De impact van geriatrische problemen op oudere mensen met psychiatrische aandoeningen"},"content":{"rendered":"
Geriatrische karakteristieken zoals \u0093frailty\u0094 (kwetsbaarheid) hebben een relatie met depressie op oudere leeftijd. Klinisch geriater Carolien Benraad van het Radboudumc deed in haar proefschrift onderzoek naar dit verband. Wij stelden een aantal vragen over haar studies.<\/p>\n
\u0091Mijn onderzoek viel uiteen in meerdere studies,\u0092 legt Benraad uit. \u0091In de eerste deelstudie vergeleek ik mensen die vanuit de huisarts waren verwezen met onverklaarde klachten. Daarbij konden we twee groepen onderscheiden: de wat jongere mensen (gemiddeld 73 jaar) die relatief gezond waren, waarbij we inderdaad echt geen verklaring van de klachten konden vinden en de wat oudere groep (78) die duidelijk kwetsbaarder was en meer ziekten had. Opvallend genoeg kwamen bij beide groepen psychiatrische aandoeningen even veel voor. Van de pati\u00ebnten die met onverklaarde klachten door de huisarts naar onze poli waren verwezen, had ruim de helft een depressie. Voor angststoornissen lag dit een stuk lager: op 33%.\u0092<\/p>\n
De Nijmeegse onderzoeker vergeleek 27 andere studies over psychische problemen onder ouderen. Ze wist namelijk uit de literatuur dat mensen die ouder zijn dan 80 minder goed opknappen na een depressie dan mensen tussen 65 en 80 jaar. \u0091Wij hadden als hypothese dat dit zou kunnen komen door vijf geriatrische problemen: \u0093frailty\u0094 (kwetsbaarheid), cognitieve stoornissen, algemeen functioneren in dagelijks leven, chronische ziektelast en ondervoeding. De studies bleken deze karakteristieken echter niet of nauwelijks mee te wegen. Dat was opvallend, omdat bekend was dat er associaties bestaan tussen deze problemen en depressie op oudere leeftijd.\u0092<\/p>\n
\u0091In het Engels noemen we dit frailty,\u0092 begint Benraad haar uitleg. \u0091Simpel gezegd: mensen die kwetsbaar zijn, hebben een verminderde reservecapaciteit. Als zij bijvoorbeeld een depressie of lichamelijke ziekte krijgen, dan gaan ze snel achteruit in hun functioneren. En hun hersteltempo ligt laag; vaak kunnen ze niet meer terugkeren naar hun eigen niveau van v\u00f3\u00f3r de aandoening. Frailty kun je op twee manieren meten: door te kijken naar fysieke kenmerken zoals traagheid, verminderde spierkracht, extreme vermoeidheid en gewichtsverlies of door een optelsom te maken van allerlei symptomen die op oudere leeftijd veel voorkomen, zoals bloedarmoede, slecht zien of horen en problemen met lopen. Deze optelsom bepaalt de score op de frailty-index, een schaal die wij in ons onderzoek gebruikten.\u0092<\/p>\n
Van de mensen die opgenomen waren op onze acute opname-afdelingen scoorde de helft hoog op de frailty-index, onder de bevolking is dat op 8 op de 100. Hier ging het om mensen met verschillende psychiatrische aandoeningen. Er sprong in het oog dat de depressieve groep het meest ondervoed was, maar dat de diverse diagnosegroepen (depressieve, psychotische, cognitieve en overige stoornissen, zoals angst- of somatoforme stoornissen) even hoog scoorden op frailty en chronische ziektelast. Tot slot volgden we de deelnemers meerdere jaren. De helft van de opgenomen mensen stierf binnen vijf jaar. Vooral\u00a0 frailty was hierin een grote voorspellende factor. Een enorm verlies aan levensjaren! Een bevestiging dat mensen met psychiatrische ziekten een lagere levensverwachting hebben en dat kwetsbaarheid hier een rol in speelt .\u0092<\/p>\n
<\/p>\n
De Nijmeegse geriater concludeerde bovendien dat frailty en chronische ziektelast voorspellend waren voor het niet meer terug kunnen keren naar huis, maar gaan wonen in de RIBW, chronische GGz of verpleeghuis. Achteraf, maar dat was niet de onderzoeksvraag, bleek dat de geriatrische karakteristieken vaak de reden vormden om iemand op te nemen. \u0091Dus niet de ernst van de depressie op zich, maar het feit dat iemand niet meer voor zichzelf zorgde, viel of ondervoed was. Er was ook geen associatie tussen de ernst van de psychiatrische stoornis en de geriatrische problemen. De ernst van de psychiatrische stoornis was op een Likert-schaal van 1-7 gemiddeld een 5, wat betekent dat ze geen continue toezicht of \u00e9\u00e9n op \u00e9\u00e9n begeleiding nodig hadden vanwege hun psychiatrische stoornis.<\/p>\n
\u0091Allereerst hebben we de aanbeveling voor de GGZ om te screenen op een aantal geriatrische problemen. Niet alleen bij opname, maar juist al ambulant. Mensen met onverklaarde klachten hebben vaak dieperliggende problemen, zoals depressie, kwetsbaarheid of chronische ziektelast. Als je er hier vroeg bij bent, kun je het tij waarschijnlijk ten goede keren. Ten tweede zijn wij voorstander van een ge\u00efntegreerde benadering van pati\u00ebnten: kijk met een heel team, met professionals vanuit verschillende disciplines, naar een pati\u00ebnt. Psychiatrie, psychologie en geriatrie zouden bijvoorbeeld veel meer moeten samenwerken; nu zijn het nog te veel gescheiden werelden.<\/p>\n