Skip to main content

Dagboekmethode wijst uit: stemmingswisselingen signaal voor ommekeer bij depressieve patiënten

Welke impact hebben wisselingen in stemming op behandeluitkomsten? Deze vraag nam de Groningse promovenda Marieke Helmich met behulp van de dagboekmethode onder de loep. Ze focuste op mensen met een depressie die in behandeling gingen. Wij stelden haar een aantal vragen over haar promotieonderzoek.

Waar richtte uw onderzoek zich precies op?

“Binnen mijn proefschrift zijn er eigenlijk meerdere onderzoeken”, begint Helmich haar verhaal. “Voornaamste thema was: de invloed van wisselingen in stemming bij depressieve personen. Het ene moment kan een persoon bijvoorbeeld moe en somber zijn, een ander moment juist sterk en opgewerkt. Beïnvloeden deze wisselingen het effect van een therapie? Daar heb ik op detailniveau naar gekeken met behulp van de dagboekmethode.”

Meer inzicht in stemming dankzij dagboekmethode

Bij de dagboekmethode krijgen de deelnemers, patiënten, op verschillende momenten per dag een sms’je. Daarin wordt ze gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden over hun stemming. Helmich: “Per moment kan dit heel erg verschillen. Wat je misschien niet zou verwachten, want aan de buitenkant is het beeld dat mensen met een depressie zich áltijd somber voelen. Voor de persoon zelf kan dit ook zo voelen, maar door het herhaald stilstaan bij hun stemming bemerken mensen vaak toch wisselingen gedurende de dag. Je zit niet in een monotone staat. Er zijn gebeurtenissen die je uit het veld doen slaan, maar ook gebeurtenissen die positieve gevoelens naar boven halen. Wat voor informatie zit er in de stemmingswisselingen? Vertellen die iets over de kans dat mensen herstellen?”

Hoe meer wisselingen, hoe ontvankelijker voor therapie?

De Groningse onderzoeker onderzocht of een toename van die stemmingswisselingen een signaal is dat er een omslag aan zit te komen. “We verwachtten dat een patiënt meer extremen ervaart vlak voor een transitie ”, legt ze uit. “Zowel negatieve als positieve ervaringen blijven langer hangen. Een belangrijk signaal, want dit wijst erop dat er mogelijk een moment van opknappen aan zit te komen. Het voelt misschien instabiel en zelfs alsof de therapie averechts werkt, maar je bent dan óók ontvankelijker voor positieve ervaringen. Het laat zien dat er iets verandert, vaak de goede kant op.”

Dagboekmethode op zichzelf werkt ook tegen depressieve klachten

In totaal deden er 41 deelnemers mee aan het Transities in Depressie (TRANS-ID) Herstelonderzoek die voor 4 maanden lang 5 keer per dag vragenlijstjes hebben ingevuld. “Dat zijn dus wel zo’n 600 metingen per persoon”, vat Helmich samen. “Mooie aan de dagboekmethode is dat de patiënten zelf ook de patronen leren herkennen. Een deelnemer merkte bijvoorbeeld op dat diens stemming ’s ochtends vaak het slechtst was, door alle geluidsprikkels van de kinderen. Die deelnemer koos ervoor om voortaan oordopjes te dragen, en dat werkte goed. Die wisselingen herkennen zorgt er dus ook voor dat je er iets aan kunt doen. Hierdoor lijkt de dagboekmethode op zichzelf al effectief te zijn.”

Aansturen op gebruik dagboekmethode

Ze wil daarom ook heel erg aansturen op het gebruik van de dagboekmethode in de klinische praktijk. “Het is goed als behandelaars het onderdeel maken van de toolbox”, aldus Helmich. “In had kader daarvan is het mooi om het PETRA-project te noemen waar mijn collega’s in Groningen nu mee bezig zijn. Dat project is erop gericht om de dagboekmethode van vooraf aan mee te nemen. Dus je vraagt al aan het begin van de behandeling de stemming en context uit. Een heel waardevolle manier om inzicht te krijgen in hoe iemand zich voelt, zowel voor cliënt als voor clinicus.”

Kritisch over gecompliceerde, statistische methoden

Hoe vol lof ze is over de dagboekmethode, zo kritisch is Helmich op de complexe, statistische methoden die ze losliet op de gegevens. “Van tevoren brachten die veel beloften met zich mee. Je zou al maanden van tevoren de toenemende instabiliteit kunnen detecteren bij mensen die antidepressiva afbouwden. Deze voorspelling hebben we toegepast op mensen die opknappen: kun je vooraf voorspellen wanneer dé transitie naar verminderde klachten komt? Om kort te zijn: nee, dat kunnen we niet. Bij de ene patiënt konden we het wel, bij de ander niet.

Om bij de start van behandeling te kunnen zeggen voor wie die voorspelling werkt, spelen er nog teveel factoren een rol. Je moet dan de voorspellers gaan voorspellen; dat is complex en in de praktijk niet haalbaar.” Daarom kijkt Helmich ernaar uit om vervolgonderzoek te doen waarin ze het algehele beloop van psychische klachten simpel maar diepgaand kan beschrijven.  “Heel intensief symptomen en stemming meten tijdens behandeling doen we nog niet zo heel lang. Uit die vele herhaalde metingen valt nog veel te leren over de manier waarop mensen opknappen en hoe dit samenhangt met behandeluitkomsten.”

Proefschrift

Marieke Helmich schreef haar proefschrift ‘What’s in a mood’ voor de Rijksuniversiteit Groningen. Inmiddels heeft ze haar grenzen letterlijk verlegd en werkt ze als postdoctoraal onderzoeker voor de University of Oslo in Noorwegen.

 

Categorieën

TIP

Heb je een nieuwstip of zelf nieuws voor de nieuwsrubriek?
info@nedkad.nl