Skip to main content

Patronen van depressie op latere leeftijd ontrafeld

‘Wat mij fascineerde, was hoe de ene patiënt zeer goed reageerde op medicatie, terwijl voor anderen alleen electroconvulsietherapie (ECT) uitkomst bood.’ Eveline Veltman, ouderenpsychiater en promovenda aan het Leids Universitair Medisch Centrum, richtte haar promotieonderzoek op de verschillende verschijningsvormen van depressie bij ouderen. Wij stelden haar een paar vragen erover.

‘Waarom reageren mensen zo verschillend op behandelingen? Dit wilde ik beter begrijpen, zodat we sneller de juiste therapie voor patiënten kunnen starten. Hiervoor is het essentieel om de verschillende vormen van depressie te doorgronden. Tijdens mijn laatste coschappen op een opnameafdeling voor ouderen in een psychiatrisch ziekenhuis merkte ik dat patiënten binnenkwamen met uiteenlopende symptomen. Toch diagnosticeerden we bij hen allemaal depressie.’ Deze persoonlijke ervaring leidde tot de hoofdvraag van haar proefschrift: is er samenhang tussen de verschillende groepen symptomen?

Hoe was uw onderzoek opgezet?

‘Voor het onderzoek gebruikten we data van de Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO – Comijs et al. 2011),’ antwoordt Veltman. ‘In deze studie werden de deelnemers uitgebreid gevraagd naar de aanwezigheid van verschillende depressieve symptomen en ik heb met data-gedreven technieken gekeken of we die kunnen clusteren tot specifieke profielen. Hierbij geef je een computer de opdracht om verschillende scenario’s door te rekenen. In dit geval een latente-klassenanalyse: of patiënten in te delen zijn in groepen op basis van de ervaren depressieve symptomen.’

 

Hoe gaat de latente-klassenanalyse verder in zijn werk?

‘De computer maakte een bepaald aantal groepen op basis van tien depressieve symptomen. De output: een groepsnummer en een paar cijfers die aangeven hoe goed de groepen passen. In het ideale geval lijken de patiënten binnen één groep heel erg op elkaar en hebben de groepen onderling nauwelijks tot geen overlap. Vervolgens bekijkt de onderzoeker welk aantal groepen de best mogelijke uitkomst is en of dit nog klinisch relevant is.  Je kunt je voorstellen dat 17 groepen van 2 personen en 1 groep van een heleboel personen klinisch niet erg interessant is.’

Eigenschappen van de groep

Nadat duidelijk was wat het optimale aantal groepen was, nam de Leidse onderzoeker de groepseigenschappen onder de loep. ‘Denk dan aan het symptoomprofiel van de groep,’ legt Veltman uit. ‘Maar ook: de gemiddelde leeftijd, geslacht, lichamelijke gezondheid en andere fysieke kenmerken zoals ontstekingswaarden en aanwezigheid van het stresshormoon cortisol. Tot slot bekeken we in hoeverre de groepen over de tijd stabiel waren.

Wat waren de belangrijkste resultaten?

‘We vonden drie groepen die overeenkwamen met eerdere studies bij jongere volwassenen:

  1. De eerste groep hebben we “atypisch” genoemd. Zij hadden naast een sombere stemming last van meer eetlust, gewichtstoename en meer behoefte aan slaap. Deze patiënten waren gemiddeld jonger dan bij de andere profielen, waren vaker vrouwen en hadden op jongere leeftijd hun eerste depressie gehad. Ook hadden ze vaker last van overgewicht, hoge bloeddruk en verhoogde cholesterolwaarden. Soortgelijke resultaten zijn gevonden bij jongere mensen en daar is aangetoond dat er deels een genetische overlap is tussen deze atypische depressie en aanleg voor een stofwisselingssyndroom zoals overgewicht. Dus het lijkt erop dat zowel overgewicht als de depressie voortkomen uit een onderliggende aanleg.
  2. De tweede groep schaarden we onder de noemer “melancholisch”. Zij hadden juist minder eetlust, waren afgevallen en sliepen minder dan normaal. Gemiddeld waren ze het oudste van de drie groepen, vaker man en hadden meestal pas op hogere leeftijd hun eerste depressie. Opvallend is dat zij juist zelden last hadden van hart- en vaatziekten.
  3. De derde groep “matig ernstig” had minder symptomen die ook nog eens minder ernstig waren.

Wat betreft de ontstekingswaarden en stresshormonen vonden we nauwelijks verschillen tussen de groepen. Ons vermoeden is dat dit komt doordat veel ouderdomsziekten ook zorgen voor ontstekingsreacties en verstoringen van de cortisolgehalten.’

Welke klinische implicaties hebben deze bevindingen?

‘We weten dat ouderen vaker een prikkelbare stemming hebben in plaats van een uitgesproken sombere stemming. Hierdoor is een depressie lastiger te herkennen. Heel belangrijk dat hulpverleners zich daarvan bewust zijn. Ook is mijn advies om eens kritisch te kijken naar andere aspecten in het leven van een patiënt. Er ontregelen zoveel processen tegelijk bij ouderen dat het moeilijk is de balans te hervinden. Suikerziekte of spierreuma kunnen bijvoorbeeld invloed hebben op ontstekingswaarden en de hoeveelheid cortisol. Een bijkomende depressie is dan lastiger te behandelen.’

Over het proefschrift

Eveline Veltman is sinds 2018 ouderenpsychiater bij GGZ Rivierduinen en in maart promoveerde ze aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) met haar proefschrift ‘Patterns of late-life depression: On the nature of depressive subtypes and the role of aging.’

 

Categorieën

TIP

Heb je een nieuwstip of zelf nieuws voor de nieuwsrubriek?
info@nedkad.nl